De Koran

24 ٢٤

Deze Medinese soera ontleent zijn naam aan het goddelijke licht dat wordt genoemd in verzen 35-36. Een groot deel van deze soera gaat over het probleem van seksueel wangedrag dat werd gesuggereerd in de vorige soera (23:7). De soera biedt ook richtlijnen aan de gelovigen over hoe ze hadden moeten reageren op valse geruchten over Aïsja, de vrouw van de Profeet. Andere kwesties worden besproken, waaronder bescheidenheid, het betreden van de huizen van mensen, gedwongen prostitutie, hypocrisie en valse beschuldigingen van overspel. De macht van Allāh, gehoorzaamheid aan Zijn oordeel en gehoorzaamheid aan de Profeet (ﷺ) worden sterk benadrukt.

In de naam van Allāh, de Meest Barmhartige, de Meest Genadevolle.
1. Dit is een Soera die Wij neergezonden hebben en die Wij verplicht hebben gesteld; en Wij hebben daarin duidelijke Verzen neergezezonden. Hopelijk zullen jullie je laten vermanen.
سُورَةٌ أَنزَلْنَـٰهَا وَفَرَضْنَـٰهَا وَأَنزَلْنَا فِيهَآ ءَايَـٰتٍۭ بَيِّنَـٰتٍۢ لَّعَلَّكُمْ تَذَكَّرُونَ ﴿١﴾
2. De ontuchtige vrouw en de ontuchtige man, sla hen ieder met honderd slagen. En laat medelijden met hen jullie niet treffen in de godsdienst van Allāh, indien jullie in Allāh en de Laatste Dag geloven. En laat een groep gelovigen getuige zijn van hun bestraffing.
ٱلزَّانِيَةُ وَٱلزَّانِى فَٱجْلِدُوا۟ كُلَّ وَٰحِدٍۢ مِّنْهُمَا مِا۟ئَةَ جَلْدَةٍۢ ۖ وَلَا تَأْخُذْكُم بِهِمَا رَأْفَةٌۭ فِى دِينِ ٱللَّهِ إِن كُنتُمْ تُؤْمِنُونَ بِٱللَّهِ وَٱلْيَوْمِ ٱلْـَٔاخِرِ ۖ وَلْيَشْهَدْ عَذَابَهُمَا طَآئِفَةٌۭ مِّنَ ٱلْمُؤْمِنِينَ ﴿٢﴾
3. De ontuchtige man trouwt niet, behalve met een ontuchtige vrouw of een veelgodenaanbidster. En de ontuchtige vrouw wordt niet getrouwd, behalve door een ontuchtige man of een veelgodenaanbidder. En dat is verboden voor de gelovigen.
ٱلزَّانِى لَا يَنكِحُ إِلَّا زَانِيَةً أَوْ مُشْرِكَةًۭ وَٱلزَّانِيَةُ لَا يَنكِحُهَآ إِلَّا زَانٍ أَوْ مُشْرِكٌۭ ۚ وَحُرِّمَ ذَٰلِكَ عَلَى ٱلْمُؤْمِنِينَ ﴿٣﴾
4. En degenen die eerzame vrouwen beschuldigen (van ontucht) en vervolgens geen vier getuigen brengen: sla hen met tachtig slagen. En aanvaardt nooit getuigenissen van hen, want zij zijn degenen die zware zonden begaan. 5. Behalve degenen die daarna berouw hebben en zich beteren. En voorwaar, Allāh is dan Vergevingsgezind, Meest Barmhartig.
وَٱلَّذِينَ يَرْمُونَ ٱلْمُحْصَنَـٰتِ ثُمَّ لَمْ يَأْتُوا۟ بِأَرْبَعَةِ شُهَدَآءَ فَٱجْلِدُوهُمْ ثَمَـٰنِينَ جَلْدَةًۭ وَلَا تَقْبَلُوا۟ لَهُمْ شَهَـٰدَةً أَبَدًۭا ۚ وَأُو۟لَـٰٓئِكَ هُمُ ٱلْفَـٰسِقُونَ ﴿٤﴾ إِلَّا ٱلَّذِينَ تَابُوا۟ مِنۢ بَعْدِ ذَٰلِكَ وَأَصْلَحُوا۟ فَإِنَّ ٱللَّهَ غَفُورٌۭ رَّحِيمٌۭ ﴿٥﴾
6. En degenen die hun echtgenotes beschuldigen terwijl zij er geen getuigen voor hebben behalve zichzelf: de getuigenis van een van hen bestaat uit viermaal bij Allāh zweren dat hij tot de waarachtigen behoort. 7. En de vijfde getuigenis is dat de straf van Allāh over hem komt als hij tot de leugenaars behoort. 8. En de bestraffing zal van haar afgewend worden als zij viermaal bij Allāh zweert dat haar man zeker tot de leugenaars behoort. 9. En haar vijfde (getuigenis) is dat de toorn van Allāh haar treft als hij tot de waarachtigen behoort. 10. En als de gunst van Allāh en Zijn barmhartigheid er voor jullie niet was en als Hij niet de Vergever, de Alwijze was... (zouden jullie snel ten ondergaan).
