De Koran

37 ٣٧
Open hele soera
In de naam van Allāh, de Meest Barmhartige, de Meest Genadevolle.
19. Het is dan slechts één bliksemslag, waarna zij om zich heen kijken. 20. En zij zullen zeggen: "Wee ons, dit is de Dag des Oordeels." 21. Dit is de Dag van de beslissing, die jullie plachten te loochenen. 22. (Tot de engelen wordt gezegd:) "Verzamel degenen die onrecht pleegden en hun gelijken en wat zij plachten te aanbidden. 23. Naast Allāh. Leidt hen dan naar de weg naar Djaḥīem (de Hel). 24. En houdt hen vast: voorwaar, zij zullen ondervraagd worden." 25. (Er zal aan hen gevraagd worden:) "Wat is er met jullie, waarom helpen jullie elkaar niet?" 26. Op die Dag zullen zij zich zelfs overgeven.
فَإِنَّمَا هِىَ زَجْرَةٌۭ وَٰحِدَةٌۭ فَإِذَا هُمْ يَنظُرُونَ ﴿١٩﴾ وَقَالُوا۟ يَـٰوَيْلَنَا هَـٰذَا يَوْمُ ٱلدِّينِ ﴿٢٠﴾ هَـٰذَا يَوْمُ ٱلْفَصْلِ ٱلَّذِى كُنتُم بِهِۦ تُكَذِّبُونَ ﴿٢١﴾ ٱحْشُرُوا۟ ٱلَّذِينَ ظَلَمُوا۟ وَأَزْوَٰجَهُمْ وَمَا كَانُوا۟ يَعْبُدُونَ ﴿٢٢﴾ مِن دُونِ ٱللَّهِ فَٱهْدُوهُمْ إِلَىٰ صِرَٰطِ ٱلْجَحِيمِ ﴿٢٣﴾ وَقِفُوهُمْ ۖ إِنَّهُم مَّسْـُٔولُونَ ﴿٢٤﴾ مَا لَكُمْ لَا تَنَاصَرُونَ ﴿٢٥﴾ بَلْ هُمُ ٱلْيَوْمَ مُسْتَسْلِمُونَ ﴿٢٦﴾
27. En zij zullen zich tot elkaar wenden en elkaar ondervragen. 28. Zij (de volgelingen) zullen zeggen: "Voorwaar, jullie zijn van de rechterkant tot ons gekomen." 29. Zij (de leiders) zullen antwoorden: "Jullie was waren zelfs geen gelovigen. 30. En wij hadden geen macht over jullie. Jullie waren zelfs een overtredend volk. 31. Het Woord (van bestraffing) tot ons van Onze Heer zal daarom bewaarheid worden. Voorwaar, wij zullen het zeker proeven. 32. Wij misleidden jullie toen: voorwaar, wij waren misleiders." 33. Voorwaar, zij zullen dan op die Dag in de bestraffing bijelkaar zijn.
وَأَقْبَلَ بَعْضُهُمْ عَلَىٰ بَعْضٍۢ يَتَسَآءَلُونَ ﴿٢٧﴾ قَالُوٓا۟ إِنَّكُمْ كُنتُمْ تَأْتُونَنَا عَنِ ٱلْيَمِينِ ﴿٢٨﴾ قَالُوا۟ بَل لَّمْ تَكُونُوا۟ مُؤْمِنِينَ ﴿٢٩﴾ وَمَا كَانَ لَنَا عَلَيْكُم مِّن سُلْطَـٰنٍۭ ۖ بَلْ كُنتُمْ قَوْمًۭا طَـٰغِينَ ﴿٣٠﴾ فَحَقَّ عَلَيْنَا قَوْلُ رَبِّنَآ ۖ إِنَّا لَذَآئِقُونَ ﴿٣١﴾ فَأَغْوَيْنَـٰكُمْ إِنَّا كُنَّا غَـٰوِينَ ﴿٣٢﴾ فَإِنَّهُمْ يَوْمَئِذٍۢ فِى ٱلْعَذَابِ مُشْتَرِكُونَ ﴿٣٣﴾
34. Voorwaar, zo behandelen Wij de misdadigers. 35. Voorwaar, toen er tot hen gezegd werd: "Er is geen god dan Allāh," toen waren zij hoogmoedig. 36. En zij zeggen: "Zullen wij dan onze goden achterlaten vanwege een bezeten dichter?" 37. Nee! Hij (Mohammed) is met de waarheid gekomen en hij heeft de Gezondenen (de profeten vóór hem) bevestigd. 38. Voorwaar, jullie proeven zeker de pijnlijke bestraffing. 39. En jullie worden slechts vergolden voor wat jullie hebben gedaan.
