De Koran

40 ٤٠
Open hele soera
In de naam van Allāh, de Meest Barmhartige, de Meest Genadevolle.
23. En voorzeker, Wij hebben Mozes met Onze Tekenen en met een duidelijk bewijs gezonden. 24. Naar Farao en Hāmān en Qārōen en zij zeiden: "(Hij is) een tovenaar, een leugenaar." 25. Toen hij dan lot hen kwam met de waarheid van Onze Zijde, zeiden zij: "Dood de zonen van degenen die geloven met hem, maar laat hun dochters leven." Maar, de list van de ongelovigen kan niet anders dan mislukken. 26. En Farao zei: "Laat mij Mozes doden en laat hem zijn Heer aanroepen: voorwaar, ik vrees dat hij jullie godsdienst zal veranderen of dat hij verderf op de aarde zal zaaien." 27. En Mozes zei: Voorwaar, ik zoek mijn toevlucht bij mijn Heer en bij jullie Heer tegen iedere hoogmoedige die niet gelooft in de Dag des Oordeels."
وَلَقَدْ أَرْسَلْنَا مُوسَىٰ بِـَٔايَـٰتِنَا وَسُلْطَـٰنٍۢ مُّبِينٍ ﴿٢٣﴾ إِلَىٰ فِرْعَوْنَ وَهَـٰمَـٰنَ وَقَـٰرُونَ فَقَالُوا۟ سَـٰحِرٌۭ كَذَّابٌۭ ﴿٢٤﴾ فَلَمَّا جَآءَهُم بِٱلْحَقِّ مِنْ عِندِنَا قَالُوا۟ ٱقْتُلُوٓا۟ أَبْنَآءَ ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ مَعَهُۥ وَٱسْتَحْيُوا۟ نِسَآءَهُمْ ۚ وَمَا كَيْدُ ٱلْكَـٰفِرِينَ إِلَّا فِى ضَلَـٰلٍۢ ﴿٢٥﴾ وَقَالَ فِرْعَوْنُ ذَرُونِىٓ أَقْتُلْ مُوسَىٰ وَلْيَدْعُ رَبَّهُۥٓ ۖ إِنِّىٓ أَخَافُ أَن يُبَدِّلَ دِينَكُمْ أَوْ أَن يُظْهِرَ فِى ٱلْأَرْضِ ٱلْفَسَادَ ﴿٢٦﴾ وَقَالَ مُوسَىٰٓ إِنِّى عُذْتُ بِرَبِّى وَرَبِّكُم مِّن كُلِّ مُتَكَبِّرٍۢ لَّا يُؤْمِنُ بِيَوْمِ ٱلْحِسَابِ ﴿٢٧﴾
28. En een gelovige man van het volk van Farao, die zijn geloof had verborgen, zei: "Zullen jullie een man doden omdat hij zegt: 'Mijn Heer is Allāh,' terwijl hij met de duidelijke bewijzen van jullie Heer tot jullie is gekomen? Als hij een leugenaar is, dan rust zijn leugen op hem; maar als hij waarachtig is, dan zal een deel (van de rampen) die hij jullie aanzegt, jullie treffen." Voorwaar, Allāh leidt niet wie een buitensporige, een leugenaar is. 29. (Mozes zei:) "O mijn volk, voor jullie is vandaag het koninkrijk, (jullie zijn er) als heersers in het land, maar wie zal ons helpen tegen de bestraffing van Allāh wanneer die tot ons komt?" Farao zei: "Ik vertel jullie niets dan wat ik zie, en ik leid jullie slechts naar het rechte pad."
