De Koran

40 ٤٠

In wezen benadrukt deze Mekkaanse soera de belangrijkste concepten die zowel in de vorige als de volgende soeras worden benadrukt—namelijk dat Allāh oneindig is in barmhartigheid en streng in straf, en dat de mensheid dankbaar of ondankbaar is jegens hun Heer, samen met de beloning die volgt. Dit alles wordt belichaamd in het verhaal van Mozes (verzen 23-54)—waarbij Farao de ondankbare ongelovige is en een ongeïdentificeerde man uit het volk van Farao de dankbare gelovige is. De Profeet (ﷺ) wordt herhaaldelijk geadviseerd geduldig te zijn en in gedachten te houden dat Allāh zijn profeten nooit in de steek laat (verzen 51 en 77).

In de naam van Allāh, de Meest Barmhartige, de Meest Genadevolle.
1. Ḥā Mĩem. 2. De neerzending van het Boek is van Allāh, de Almachtige, de Alwetende. 3. De Vergever van de zonden en de Aanvaarder van het berouw, de Harde in de bestraffing, de Bezitter van grote macht. Geen god is er dan Hij, tot Hem is de terugkeer.
حمٓ ﴿١﴾ تَنزِيلُ ٱلْكِتَـٰبِ مِنَ ٱللَّهِ ٱلْعَزِيزِ ٱلْعَلِيمِ ﴿٢﴾ غَافِرِ ٱلذَّنۢبِ وَقَابِلِ ٱلتَّوْبِ شَدِيدِ ٱلْعِقَابِ ذِى ٱلطَّوْلِ ۖ لَآ إِلَـٰهَ إِلَّا هُوَ ۖ إِلَيْهِ ٱلْمَصِيرُ ﴿٣﴾
4. Niemand redetwist over de Verzen van Allāh behalve degenen die ongelovig zijn. Laat daarom hun rondtrekken in het land jou niet bedriegen. 5. Vóór hen loochende het volk van Noach (de boodschappers) en de bondgenoten (van ongelovigen) na hen. En elk volk wenste hun boodschappers te grijpen. En zij redetwistten met valsheid om er de waarheid mee te vernietigen, waarop Ik hen greep. En hoe (hard) was Mijn bestraffing! 6. En zo werd het Woord van jouw Heer bewaarheid voor degenen die ongelovig waren. Voorwaar, zij zijn de bewoners van de Hel.
مَا يُجَـٰدِلُ فِىٓ ءَايَـٰتِ ٱللَّهِ إِلَّا ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ فَلَا يَغْرُرْكَ تَقَلُّبُهُمْ فِى ٱلْبِلَـٰدِ ﴿٤﴾ كَذَّبَتْ قَبْلَهُمْ قَوْمُ نُوحٍۢ وَٱلْأَحْزَابُ مِنۢ بَعْدِهِمْ ۖ وَهَمَّتْ كُلُّ أُمَّةٍۭ بِرَسُولِهِمْ لِيَأْخُذُوهُ ۖ وَجَـٰدَلُوا۟ بِٱلْبَـٰطِلِ لِيُدْحِضُوا۟ بِهِ ٱلْحَقَّ فَأَخَذْتُهُمْ ۖ فَكَيْفَ كَانَ عِقَابِ ﴿٥﴾ وَكَذَٰلِكَ حَقَّتْ كَلِمَتُ رَبِّكَ عَلَى ٱلَّذِينَ كَفَرُوٓا۟ أَنَّهُمْ أَصْحَـٰبُ ٱلنَّارِ ﴿٦﴾
7. Degenen die de Troon dragen (de engelen) en wie zich er omheen bevinden, prijzen de Glorie van hun Heer met Zijn lofprijzing en geloven in Hem en vragen om vergeving voor degenen die geloven. (En zeggen:) "Onze Heer, Uw barmhartigheid en Kennis omvatten alle zaken, vergeef daarom degenen die berouw tonen en die Uw weg volgen en bescherm hen tegen de bestraffing van de Hel. 8. Onze Heer, doe hen en wie rechtschapen waren van hun vaderen en hun echtgenotes en hun nakomelingen de Tuinen van ʿAdn (het Paradijs) binnentreden, die U hen beloofd hebt: voorwaar, U bent de Almachtige, de Alwijze. 9. En bescherm hen voor de slechte daden. En wie op die Dag de slechte daden vreest: hem heeft U dan waarlijk begenadigd. En dat is de geweldige overwinning."
ٱلَّذِينَ يَحْمِلُونَ ٱلْعَرْشَ وَمَنْ حَوْلَهُۥ يُسَبِّحُونَ بِحَمْدِ رَبِّهِمْ وَيُؤْمِنُونَ بِهِۦ وَيَسْتَغْفِرُونَ لِلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ رَبَّنَا وَسِعْتَ كُلَّ شَىْءٍۢ رَّحْمَةًۭ وَعِلْمًۭا فَٱغْفِرْ لِلَّذِينَ تَابُوا۟ وَٱتَّبَعُوا۟ سَبِيلَكَ وَقِهِمْ عَذَابَ ٱلْجَحِيمِ ﴿٧﴾ رَبَّنَا وَأَدْخِلْهُمْ جَنَّـٰتِ عَدْنٍ ٱلَّتِى وَعَدتَّهُمْ وَمَن صَلَحَ مِنْ ءَابَآئِهِمْ وَأَزْوَٰجِهِمْ وَذُرِّيَّـٰتِهِمْ ۚ إِنَّكَ أَنتَ ٱلْعَزِيزُ ٱلْحَكِيمُ ﴿٨﴾ وَقِهِمُ ٱلسَّيِّـَٔاتِ ۚ وَمَن تَقِ ٱلسَّيِّـَٔاتِ يَوْمَئِذٍۢ فَقَدْ رَحِمْتَهُۥ ۚ وَذَٰلِكَ هُوَ ٱلْفَوْزُ ٱلْعَظِيمُ ﴿٩﴾
10. Voorwaar, tot degenen die ongelovig waren zal (op die Dag) geroepen worden: "De woede van Allāh is zeker groter dan jullie woede op jullie zelf toen jullie tot het geloof werden geroepen, werden jullie ongelovig. 11. Zij zullen zeggen: "Onze Heer, U heeft ons tweemaal doen sterven en ons tweemaal doen leven. Nu erkennen wij onze zonden: is er dan nog een terugkeer van de weg (de bestraffing)?" 12. Dat is omdat jullie ongelovig waren toen Allāh als Enige God werd aangeroepen. Maar toen Hem deelgenoten toegekend werden, geloofden jullie (daarin). Het oordeel behoort aan Allāh, de Verhevene, de Grootste.