إِنَّا كَذَٰلِكَ نَفْعَلُ بِٱلْمُجْرِمِينَ ﴿٣٤﴾ إِنَّهُمْ كَانُوٓا۟ إِذَا قِيلَ لَهُمْ لَآ إِلَـٰهَ إِلَّا ٱللَّهُ يَسْتَكْبِرُونَ ﴿٣٥﴾ وَيَقُولُونَ أَئِنَّا لَتَارِكُوٓا۟ ءَالِهَتِنَا لِشَاعِرٍۢ مَّجْنُونٍۭ ﴿٣٦﴾ بَلْ جَآءَ بِٱلْحَقِّ وَصَدَّقَ ٱلْمُرْسَلِينَ ﴿٣٧﴾ إِنَّكُمْ لَذَآئِقُوا۟ ٱلْعَذَابِ ٱلْأَلِيمِ ﴿٣٨﴾ وَمَا تُجْزَوْنَ إِلَّا مَا كُنتُمْ تَعْمَلُونَ ﴿٣٩﴾
40. Behalve de dienaren van Allāh die zuiver in hun aanbidding zijn. 41. Zij zijn degenen voor wie er een bekende voorziening is (het Paradijs). 42. Vruchten. En zij zijn de geëerden. 43. In Tuinen van Gelukzaligheid (het Paradijs). 44. Op rustbanken tegenover elkaar. 45. Onder hen wordt rondgegaan met een beker met Maʿīen (van de bron van het Paradijs). 46. Helder wit, smakelijk voor de drinkers. 47. Deze (drank) kent geen beneveling en zij worden er niet dronken van. 48. En bij hen zijn schonen met ingetogen blikken, met mooie ogen. 49. Als waren zij welbewaarde eieren.
إِلَّا عِبَادَ ٱللَّهِ ٱلْمُخْلَصِينَ ﴿٤٠﴾ أُو۟لَـٰٓئِكَ لَهُمْ رِزْقٌۭ مَّعْلُومٌۭ ﴿٤١﴾ فَوَٰكِهُ ۖ وَهُم مُّكْرَمُونَ ﴿٤٢﴾ فِى جَنَّـٰتِ ٱلنَّعِيمِ ﴿٤٣﴾ عَلَىٰ سُرُرٍۢ مُّتَقَـٰبِلِينَ ﴿٤٤﴾ يُطَافُ عَلَيْهِم بِكَأْسٍۢ مِّن مَّعِينٍۭ ﴿٤٥﴾ بَيْضَآءَ لَذَّةٍۢ لِّلشَّـٰرِبِينَ ﴿٤٦﴾ لَا فِيهَا غَوْلٌۭ وَلَا هُمْ عَنْهَا يُنزَفُونَ ﴿٤٧﴾ وَعِندَهُمْ قَـٰصِرَٰتُ ٱلطَّرْفِ عِينٌۭ ﴿٤٨﴾ كَأَنَّهُنَّ بَيْضٌۭ مَّكْنُونٌۭ ﴿٤٩﴾
50. Zij wenden zich dan tot elkaar en stellen elkaar vragen. 51. Een spreker onder hen zal zeggen: "Voorwaar, ik had een vriend. 52. Hij zei (vroeger tegen mij): "Voorwaar, behoor jij tot hen die (de Opstanding) bevestigen? 53. Als wij dan al dood zijn, en tot aarde en beenderen zijn geworden, zullen wij dan zeker worden beoordeld?" 54. Hij zei (tegen de anderen in het Paradijs): "Hebben jullie (dit) gezien?" 55. Toen keek hij en zag hem in het midden van Djaḥīem (de Hel). 56. Hij zei: "Bij Allāh, jij hebt mij bijna in het ongeluk gestort. 57. En als er niet de genade van mijn Heer geweest was, dan zou ik zeker tot de voorgeleiden (voor de Hel) behoren. 58. Zullen wij dan niet sterven? 59. Naut ons eerste sterven? En zullen wij niet worden bestraft?" 60. Voorwaar, dat is zeker de geweldige overwinning. 61. Voor zoiets, laten de werkenden daarvoor werken.