وَقَالَ رَجُلٌۭ مُّؤْمِنٌۭ مِّنْ ءَالِ فِرْعَوْنَ يَكْتُمُ إِيمَـٰنَهُۥٓ أَتَقْتُلُونَ رَجُلًا أَن يَقُولَ رَبِّىَ ٱللَّهُ وَقَدْ جَآءَكُم بِٱلْبَيِّنَـٰتِ مِن رَّبِّكُمْ ۖ وَإِن يَكُ كَـٰذِبًۭا فَعَلَيْهِ كَذِبُهُۥ ۖ وَإِن يَكُ صَادِقًۭا يُصِبْكُم بَعْضُ ٱلَّذِى يَعِدُكُمْ ۖ إِنَّ ٱللَّهَ لَا يَهْدِى مَنْ هُوَ مُسْرِفٌۭ كَذَّابٌۭ ﴿٢٨﴾ يَـٰقَوْمِ لَكُمُ ٱلْمُلْكُ ٱلْيَوْمَ ظَـٰهِرِينَ فِى ٱلْأَرْضِ فَمَن يَنصُرُنَا مِنۢ بَأْسِ ٱللَّهِ إِن جَآءَنَا ۚ قَالَ فِرْعَوْنُ مَآ أُرِيكُمْ إِلَّا مَآ أَرَىٰ وَمَآ أَهْدِيكُمْ إِلَّا سَبِيلَ ٱلرَّشَادِ ﴿٢٩﴾
30. En degene die gelovig was, zei: "O mijn volk, voorwaar, ik vrees voor jullie het gelijke van op de dag van de bondgenoten (een bestraffing). 31. Gelijk het lot van (het volk van) Noach, en de ʿĀd en de Thamōed en degenen na hen." En Allāh wenst geen onrecht voor de dienaren. 32. (Mozes zei:) "O, mijn volk, voorwaar, ik vrees voor jullie de Dag van het wederzijds geroep (om hulp). 33. Op die Dag vluchten jullie, de rug toekerend, er is voor jullie geen redder. En wie door Allāh tot dwaling gebracht wordt: voor hem is er geen gids." 34. En voorzeker, Jozef is ervoor met de duidelijke bewijzen tot jullie gekomen, maar jullie bleven twijfelen over dat waarmee hij tot jullie kwam. Zelfs toen hij gestorven was, zeiden jullie: "Allāh zal na hem nooit meer een boodschapper sturen." Zo doet Allāh degene dwalen die een buitensporige, een twijfelaar is. 35. (Zij zijn) degenen die over de Verzen van Allāh redetwisten zonder dat een bewijs tot hen is gekomen. Groot is de woede bij Allāh en bij degenen die geloven. Zo verzegelt Allāh het hart van iedere hoogmoedige (en iedere) onderdrukker.
وَقَالَ ٱلَّذِىٓ ءَامَنَ يَـٰقَوْمِ إِنِّىٓ أَخَافُ عَلَيْكُم مِّثْلَ يَوْمِ ٱلْأَحْزَابِ ﴿٣٠﴾ مِثْلَ دَأْبِ قَوْمِ نُوحٍۢ وَعَادٍۢ وَثَمُودَ وَٱلَّذِينَ مِنۢ بَعْدِهِمْ ۚ وَمَا ٱللَّهُ يُرِيدُ ظُلْمًۭا لِّلْعِبَادِ ﴿٣١﴾ وَيَـٰقَوْمِ إِنِّىٓ أَخَافُ عَلَيْكُمْ يَوْمَ ٱلتَّنَادِ ﴿٣٢﴾ يَوْمَ تُوَلُّونَ مُدْبِرِينَ مَا لَكُم مِّنَ ٱللَّهِ مِنْ عَاصِمٍۢ ۗ وَمَن يُضْلِلِ ٱللَّهُ فَمَا لَهُۥ مِنْ هَادٍۢ ﴿٣٣﴾ وَلَقَدْ جَآءَكُمْ يُوسُفُ مِن قَبْلُ بِٱلْبَيِّنَـٰتِ فَمَا زِلْتُمْ فِى شَكٍّۢ مِّمَّا جَآءَكُم بِهِۦ ۖ حَتَّىٰٓ إِذَا هَلَكَ قُلْتُمْ لَن يَبْعَثَ ٱللَّهُ مِنۢ بَعْدِهِۦ رَسُولًۭا ۚ كَذَٰلِكَ يُضِلُّ ٱللَّهُ مَنْ هُوَ مُسْرِفٌۭ مُّرْتَابٌ ﴿٣٤﴾ ٱلَّذِينَ يُجَـٰدِلُونَ فِىٓ ءَايَـٰتِ ٱللَّهِ بِغَيْرِ سُلْطَـٰنٍ أَتَىٰهُمْ ۖ كَبُرَ مَقْتًا عِندَ ٱللَّهِ وَعِندَ ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ ۚ كَذَٰلِكَ يَطْبَعُ ٱللَّهُ عَلَىٰ كُلِّ قَلْبِ مُتَكَبِّرٍۢ جَبَّارٍۢ ﴿٣٥﴾
36. En Farao zei: "O Hāmān, maak voor mij een hoog paleis, hopelijk bereik ik de poorten. 37. De poorten van de hemelen, zodat ik de God van Mozes kan zien. En voorwaar, ik veronderstel dat hij zeker een leugenaar is." En zo werden zijn slechte daden en het afhouden van de weg voor Farao schoonschijnend gemaakt. Maar de list van Farao kan niet anders dan mislukken.
وَقَالَ فِرْعَوْنُ يَـٰهَـٰمَـٰنُ ٱبْنِ لِى صَرْحًۭا لَّعَلِّىٓ أَبْلُغُ ٱلْأَسْبَـٰبَ ﴿٣٦﴾ أَسْبَـٰبَ ٱلسَّمَـٰوَٰتِ فَأَطَّلِعَ إِلَىٰٓ إِلَـٰهِ مُوسَىٰ وَإِنِّى لَأَظُنُّهُۥ كَـٰذِبًۭا ۚ وَكَذَٰلِكَ زُيِّنَ لِفِرْعَوْنَ سُوٓءُ عَمَلِهِۦ وَصُدَّ عَنِ ٱلسَّبِيلِ ۚ وَمَا كَيْدُ فِرْعَوْنَ إِلَّا فِى تَبَابٍۢ ﴿٣٧﴾
38. En degene die gelovig was, zei: "O mijn volk, volg mij, ik zal jullie leiden op de rechte weg. 39. O mijn volk, dit wereldse leven is slechts een vergankelijke genieting. En voorwaar, het Hiernamaals is de eeuwige verblijfplaats." 40. Wie een slechte daad heeft verricht wordt niet anders dan met haar gelijke vergolden. En wie een goede daad heeft verricht, man of vrouw; terwijl hij (of zij) een gelovige is: zij zijn het die Paradijs zullen binnengaan, zij zullen daarin voorzien worden, zonder berekening. 41. En: "O mijn volk, het bevreemdt mij dat ik jullie tot de redding oproep, terwijl jullie mij tot de Hel oproepen. 42. Jullie roepen mij op om aan Allāh ongelovig te zijn en om Hem deelgenoten toe te kennen waarover ik geen kennis heb, terwijl ik jullie oproep om in de Almachtige, de Vergevingsgezinde te geloven. 43. Het is zeker dat jullie mij oproepen tot dat wat geen aanroep (kan verhoren) in het wereldse leven en niet in het Hiernamaals; en dat onze terugkeer tot Allāh is en dat de buitensporigen de bewoners van de Hel zijn. 44. Jullie zullen je herinneren wat ik tot jullie zeg, en ik laat mijn zaak over aan Allāh: voorwaar, Allāh is Alziende over de dienaren."