إِنَّ ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ يُنَادَوْنَ لَمَقْتُ ٱللَّهِ أَكْبَرُ مِن مَّقْتِكُمْ أَنفُسَكُمْ إِذْ تُدْعَوْنَ إِلَى ٱلْإِيمَـٰنِ فَتَكْفُرُونَ ﴿١٠﴾ قَالُوا۟ رَبَّنَآ أَمَتَّنَا ٱثْنَتَيْنِ وَأَحْيَيْتَنَا ٱثْنَتَيْنِ فَٱعْتَرَفْنَا بِذُنُوبِنَا فَهَلْ إِلَىٰ خُرُوجٍۢ مِّن سَبِيلٍۢ ﴿١١﴾ ذَٰلِكُم بِأَنَّهُۥٓ إِذَا دُعِىَ ٱللَّهُ وَحْدَهُۥ كَفَرْتُمْ ۖ وَإِن يُشْرَكْ بِهِۦ تُؤْمِنُوا۟ ۚ فَٱلْحُكْمُ لِلَّهِ ٱلْعَلِىِّ ٱلْكَبِيرِ ﴿١٢﴾
13. Hij is Degene die jullie Zijn Tekenen toont en die voor jullie uit de hemel voorzieningen neerzendt. Niemand laat zich vermanen, behalve wie berouw toont. 14. Roep daarom Allāh aan, Hem zuiver aanbiddend, ook al hebben de ongelovigen er een afkeer van. 15. Hij is Degene die Verheven is boven alle rangen, de Bezitter van de Troon. Hij zendt de Openbaring op Zijn bevel aan wie Hij wil van Zijn dienaren, opdat Hij waarschuwt voor de Dag van de Ontmoeting. 16. Op de Dag waarop zij tevoorschijn komen, zal niets van hen voor Allāh verborgen zijn. Aan wie behoort op deze Dag de Heerschappij? Aan Allāh de Ene, de Overweldiger. 17. Op die Dag zal iedere ziel vergolden worden voor wat zij heeft verricht. Op die Dag is er geen onrecht. Voorwaar, Allāh is snel in de afrekening.
هُوَ ٱلَّذِى يُرِيكُمْ ءَايَـٰتِهِۦ وَيُنَزِّلُ لَكُم مِّنَ ٱلسَّمَآءِ رِزْقًۭا ۚ وَمَا يَتَذَكَّرُ إِلَّا مَن يُنِيبُ ﴿١٣﴾ فَٱدْعُوا۟ ٱللَّهَ مُخْلِصِينَ لَهُ ٱلدِّينَ وَلَوْ كَرِهَ ٱلْكَـٰفِرُونَ ﴿١٤﴾ رَفِيعُ ٱلدَّرَجَـٰتِ ذُو ٱلْعَرْشِ يُلْقِى ٱلرُّوحَ مِنْ أَمْرِهِۦ عَلَىٰ مَن يَشَآءُ مِنْ عِبَادِهِۦ لِيُنذِرَ يَوْمَ ٱلتَّلَاقِ ﴿١٥﴾ يَوْمَ هُم بَـٰرِزُونَ ۖ لَا يَخْفَىٰ عَلَى ٱللَّهِ مِنْهُمْ شَىْءٌۭ ۚ لِّمَنِ ٱلْمُلْكُ ٱلْيَوْمَ ۖ لِلَّهِ ٱلْوَٰحِدِ ٱلْقَهَّارِ ﴿١٦﴾ ٱلْيَوْمَ تُجْزَىٰ كُلُّ نَفْسٍۭ بِمَا كَسَبَتْ ۚ لَا ظُلْمَ ٱلْيَوْمَ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ سَرِيعُ ٱلْحِسَابِ ﴿١٧﴾
18. Waarschuw hen (o Mohammed) voor de Dag der Opstanding waarop de harten treurig in de kelen blijven steken. Voor de onrechtvaardigen is er geen boezemvriend en geen voorspreker die wordt gehoord. 19. Hij (Allāh) kent het verraad van de ogen en wat de harten verbergen. 20. En Allāh oordeelt volgens de waarheid, en degenen die zij naast Hem (deelgenoten) aanroepen oordelen nergens over: voorwaar, Allāh is Alhorend, Alziend.
وَأَنذِرْهُمْ يَوْمَ ٱلْـَٔازِفَةِ إِذِ ٱلْقُلُوبُ لَدَى ٱلْحَنَاجِرِ كَـٰظِمِينَ ۚ مَا لِلظَّـٰلِمِينَ مِنْ حَمِيمٍۢ وَلَا شَفِيعٍۢ يُطَاعُ ﴿١٨﴾ يَعْلَمُ خَآئِنَةَ ٱلْأَعْيُنِ وَمَا تُخْفِى ٱلصُّدُورُ ﴿١٩﴾ وَٱللَّهُ يَقْضِى بِٱلْحَقِّ ۖ وَٱلَّذِينَ يَدْعُونَ مِن دُونِهِۦ لَا يَقْضُونَ بِشَىْءٍ ۗ إِنَّ ٱللَّهَ هُوَ ٱلسَّمِيعُ ٱلْبَصِيرُ ﴿٢٠﴾
21. Reizen zij niet op de aarde zodat zij zien hoe het einde was van degenen vóór hen? Zij overtroffen hen in macht en in gebouwen op de aarde. Maar Allāh greep hen wegens hun zonden en er was voor hen geen beschermer tegen Allāh. 22. Dat was omdat hun boodschappers tot hen waren gekomen met de duidelijke bewijzen, maar zij waren ongelovigen, waarop Allāh hen greep. Voorwaar, Hij is Sterk, hard in de bestraffing.
أَوَلَمْ يَسِيرُوا۟ فِى ٱلْأَرْضِ فَيَنظُرُوا۟ كَيْفَ كَانَ عَـٰقِبَةُ ٱلَّذِينَ كَانُوا۟ مِن قَبْلِهِمْ ۚ كَانُوا۟ هُمْ أَشَدَّ مِنْهُمْ قُوَّةًۭ وَءَاثَارًۭا فِى ٱلْأَرْضِ فَأَخَذَهُمُ ٱللَّهُ بِذُنُوبِهِمْ وَمَا كَانَ لَهُم مِّنَ ٱللَّهِ مِن وَاقٍۢ ﴿٢١﴾ ذَٰلِكَ بِأَنَّهُمْ كَانَت تَّأْتِيهِمْ رُسُلُهُم بِٱلْبَيِّنَـٰتِ فَكَفَرُوا۟ فَأَخَذَهُمُ ٱللَّهُ ۚ إِنَّهُۥ قَوِىٌّۭ شَدِيدُ ٱلْعِقَابِ ﴿٢٢﴾
23. En voorzeker, Wij hebben Mozes met Onze Tekenen en met een duidelijk bewijs gezonden. 24. Naar Farao en Hāmān en Qārōen en zij zeiden: "(Hij is) een tovenaar, een leugenaar." 25. Toen hij dan lot hen kwam met de waarheid van Onze Zijde, zeiden zij: "Dood de zonen van degenen die geloven met hem, maar laat hun dochters leven." Maar, de list van de ongelovigen kan niet anders dan mislukken. 26. En Farao zei: "Laat mij Mozes doden en laat hem zijn Heer aanroepen: voorwaar, ik vrees dat hij jullie godsdienst zal veranderen of dat hij verderf op de aarde zal zaaien." 27. En Mozes zei: Voorwaar, ik zoek mijn toevlucht bij mijn Heer en bij jullie Heer tegen iedere hoogmoedige die niet gelooft in de Dag des Oordeels."
وَلَقَدْ أَرْسَلْنَا مُوسَىٰ بِـَٔايَـٰتِنَا وَسُلْطَـٰنٍۢ مُّبِينٍ ﴿٢٣﴾ إِلَىٰ فِرْعَوْنَ وَهَـٰمَـٰنَ وَقَـٰرُونَ فَقَالُوا۟ سَـٰحِرٌۭ كَذَّابٌۭ ﴿٢٤﴾ فَلَمَّا جَآءَهُم بِٱلْحَقِّ مِنْ عِندِنَا قَالُوا۟ ٱقْتُلُوٓا۟ أَبْنَآءَ ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ مَعَهُۥ وَٱسْتَحْيُوا۟ نِسَآءَهُمْ ۚ وَمَا كَيْدُ ٱلْكَـٰفِرِينَ إِلَّا فِى ضَلَـٰلٍۢ ﴿٢٥﴾ وَقَالَ فِرْعَوْنُ ذَرُونِىٓ أَقْتُلْ مُوسَىٰ وَلْيَدْعُ رَبَّهُۥٓ ۖ إِنِّىٓ أَخَافُ أَن يُبَدِّلَ دِينَكُمْ أَوْ أَن يُظْهِرَ فِى ٱلْأَرْضِ ٱلْفَسَادَ ﴿٢٦﴾ وَقَالَ مُوسَىٰٓ إِنِّى عُذْتُ بِرَبِّى وَرَبِّكُم مِّن كُلِّ مُتَكَبِّرٍۢ لَّا يُؤْمِنُ بِيَوْمِ ٱلْحِسَابِ ﴿٢٧﴾
28. En een gelovige man van het volk van Farao, die zijn geloof had verborgen, zei: "Zullen jullie een man doden omdat hij zegt: 'Mijn Heer is Allāh,' terwijl hij met de duidelijke bewijzen van jullie Heer tot jullie is gekomen? Als hij een leugenaar is, dan rust zijn leugen op hem; maar als hij waarachtig is, dan zal een deel (van de rampen) die hij jullie aanzegt, jullie treffen." Voorwaar, Allāh leidt niet wie een buitensporige, een leugenaar is. 29. (Mozes zei:) "O mijn volk, voor jullie is vandaag het koninkrijk, (jullie zijn er) als heersers in het land, maar wie zal ons helpen tegen de bestraffing van Allāh wanneer die tot ons komt?" Farao zei: "Ik vertel jullie niets dan wat ik zie, en ik leid jullie slechts naar het rechte pad."
وَقَالَ رَجُلٌۭ مُّؤْمِنٌۭ مِّنْ ءَالِ فِرْعَوْنَ يَكْتُمُ إِيمَـٰنَهُۥٓ أَتَقْتُلُونَ رَجُلًا أَن يَقُولَ رَبِّىَ ٱللَّهُ وَقَدْ جَآءَكُم بِٱلْبَيِّنَـٰتِ مِن رَّبِّكُمْ ۖ وَإِن يَكُ كَـٰذِبًۭا فَعَلَيْهِ كَذِبُهُۥ ۖ وَإِن يَكُ صَادِقًۭا يُصِبْكُم بَعْضُ ٱلَّذِى يَعِدُكُمْ ۖ إِنَّ ٱللَّهَ لَا يَهْدِى مَنْ هُوَ مُسْرِفٌۭ كَذَّابٌۭ ﴿٢٨﴾ يَـٰقَوْمِ لَكُمُ ٱلْمُلْكُ ٱلْيَوْمَ ظَـٰهِرِينَ فِى ٱلْأَرْضِ فَمَن يَنصُرُنَا مِنۢ بَأْسِ ٱللَّهِ إِن جَآءَنَا ۚ قَالَ فِرْعَوْنُ مَآ أُرِيكُمْ إِلَّا مَآ أَرَىٰ وَمَآ أَهْدِيكُمْ إِلَّا سَبِيلَ ٱلرَّشَادِ ﴿٢٩﴾
30. En degene die gelovig was, zei: "O mijn volk, voorwaar, ik vrees voor jullie het gelijke van op de dag van de bondgenoten (een bestraffing). 31. Gelijk het lot van (het volk van) Noach, en de ʿĀd en de Thamōed en degenen na hen." En Allāh wenst geen onrecht voor de dienaren. 32. (Mozes zei:) "O, mijn volk, voorwaar, ik vrees voor jullie de Dag van het wederzijds geroep (om hulp). 33. Op die Dag vluchten jullie, de rug toekerend, er is voor jullie geen redder. En wie door Allāh tot dwaling gebracht wordt: voor hem is er geen gids." 34. En voorzeker, Jozef is ervoor met de duidelijke bewijzen tot jullie gekomen, maar jullie bleven twijfelen over dat waarmee hij tot jullie kwam. Zelfs toen hij gestorven was, zeiden jullie: "Allāh zal na hem nooit meer een boodschapper sturen." Zo doet Allāh degene dwalen die een buitensporige, een twijfelaar is. 35. (Zij zijn) degenen die over de Verzen van Allāh redetwisten zonder dat een bewijs tot hen is gekomen. Groot is de woede bij Allāh en bij degenen die geloven. Zo verzegelt Allāh het hart van iedere hoogmoedige (en iedere) onderdrukker.