فَأَقْبَلَ بَعْضُهُمْ عَلَىٰ بَعْضٍۢ يَتَسَآءَلُونَ ﴿٥٠﴾ قَالَ قَآئِلٌۭ مِّنْهُمْ إِنِّى كَانَ لِى قَرِينٌۭ ﴿٥١﴾ يَقُولُ أَءِنَّكَ لَمِنَ ٱلْمُصَدِّقِينَ ﴿٥٢﴾ أَءِذَا مِتْنَا وَكُنَّا تُرَابًۭا وَعِظَـٰمًا أَءِنَّا لَمَدِينُونَ ﴿٥٣﴾ قَالَ هَلْ أَنتُم مُّطَّلِعُونَ ﴿٥٤﴾ فَٱطَّلَعَ فَرَءَاهُ فِى سَوَآءِ ٱلْجَحِيمِ ﴿٥٥﴾ قَالَ تَٱللَّهِ إِن كِدتَّ لَتُرْدِينِ ﴿٥٦﴾ وَلَوْلَا نِعْمَةُ رَبِّى لَكُنتُ مِنَ ٱلْمُحْضَرِينَ ﴿٥٧﴾ أَفَمَا نَحْنُ بِمَيِّتِينَ ﴿٥٨﴾ إِلَّا مَوْتَتَنَا ٱلْأُولَىٰ وَمَا نَحْنُ بِمُعَذَّبِينَ ﴿٥٩﴾ إِنَّ هَـٰذَا لَهُوَ ٱلْفَوْزُ ٱلْعَظِيمُ ﴿٦٠﴾ لِمِثْلِ هَـٰذَا فَلْيَعْمَلِ ٱلْعَـٰمِلُونَ ﴿٦١﴾
62. Is die ontvangst beter, of de Zaqqōem-boom (in de Hel)? 63. Voorwaar, Wij hebben hem tot een beproeving voor de onrechtvaardigen gemaakt. 64. Voorwaar, het is een boom die voortkomt uit de bodem van Djaḥīem (de Hel). 65. De kolven ervan zijn als satanskoppen. 66. Voorwaar, dan zullen zij er van eten zodat zij er de buiken mee vullen. 67. Daarna is er voor hen een drank, gemengd met kokend water. 68. Tenslotte is hun terugkeer zeker naar Djaḥīem.
أَذَٰلِكَ خَيْرٌۭ نُّزُلًا أَمْ شَجَرَةُ ٱلزَّقُّومِ ﴿٦٢﴾ إِنَّا جَعَلْنَـٰهَا فِتْنَةًۭ لِّلظَّـٰلِمِينَ ﴿٦٣﴾ إِنَّهَا شَجَرَةٌۭ تَخْرُجُ فِىٓ أَصْلِ ٱلْجَحِيمِ ﴿٦٤﴾ طَلْعُهَا كَأَنَّهُۥ رُءُوسُ ٱلشَّيَـٰطِينِ ﴿٦٥﴾ فَإِنَّهُمْ لَـَٔاكِلُونَ مِنْهَا فَمَالِـُٔونَ مِنْهَا ٱلْبُطُونَ ﴿٦٦﴾ ثُمَّ إِنَّ لَهُمْ عَلَيْهَا لَشَوْبًۭا مِّنْ حَمِيمٍۢ ﴿٦٧﴾ ثُمَّ إِنَّ مَرْجِعَهُمْ لَإِلَى ٱلْجَحِيمِ ﴿٦٨﴾
Open hele soera
NOTEER:

De Nederlandse vertaling van de Koran wordt slechts gezien als een beste poging om de correcte interpretatie van de betekenis over te brengen. Voor een oppervlakkig beeld is dit voldoende, maar voor een dieper begrip dient men de Koran zelf te raadplegen (d.w.z. het Arabisch).

LET OP: Vertaling bevat nog een aantal fouten! S.v.p. controleren en fouten mailen naar: info (apenstaartje) bijbelhoek.nl.

Abonneer op onze nieuwsbrief!