وَقَالَ ٱلَّذِىٓ ءَامَنَ يَـٰقَوْمِ ٱتَّبِعُونِ أَهْدِكُمْ سَبِيلَ ٱلرَّشَادِ ﴿٣٨﴾ يَـٰقَوْمِ إِنَّمَا هَـٰذِهِ ٱلْحَيَوٰةُ ٱلدُّنْيَا مَتَـٰعٌۭ وَإِنَّ ٱلْـَٔاخِرَةَ هِىَ دَارُ ٱلْقَرَارِ ﴿٣٩﴾ مَنْ عَمِلَ سَيِّئَةًۭ فَلَا يُجْزَىٰٓ إِلَّا مِثْلَهَا ۖ وَمَنْ عَمِلَ صَـٰلِحًۭا مِّن ذَكَرٍ أَوْ أُنثَىٰ وَهُوَ مُؤْمِنٌۭ فَأُو۟لَـٰٓئِكَ يَدْخُلُونَ ٱلْجَنَّةَ يُرْزَقُونَ فِيهَا بِغَيْرِ حِسَابٍۢ ﴿٤٠﴾ وَيَـٰقَوْمِ مَا لِىٓ أَدْعُوكُمْ إِلَى ٱلنَّجَوٰةِ وَتَدْعُونَنِىٓ إِلَى ٱلنَّارِ ﴿٤١﴾ تَدْعُونَنِى لِأَكْفُرَ بِٱللَّهِ وَأُشْرِكَ بِهِۦ مَا لَيْسَ لِى بِهِۦ عِلْمٌۭ وَأَنَا۠ أَدْعُوكُمْ إِلَى ٱلْعَزِيزِ ٱلْغَفَّـٰرِ ﴿٤٢﴾ لَا جَرَمَ أَنَّمَا تَدْعُونَنِىٓ إِلَيْهِ لَيْسَ لَهُۥ دَعْوَةٌۭ فِى ٱلدُّنْيَا وَلَا فِى ٱلْـَٔاخِرَةِ وَأَنَّ مَرَدَّنَآ إِلَى ٱللَّهِ وَأَنَّ ٱلْمُسْرِفِينَ هُمْ أَصْحَـٰبُ ٱلنَّارِ ﴿٤٣﴾ فَسَتَذْكُرُونَ مَآ أَقُولُ لَكُمْ ۚ وَأُفَوِّضُ أَمْرِىٓ إِلَى ٱللَّهِ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ بَصِيرٌۢ بِٱلْعِبَادِ ﴿٤٤﴾
45. Allāh beschermde hen toen voor het slechte wat zij hadden beraamd, terwijl de ergste bestraffing Farao en zijn volgelingen omsingelde. 46. Ze zullen 's ochtends en 's avonds voor de Hel geplaatst worden. En de Dag waarop het Uur valt (zegt Allāh tegen de engelen:) "Laat Farao en zijn volgelingen de hardste bestraffing binnengaan!"
فَوَقَىٰهُ ٱللَّهُ سَيِّـَٔاتِ مَا مَكَرُوا۟ ۖ وَحَاقَ بِـَٔالِ فِرْعَوْنَ سُوٓءُ ٱلْعَذَابِ ﴿٤٥﴾ ٱلنَّارُ يُعْرَضُونَ عَلَيْهَا غُدُوًّۭا وَعَشِيًّۭا ۖ وَيَوْمَ تَقُومُ ٱلسَّاعَةُ أَدْخِلُوٓا۟ ءَالَ فِرْعَوْنَ أَشَدَّ ٱلْعَذَابِ ﴿٤٦﴾
47. En wanneer zij met elkaar redetwisten in de Hel, dan zeggen de zwakken tot degenen die hoogmoedig waren: Voorwaar, wij waren volgelingen van jullie. Zullen jullie daarom ons tegen de bestraffing van de Hel verdedigen?" 48. Degenen die hoogmoedig waren zullen zeggen: "Voorwaar, wij bevinden ons er allen in. Voorwaar, Allāh heeft geoordeeld tussen de dienaren."