وَقَالَ ٱلَّذِىٓ ءَامَنَ يَـٰقَوْمِ إِنِّىٓ أَخَافُ عَلَيْكُم مِّثْلَ يَوْمِ ٱلْأَحْزَابِ ﴿٣٠﴾ مِثْلَ دَأْبِ قَوْمِ نُوحٍۢ وَعَادٍۢ وَثَمُودَ وَٱلَّذِينَ مِنۢ بَعْدِهِمْ ۚ وَمَا ٱللَّهُ يُرِيدُ ظُلْمًۭا لِّلْعِبَادِ ﴿٣١﴾ وَيَـٰقَوْمِ إِنِّىٓ أَخَافُ عَلَيْكُمْ يَوْمَ ٱلتَّنَادِ ﴿٣٢﴾ يَوْمَ تُوَلُّونَ مُدْبِرِينَ مَا لَكُم مِّنَ ٱللَّهِ مِنْ عَاصِمٍۢ ۗ وَمَن يُضْلِلِ ٱللَّهُ فَمَا لَهُۥ مِنْ هَادٍۢ ﴿٣٣﴾ وَلَقَدْ جَآءَكُمْ يُوسُفُ مِن قَبْلُ بِٱلْبَيِّنَـٰتِ فَمَا زِلْتُمْ فِى شَكٍّۢ مِّمَّا جَآءَكُم بِهِۦ ۖ حَتَّىٰٓ إِذَا هَلَكَ قُلْتُمْ لَن يَبْعَثَ ٱللَّهُ مِنۢ بَعْدِهِۦ رَسُولًۭا ۚ كَذَٰلِكَ يُضِلُّ ٱللَّهُ مَنْ هُوَ مُسْرِفٌۭ مُّرْتَابٌ ﴿٣٤﴾ ٱلَّذِينَ يُجَـٰدِلُونَ فِىٓ ءَايَـٰتِ ٱللَّهِ بِغَيْرِ سُلْطَـٰنٍ أَتَىٰهُمْ ۖ كَبُرَ مَقْتًا عِندَ ٱللَّهِ وَعِندَ ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ ۚ كَذَٰلِكَ يَطْبَعُ ٱللَّهُ عَلَىٰ كُلِّ قَلْبِ مُتَكَبِّرٍۢ جَبَّارٍۢ ﴿٣٥﴾
36. En Farao zei: "O Hāmān, maak voor mij een hoog paleis, hopelijk bereik ik de poorten. 37. De poorten van de hemelen, zodat ik de God van Mozes kan zien. En voorwaar, ik veronderstel dat hij zeker een leugenaar is." En zo werden zijn slechte daden en het afhouden van de weg voor Farao schoonschijnend gemaakt. Maar de list van Farao kan niet anders dan mislukken.
وَقَالَ فِرْعَوْنُ يَـٰهَـٰمَـٰنُ ٱبْنِ لِى صَرْحًۭا لَّعَلِّىٓ أَبْلُغُ ٱلْأَسْبَـٰبَ ﴿٣٦﴾ أَسْبَـٰبَ ٱلسَّمَـٰوَٰتِ فَأَطَّلِعَ إِلَىٰٓ إِلَـٰهِ مُوسَىٰ وَإِنِّى لَأَظُنُّهُۥ كَـٰذِبًۭا ۚ وَكَذَٰلِكَ زُيِّنَ لِفِرْعَوْنَ سُوٓءُ عَمَلِهِۦ وَصُدَّ عَنِ ٱلسَّبِيلِ ۚ وَمَا كَيْدُ فِرْعَوْنَ إِلَّا فِى تَبَابٍۢ ﴿٣٧﴾
38. En degene die gelovig was, zei: "O mijn volk, volg mij, ik zal jullie leiden op de rechte weg. 39. O mijn volk, dit wereldse leven is slechts een vergankelijke genieting. En voorwaar, het Hiernamaals is de eeuwige verblijfplaats." 40. Wie een slechte daad heeft verricht wordt niet anders dan met haar gelijke vergolden. En wie een goede daad heeft verricht, man of vrouw; terwijl hij (of zij) een gelovige is: zij zijn het die Paradijs zullen binnengaan, zij zullen daarin voorzien worden, zonder berekening. 41. En: "O mijn volk, het bevreemdt mij dat ik jullie tot de redding oproep, terwijl jullie mij tot de Hel oproepen. 42. Jullie roepen mij op om aan Allāh ongelovig te zijn en om Hem deelgenoten toe te kennen waarover ik geen kennis heb, terwijl ik jullie oproep om in de Almachtige, de Vergevingsgezinde te geloven. 43. Het is zeker dat jullie mij oproepen tot dat wat geen aanroep (kan verhoren) in het wereldse leven en niet in het Hiernamaals; en dat onze terugkeer tot Allāh is en dat de buitensporigen de bewoners van de Hel zijn. 44. Jullie zullen je herinneren wat ik tot jullie zeg, en ik laat mijn zaak over aan Allāh: voorwaar, Allāh is Alziende over de dienaren."