وَإِذْ يَتَحَآجُّونَ فِى ٱلنَّارِ فَيَقُولُ ٱلضُّعَفَـٰٓؤُا۟ لِلَّذِينَ ٱسْتَكْبَرُوٓا۟ إِنَّا كُنَّا لَكُمْ تَبَعًۭا فَهَلْ أَنتُم مُّغْنُونَ عَنَّا نَصِيبًۭا مِّنَ ٱلنَّارِ ﴿٤٧﴾ قَالَ ٱلَّذِينَ ٱسْتَكْبَرُوٓا۟ إِنَّا كُلٌّۭ فِيهَآ إِنَّ ٱللَّهَ قَدْ حَكَمَ بَيْنَ ٱلْعِبَادِ ﴿٤٨﴾
49. En degenen die in de Hel zijn, zullen tot de wakers (engelen) van de Hel zeggen: "Roep jullie Heer aan, opdat Hij voor ons de bestraffing één dag verlicht." 50. Zij (de engelen) zullen zeggen: "Waren jullie Boodschappen niet tot jullie gekomen met de duidelijke bewijzen?" Zij zullen zeggen: "Welzeker." Zij (de engelen) zullen zegen: "Roep dan aan." Maar de aanroep van de ongelovigen kan niet anders dan mislukken!
وَقَالَ ٱلَّذِينَ فِى ٱلنَّارِ لِخَزَنَةِ جَهَنَّمَ ٱدْعُوا۟ رَبَّكُمْ يُخَفِّفْ عَنَّا يَوْمًۭا مِّنَ ٱلْعَذَابِ ﴿٤٩﴾ قَالُوٓا۟ أَوَلَمْ تَكُ تَأْتِيكُمْ رُسُلُكُم بِٱلْبَيِّنَـٰتِ ۖ قَالُوا۟ بَلَىٰ ۚ قَالُوا۟ فَٱدْعُوا۟ ۗ وَمَا دُعَـٰٓؤُا۟ ٱلْكَـٰفِرِينَ إِلَّا فِى ضَلَـٰلٍ ﴿٥٠﴾
51. Voorwaar, Wij zullen Onze Boodschappenrs en degenen die geloven zeker helpen, in het wereldse leven en op de Dag dat de getuigen zullen opstaan. 52. Op die Dag baat de verontschuldiging van de onrechtplegers hun niet. En voor hen is er de vervloeking en voor hen is er de slechtste verblijfplaats.
إِنَّا لَنَنصُرُ رُسُلَنَا وَٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ فِى ٱلْحَيَوٰةِ ٱلدُّنْيَا وَيَوْمَ يَقُومُ ٱلْأَشْهَـٰدُ ﴿٥١﴾ يَوْمَ لَا يَنفَعُ ٱلظَّـٰلِمِينَ مَعْذِرَتُهُمْ ۖ وَلَهُمُ ٱللَّعْنَةُ وَلَهُمْ سُوٓءُ ٱلدَّارِ ﴿٥٢﴾
53. En voorzeker, Wij hebben Mozes de leiding gegeven en Wij hebben de Kinderen van Israël de Schrift doen erven. 54. Als leiding en als Vermaning voor de bezitters van verstand.
وَلَقَدْ ءَاتَيْنَا مُوسَى ٱلْهُدَىٰ وَأَوْرَثْنَا بَنِىٓ إِسْرَٰٓءِيلَ ٱلْكِتَـٰبَ ﴿٥٣﴾ هُدًۭى وَذِكْرَىٰ لِأُو۟لِى ٱلْأَلْبَـٰبِ ﴿٥٤﴾
Open hele soera
NOTEER:

De Nederlandse vertaling van de Koran wordt slechts gezien als een beste poging om de correcte interpretatie van de betekenis over te brengen. Voor een oppervlakkig beeld is dit voldoende, maar voor een dieper begrip dient men de Koran zelf te raadplegen (d.w.z. het Arabisch).

LET OP: Vertaling bevat nog een aantal fouten! S.v.p. controleren en fouten mailen naar: info (apenstaartje) bijbelhoek.nl.

Abonneer op onze nieuwsbrief!