وَقَالَ ٱلَّذِىٓ ءَامَنَ يَـٰقَوْمِ ٱتَّبِعُونِ أَهْدِكُمْ سَبِيلَ ٱلرَّشَادِ ﴿٣٨﴾ يَـٰقَوْمِ إِنَّمَا هَـٰذِهِ ٱلْحَيَوٰةُ ٱلدُّنْيَا مَتَـٰعٌۭ وَإِنَّ ٱلْـَٔاخِرَةَ هِىَ دَارُ ٱلْقَرَارِ ﴿٣٩﴾ مَنْ عَمِلَ سَيِّئَةًۭ فَلَا يُجْزَىٰٓ إِلَّا مِثْلَهَا ۖ وَمَنْ عَمِلَ صَـٰلِحًۭا مِّن ذَكَرٍ أَوْ أُنثَىٰ وَهُوَ مُؤْمِنٌۭ فَأُو۟لَـٰٓئِكَ يَدْخُلُونَ ٱلْجَنَّةَ يُرْزَقُونَ فِيهَا بِغَيْرِ حِسَابٍۢ ﴿٤٠﴾ وَيَـٰقَوْمِ مَا لِىٓ أَدْعُوكُمْ إِلَى ٱلنَّجَوٰةِ وَتَدْعُونَنِىٓ إِلَى ٱلنَّارِ ﴿٤١﴾ تَدْعُونَنِى لِأَكْفُرَ بِٱللَّهِ وَأُشْرِكَ بِهِۦ مَا لَيْسَ لِى بِهِۦ عِلْمٌۭ وَأَنَا۠ أَدْعُوكُمْ إِلَى ٱلْعَزِيزِ ٱلْغَفَّـٰرِ ﴿٤٢﴾ لَا جَرَمَ أَنَّمَا تَدْعُونَنِىٓ إِلَيْهِ لَيْسَ لَهُۥ دَعْوَةٌۭ فِى ٱلدُّنْيَا وَلَا فِى ٱلْـَٔاخِرَةِ وَأَنَّ مَرَدَّنَآ إِلَى ٱللَّهِ وَأَنَّ ٱلْمُسْرِفِينَ هُمْ أَصْحَـٰبُ ٱلنَّارِ ﴿٤٣﴾ فَسَتَذْكُرُونَ مَآ أَقُولُ لَكُمْ ۚ وَأُفَوِّضُ أَمْرِىٓ إِلَى ٱللَّهِ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ بَصِيرٌۢ بِٱلْعِبَادِ ﴿٤٤﴾
45. Allāh beschermde hen toen voor het slechte wat zij hadden beraamd, terwijl de ergste bestraffing Farao en zijn volgelingen omsingelde. 46. Ze zullen 's ochtends en 's avonds voor de Hel geplaatst worden. En de Dag waarop het Uur valt (zegt Allāh tegen de engelen:) "Laat Farao en zijn volgelingen de hardste bestraffing binnengaan!"
فَوَقَىٰهُ ٱللَّهُ سَيِّـَٔاتِ مَا مَكَرُوا۟ ۖ وَحَاقَ بِـَٔالِ فِرْعَوْنَ سُوٓءُ ٱلْعَذَابِ ﴿٤٥﴾ ٱلنَّارُ يُعْرَضُونَ عَلَيْهَا غُدُوًّۭا وَعَشِيًّۭا ۖ وَيَوْمَ تَقُومُ ٱلسَّاعَةُ أَدْخِلُوٓا۟ ءَالَ فِرْعَوْنَ أَشَدَّ ٱلْعَذَابِ ﴿٤٦﴾
47. En wanneer zij met elkaar redetwisten in de Hel, dan zeggen de zwakken tot degenen die hoogmoedig waren: Voorwaar, wij waren volgelingen van jullie. Zullen jullie daarom ons tegen de bestraffing van de Hel verdedigen?" 48. Degenen die hoogmoedig waren zullen zeggen: "Voorwaar, wij bevinden ons er allen in. Voorwaar, Allāh heeft geoordeeld tussen de dienaren."
وَإِذْ يَتَحَآجُّونَ فِى ٱلنَّارِ فَيَقُولُ ٱلضُّعَفَـٰٓؤُا۟ لِلَّذِينَ ٱسْتَكْبَرُوٓا۟ إِنَّا كُنَّا لَكُمْ تَبَعًۭا فَهَلْ أَنتُم مُّغْنُونَ عَنَّا نَصِيبًۭا مِّنَ ٱلنَّارِ ﴿٤٧﴾ قَالَ ٱلَّذِينَ ٱسْتَكْبَرُوٓا۟ إِنَّا كُلٌّۭ فِيهَآ إِنَّ ٱللَّهَ قَدْ حَكَمَ بَيْنَ ٱلْعِبَادِ ﴿٤٨﴾
49. En degenen die in de Hel zijn, zullen tot de wakers (engelen) van de Hel zeggen: "Roep jullie Heer aan, opdat Hij voor ons de bestraffing één dag verlicht." 50. Zij (de engelen) zullen zeggen: "Waren jullie Boodschappen niet tot jullie gekomen met de duidelijke bewijzen?" Zij zullen zeggen: "Welzeker." Zij (de engelen) zullen zegen: "Roep dan aan." Maar de aanroep van de ongelovigen kan niet anders dan mislukken!
وَقَالَ ٱلَّذِينَ فِى ٱلنَّارِ لِخَزَنَةِ جَهَنَّمَ ٱدْعُوا۟ رَبَّكُمْ يُخَفِّفْ عَنَّا يَوْمًۭا مِّنَ ٱلْعَذَابِ ﴿٤٩﴾ قَالُوٓا۟ أَوَلَمْ تَكُ تَأْتِيكُمْ رُسُلُكُم بِٱلْبَيِّنَـٰتِ ۖ قَالُوا۟ بَلَىٰ ۚ قَالُوا۟ فَٱدْعُوا۟ ۗ وَمَا دُعَـٰٓؤُا۟ ٱلْكَـٰفِرِينَ إِلَّا فِى ضَلَـٰلٍ ﴿٥٠﴾
51. Voorwaar, Wij zullen Onze Boodschappenrs en degenen die geloven zeker helpen, in het wereldse leven en op de Dag dat de getuigen zullen opstaan. 52. Op die Dag baat de verontschuldiging van de onrechtplegers hun niet. En voor hen is er de vervloeking en voor hen is er de slechtste verblijfplaats.
إِنَّا لَنَنصُرُ رُسُلَنَا وَٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ فِى ٱلْحَيَوٰةِ ٱلدُّنْيَا وَيَوْمَ يَقُومُ ٱلْأَشْهَـٰدُ ﴿٥١﴾ يَوْمَ لَا يَنفَعُ ٱلظَّـٰلِمِينَ مَعْذِرَتُهُمْ ۖ وَلَهُمُ ٱللَّعْنَةُ وَلَهُمْ سُوٓءُ ٱلدَّارِ ﴿٥٢﴾
53. En voorzeker, Wij hebben Mozes de leiding gegeven en Wij hebben de Kinderen van Israël de Schrift doen erven. 54. Als leiding en als Vermaning voor de bezitters van verstand. 55. Wees daarom geduldig: voorwaar, de belofte van Allāh is waar. En vraag vergeving voor jouw zonde en prijs de Glorie van jouw Heer met Zijn lofprijzing, in de avond en in de ochtend. 56. Voorwaar, degenen die over de Verzen van Allāh redetwisten zonder een bewijs dat tot hen is gekomen: in hun harten is niets dan hoogmoed waardoor zij het (doel) niet bereiken. Zoek daarom je toevlucht tot Allāh: voorwaar, Hij is de Alhorende, de Alziende.
وَلَقَدْ ءَاتَيْنَا مُوسَى ٱلْهُدَىٰ وَأَوْرَثْنَا بَنِىٓ إِسْرَٰٓءِيلَ ٱلْكِتَـٰبَ ﴿٥٣﴾ هُدًۭى وَذِكْرَىٰ لِأُو۟لِى ٱلْأَلْبَـٰبِ ﴿٥٤﴾ فَٱصْبِرْ إِنَّ وَعْدَ ٱللَّهِ حَقٌّۭ وَٱسْتَغْفِرْ لِذَنۢبِكَ وَسَبِّحْ بِحَمْدِ رَبِّكَ بِٱلْعَشِىِّ وَٱلْإِبْكَـٰرِ ﴿٥٥﴾ إِنَّ ٱلَّذِينَ يُجَـٰدِلُونَ فِىٓ ءَايَـٰتِ ٱللَّهِ بِغَيْرِ سُلْطَـٰنٍ أَتَىٰهُمْ ۙ إِن فِى صُدُورِهِمْ إِلَّا كِبْرٌۭ مَّا هُم بِبَـٰلِغِيهِ ۚ فَٱسْتَعِذْ بِٱللَّهِ ۖ إِنَّهُۥ هُوَ ٱلسَّمِيعُ ٱلْبَصِيرُ ﴿٥٦﴾
57. De Schepping van de hemelen en de aarde is zeker groter dan de schepping van de mens, maar de meeste mensen weten het niet.
لَخَلْقُ ٱلسَّمَـٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضِ أَكْبَرُ مِنْ خَلْقِ ٱلنَّاسِ وَلَـٰكِنَّ أَكْثَرَ ٱلنَّاسِ لَا يَعْلَمُونَ ﴿٥٧﴾
58. En de blinde en de ziende (van hart) zijn niet gelijk, en zij die geloven en goede werken verrichten zijn niet gelijk aan de kwaaddoeners. Gering is de lering die jullie eruit trekken. 59. Voorwaar, het Uur zal zeker komen, daaraan is geen twijfel, maar de meeste mensen geloven niet.
وَمَا يَسْتَوِى ٱلْأَعْمَىٰ وَٱلْبَصِيرُ وَٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ وَعَمِلُوا۟ ٱلصَّـٰلِحَـٰتِ وَلَا ٱلْمُسِىٓءُ ۚ قَلِيلًۭا مَّا تَتَذَكَّرُونَ ﴿٥٨﴾ إِنَّ ٱلسَّاعَةَ لَـَٔاتِيَةٌۭ لَّا رَيْبَ فِيهَا وَلَـٰكِنَّ أَكْثَرَ ٱلنَّاسِ لَا يُؤْمِنُونَ ﴿٥٩﴾
60. En jullie Heer zei: "Roep Mij aan, Ik zal jullie verhoren. Voorwaar, degenen die te hoogmoedig zijn om Mij te dienen zullen de Hel binnengaan als vernederden."
وَقَالَ رَبُّكُمُ ٱدْعُونِىٓ أَسْتَجِبْ لَكُمْ ۚ إِنَّ ٱلَّذِينَ يَسْتَكْبِرُونَ عَنْ عِبَادَتِى سَيَدْخُلُونَ جَهَنَّمَ دَاخِرِينَ ﴿٦٠﴾
61. Allāh is Degene die voor jullie de nacht heeft gemaakt opdat jullie er in zullen rusten en de dag als verlichter. Voorwaar, Allāh is de zeker de Bezitter van de Gunst voor de mensen, maar de meeste mensen zijn niet dankbaar. 62. Dat is Allāh, jullie Heer, de Schepper van alle dingen, geen god is er dan Hij. Waarom worden jullie dan belogen? 63. Zo worden degenen die de Verzen van Allāh plachten te ontkennen belogen.
ٱللَّهُ ٱلَّذِى جَعَلَ لَكُمُ ٱلَّيْلَ لِتَسْكُنُوا۟ فِيهِ وَٱلنَّهَارَ مُبْصِرًا ۚ إِنَّ ٱللَّهَ لَذُو فَضْلٍ عَلَى ٱلنَّاسِ وَلَـٰكِنَّ أَكْثَرَ ٱلنَّاسِ لَا يَشْكُرُونَ ﴿٦١﴾ ذَٰلِكُمُ ٱللَّهُ رَبُّكُمْ خَـٰلِقُ كُلِّ شَىْءٍۢ لَّآ إِلَـٰهَ إِلَّا هُوَ ۖ فَأَنَّىٰ تُؤْفَكُونَ ﴿٦٢﴾ كَذَٰلِكَ يُؤْفَكُ ٱلَّذِينَ كَانُوا۟ بِـَٔايَـٰتِ ٱللَّهِ يَجْحَدُونَ ﴿٦٣﴾
64. Allāh is Degene die voor jullie de aarde tot een stevige plaats heeft gemaakt en de hemel tot een gewelf. En Hij heeft jullie gevormd en jullie vormen geschikt gemaakt en Hij heeft jullie van de goede dingen voorzien. Dat is Allāh jullie Heer. Gezegend zij daarom Allāh, de Heer der werelden. 65. Hij is de Levende, geen god is er dan Hij. Roep Hem daarom aan, Hem zuiver aanbiddend. Alle lof zij Allāh, de Heer der werelden.
ٱللَّهُ ٱلَّذِى جَعَلَ لَكُمُ ٱلْأَرْضَ قَرَارًۭا وَٱلسَّمَآءَ بِنَآءًۭ وَصَوَّرَكُمْ فَأَحْسَنَ صُوَرَكُمْ وَرَزَقَكُم مِّنَ ٱلطَّيِّبَـٰتِ ۚ ذَٰلِكُمُ ٱللَّهُ رَبُّكُمْ ۖ فَتَبَارَكَ ٱللَّهُ رَبُّ ٱلْعَـٰلَمِينَ ﴿٦٤﴾ هُوَ ٱلْحَىُّ لَآ إِلَـٰهَ إِلَّا هُوَ فَٱدْعُوهُ مُخْلِصِينَ لَهُ ٱلدِّينَ ۗ ٱلْحَمْدُ لِلَّهِ رَبِّ ٱلْعَـٰلَمِينَ ﴿٦٥﴾
66. Zeg (o Mohammed): "Voorwaar, het is mij verboden dat ik degenen aanbid die jullie naast Allāh aanroepen, nadat de bewijzen van mijn Heer tot mij zijn gekomen. En mij is bevolen om mij over te geven aan de Heer der werelden. 67. Hij is Degene die jullie uit aarde heeft geschapen, daarna uit een druppel, daarop uit een bloedklonter, vervolgens deed Hij jullie naar buiten komen als een kind. Om jullie daarna jullie volwassenheid te doen bereiken, om jullie tenslotte oud te doen worden. En onder jullie zijn er die eerder overlijden, opdat jullie de vastgestelde tijd zullen bereiken. En hopelijk zullen jullie het begrijpen. 68. Hij is Degene die doet leven en doet sterven. En wanneer Hij een zaak heeft bepaald, dan zegt Hij er slechts tegen: "Wees," en het is.
قُلْ إِنِّى نُهِيتُ أَنْ أَعْبُدَ ٱلَّذِينَ تَدْعُونَ مِن دُونِ ٱللَّهِ لَمَّا جَآءَنِىَ ٱلْبَيِّنَـٰتُ مِن رَّبِّى وَأُمِرْتُ أَنْ أُسْلِمَ لِرَبِّ ٱلْعَـٰلَمِينَ ﴿٦٦﴾ هُوَ ٱلَّذِى خَلَقَكُم مِّن تُرَابٍۢ ثُمَّ مِن نُّطْفَةٍۢ ثُمَّ مِنْ عَلَقَةٍۢ ثُمَّ يُخْرِجُكُمْ طِفْلًۭا ثُمَّ لِتَبْلُغُوٓا۟ أَشُدَّكُمْ ثُمَّ لِتَكُونُوا۟ شُيُوخًۭا ۚ وَمِنكُم مَّن يُتَوَفَّىٰ مِن قَبْلُ ۖ وَلِتَبْلُغُوٓا۟ أَجَلًۭا مُّسَمًّۭى وَلَعَلَّكُمْ تَعْقِلُونَ ﴿٦٧﴾ هُوَ ٱلَّذِى يُحْىِۦ وَيُمِيتُ ۖ فَإِذَا قَضَىٰٓ أَمْرًۭا فَإِنَّمَا يَقُولُ لَهُۥ كُن فَيَكُونُ ﴿٦٨﴾
69. Zie jij niet dat degenen die over de Verzen van Allāh redetwisten afgeleid (van de waarheid) zijn? 70. (Zij zijn) degenen die het Boek en hetgeen waarmee Wij de boodschappers hebben gezonden loochenden. Zij zullen het weten. 71. Wanneer de ketenen en de kettingen om hun nekken hangen worden zij gesleept. 72. In het kokende water. Vervolgens worden zij in de Hel verbrand. 73. Daarna wordt tot hen gezegd: "WAAr zijn (de afgoden) die jullie toegekend hebben? 74. Naast Allāh?" Zij zullen zeggen: "Zij zijn van ons verdwenen. Wij plachten voorheen zelfs niets aan te roepen." Zo doet Allāh de ongelovigen dwalen. 75. (Er wordt gezegd:) "Dat was omdat jullie op aarde zonder recht blij plachten te leven en omdat jullie arrogant leefden. 76. Ga de poorten van de Hel binnen, eeuwig levend daarin. Slecht is dan de verblijfplaats van de hoogmoedigen."
أَلَمْ تَرَ إِلَى ٱلَّذِينَ يُجَـٰدِلُونَ فِىٓ ءَايَـٰتِ ٱللَّهِ أَنَّىٰ يُصْرَفُونَ ﴿٦٩﴾ ٱلَّذِينَ كَذَّبُوا۟ بِٱلْكِتَـٰبِ وَبِمَآ أَرْسَلْنَا بِهِۦ رُسُلَنَا ۖ فَسَوْفَ يَعْلَمُونَ ﴿٧٠﴾ إِذِ ٱلْأَغْلَـٰلُ فِىٓ أَعْنَـٰقِهِمْ وَٱلسَّلَـٰسِلُ يُسْحَبُونَ ﴿٧١﴾ فِى ٱلْحَمِيمِ ثُمَّ فِى ٱلنَّارِ يُسْجَرُونَ ﴿٧٢﴾ ثُمَّ قِيلَ لَهُمْ أَيْنَ مَا كُنتُمْ تُشْرِكُونَ ﴿٧٣﴾ مِن دُونِ ٱللَّهِ ۖ قَالُوا۟ ضَلُّوا۟ عَنَّا بَل لَّمْ نَكُن نَّدْعُوا۟ مِن قَبْلُ شَيْـًۭٔا ۚ كَذَٰلِكَ يُضِلُّ ٱللَّهُ ٱلْكَـٰفِرِينَ ﴿٧٤﴾ ذَٰلِكُم بِمَا كُنتُمْ تَفْرَحُونَ فِى ٱلْأَرْضِ بِغَيْرِ ٱلْحَقِّ وَبِمَا كُنتُمْ تَمْرَحُونَ ﴿٧٥﴾ ٱدْخُلُوٓا۟ أَبْوَٰبَ جَهَنَّمَ خَـٰلِدِينَ فِيهَا ۖ فَبِئْسَ مَثْوَى ٱلْمُتَكَبِّرِينَ ﴿٧٦﴾
77. Wees daarom geduldig: voorwaar, de belofte van Allāh is waar. Of Wij jou (Mohammed) nu een gedeelte van wat Wij hen hebben aangezegd laten zien (het is hoe dan ook terecht). Of dat Wij jou wegnemen: tot Ons zullen zij dan terugkeerd worden. 78. En voorzeker, Wij hebben vóór jou boodschappers gezonden. Over sommigen van hen hebben Wij jou verteld en over sommigen hebben Wij jou niet verteld. En het paste een boodschapper niet om met een Teken te komen zonder de toestemming van Allāh. Wanneer dan het bevel van Allāh is gekomen, dan wordt er volgens de waarheid bepaald. En dan verliezen de opstandigen.
فَٱصْبِرْ إِنَّ وَعْدَ ٱللَّهِ حَقٌّۭ ۚ فَإِمَّا نُرِيَنَّكَ بَعْضَ ٱلَّذِى نَعِدُهُمْ أَوْ نَتَوَفَّيَنَّكَ فَإِلَيْنَا يُرْجَعُونَ ﴿٧٧﴾ وَلَقَدْ أَرْسَلْنَا رُسُلًۭا مِّن قَبْلِكَ مِنْهُم مَّن قَصَصْنَا عَلَيْكَ وَمِنْهُم مَّن لَّمْ نَقْصُصْ عَلَيْكَ ۗ وَمَا كَانَ لِرَسُولٍ أَن يَأْتِىَ بِـَٔايَةٍ إِلَّا بِإِذْنِ ٱللَّهِ ۚ فَإِذَا جَآءَ أَمْرُ ٱللَّهِ قُضِىَ بِٱلْحَقِّ وَخَسِرَ هُنَالِكَ ٱلْمُبْطِلُونَ ﴿٧٨﴾
79. Allāh is Degene die voor jullie het vee heeft gemaakt om erop te rijden en ervan te eten. 80. En voor jullie zijn er baten in. En zodat jullie dàt door middel van hen zullen bereiken, waar in jullie harten behoefte aan is. En op hen en op de schepen worden jullie gedragen. 81. En Hij laat jullie Zijn Tekenen zien. Welke van de Tekenen van Allāh ontkennen jullie dan?
ٱللَّهُ ٱلَّذِى جَعَلَ لَكُمُ ٱلْأَنْعَـٰمَ لِتَرْكَبُوا۟ مِنْهَا وَمِنْهَا تَأْكُلُونَ ﴿٧٩﴾ وَلَكُمْ فِيهَا مَنَـٰفِعُ وَلِتَبْلُغُوا۟ عَلَيْهَا حَاجَةًۭ فِى صُدُورِكُمْ وَعَلَيْهَا وَعَلَى ٱلْفُلْكِ تُحْمَلُونَ ﴿٨٠﴾ وَيُرِيكُمْ ءَايَـٰتِهِۦ فَأَىَّ ءَايَـٰتِ ٱللَّهِ تُنكِرُونَ ﴿٨١﴾
82. Reizen zij dan niet op aarde en zien zij dan niet wat het einde was van degenen vóór hen? Zij waren met meer dan zij en zij overtroffen hen in macht en in gebouwen op de aarde. Maar wat zij hadden verworven, baatte hun niet. 83. En toen hun boodschappers tot hen kwamen met de duidelijke bewijzen, waren zij blij met wat bij hen was aan kennis. Maar dat waar zij de spot mee plachten te drijven omsingelde hen. 84. En toen zij Onze straf zagen, zeiden zij: "Wij geloven in Allāh, de Énige. En wij geloven niet in wat wij aan Hem plachten toe te kennen. 85. Maar hun geloof baatte hun niet toen zij Onze bestraffing zagen. Dat is de handelwijze van Allāh, die reeds voor Zijn dienaren was. En de ongelovigen verloren toen.
أَفَلَمْ يَسِيرُوا۟ فِى ٱلْأَرْضِ فَيَنظُرُوا۟ كَيْفَ كَانَ عَـٰقِبَةُ ٱلَّذِينَ مِن قَبْلِهِمْ ۚ كَانُوٓا۟ أَكْثَرَ مِنْهُمْ وَأَشَدَّ قُوَّةًۭ وَءَاثَارًۭا فِى ٱلْأَرْضِ فَمَآ أَغْنَىٰ عَنْهُم مَّا كَانُوا۟ يَكْسِبُونَ ﴿٨٢﴾ فَلَمَّا جَآءَتْهُمْ رُسُلُهُم بِٱلْبَيِّنَـٰتِ فَرِحُوا۟ بِمَا عِندَهُم مِّنَ ٱلْعِلْمِ وَحَاقَ بِهِم مَّا كَانُوا۟ بِهِۦ يَسْتَهْزِءُونَ ﴿٨٣﴾ فَلَمَّا رَأَوْا۟ بَأْسَنَا قَالُوٓا۟ ءَامَنَّا بِٱللَّهِ وَحْدَهُۥ وَكَفَرْنَا بِمَا كُنَّا بِهِۦ مُشْرِكِينَ ﴿٨٤﴾ فَلَمْ يَكُ يَنفَعُهُمْ إِيمَـٰنُهُمْ لَمَّا رَأَوْا۟ بَأْسَنَا ۖ سُنَّتَ ٱللَّهِ ٱلَّتِى قَدْ خَلَتْ فِى عِبَادِهِۦ ۖ وَخَسِرَ هُنَالِكَ ٱلْكَـٰفِرُونَ ﴿٨٥﴾
NOTEER:

De Nederlandse vertaling van de Koran wordt slechts gezien als een beste poging om de correcte interpretatie van de betekenis over te brengen. Voor een oppervlakkig beeld is dit voldoende, maar voor een dieper begrip dient men de Koran zelf te raadplegen (d.w.z. het Arabisch).

LET OP: Vertaling bevat nog een aantal fouten! S.v.p. controleren en fouten mailen naar: info (apenstaartje) bijbelhoek.nl.

Abonneer op onze nieuwsbrief!