وَٱلَّذِينَ يَرْمُونَ أَزْوَٰجَهُمْ وَلَمْ يَكُن لَّهُمْ شُهَدَآءُ إِلَّآ أَنفُسُهُمْ فَشَهَـٰدَةُ أَحَدِهِمْ أَرْبَعُ شَهَـٰدَٰتٍۭ بِٱللَّهِ ۙ إِنَّهُۥ لَمِنَ ٱلصَّـٰدِقِينَ ﴿٦﴾ وَٱلْخَـٰمِسَةُ أَنَّ لَعْنَتَ ٱللَّهِ عَلَيْهِ إِن كَانَ مِنَ ٱلْكَـٰذِبِينَ ﴿٧﴾ وَيَدْرَؤُا۟ عَنْهَا ٱلْعَذَابَ أَن تَشْهَدَ أَرْبَعَ شَهَـٰدَٰتٍۭ بِٱللَّهِ ۙ إِنَّهُۥ لَمِنَ ٱلْكَـٰذِبِينَ ﴿٨﴾ وَٱلْخَـٰمِسَةَ أَنَّ غَضَبَ ٱللَّهِ عَلَيْهَآ إِن كَانَ مِنَ ٱلصَّـٰدِقِينَ ﴿٩﴾ وَلَوْلَا فَضْلُ ٱللَّهِ عَلَيْكُمْ وَرَحْمَتُهُۥ وَأَنَّ ٱللَّهَ تَوَّابٌ حَكِيمٌ ﴿١٠﴾
11. Voorwaar, degenen die de laster naar voren brachten zijn een groep onder jullie. Denk niet dat het slecht voor jullie is. Integendeel, het is goed voor jullie: eenieder van hen wordt belast voor de zonde. En degene van hen die het grootste aandeel had: voor hem is er een geweldige bestraffing.
إِنَّ ٱلَّذِينَ جَآءُو بِٱلْإِفْكِ عُصْبَةٌۭ مِّنكُمْ ۚ لَا تَحْسَبُوهُ شَرًّۭا لَّكُم ۖ بَلْ هُوَ خَيْرٌۭ لَّكُمْ ۚ لِكُلِّ ٱمْرِئٍۢ مِّنْهُم مَّا ٱكْتَسَبَ مِنَ ٱلْإِثْمِ ۚ وَٱلَّذِى تَوَلَّىٰ كِبْرَهُۥ مِنْهُمْ لَهُۥ عَذَابٌ عَظِيمٌۭ ﴿١١﴾
12. Hadden, toen jullie het hoorden, de gelovige mannen en de gelovige vrouwen maar het goede bij zichzelf gedacht, en hadden zij maar gezegd: "Deze (beschuldiging) is duidelijke laster." 13. Hadden zij maar vier getuigen naar voren gebracht. Toen zij geen getuigen naar voren brachten, werden zij daarom degenen die bij Allāh de leugenaars zijn. 14. En als de gunst van Allāh voor jullie er niet geweest was en Zijn barmhartigheid in de wereld en het Hiernamaals, dan zou een geweldige bestraffing jullie zeker treffen vanwege wat jullie gedaan hebben. 15. (En gedenk) toen jullie de (laster) met jullie tongen overnamen en met jullie monden dat zeiden waarover jullie geen kennis hadden. En jullie dachten dat het iets kleins was, maar het is bij Allāh geweldig. 16. En hadden jullie maar, toen jullie het hoorden, gezegd: "Het is niet aan ons om hierover te spreken, Heilig bent U, dit is een geiveldig verzinsel." 17. Allāh waarschuwt jullie zoiets nooit te herhalen, indien jullie gelovig zijn. 18. En Allāh verduidelijkt jullie de Verzen. En Allāh is Alwetend, Alwijs.
لَّوْلَآ إِذْ سَمِعْتُمُوهُ ظَنَّ ٱلْمُؤْمِنُونَ وَٱلْمُؤْمِنَـٰتُ بِأَنفُسِهِمْ خَيْرًۭا وَقَالُوا۟ هَـٰذَآ إِفْكٌۭ مُّبِينٌۭ ﴿١٢﴾ لَّوْلَا جَآءُو عَلَيْهِ بِأَرْبَعَةِ شُهَدَآءَ ۚ فَإِذْ لَمْ يَأْتُوا۟ بِٱلشُّهَدَآءِ فَأُو۟لَـٰٓئِكَ عِندَ ٱللَّهِ هُمُ ٱلْكَـٰذِبُونَ ﴿١٣﴾ وَلَوْلَا فَضْلُ ٱللَّهِ عَلَيْكُمْ وَرَحْمَتُهُۥ فِى ٱلدُّنْيَا وَٱلْـَٔاخِرَةِ لَمَسَّكُمْ فِى مَآ أَفَضْتُمْ فِيهِ عَذَابٌ عَظِيمٌ ﴿١٤﴾ إِذْ تَلَقَّوْنَهُۥ بِأَلْسِنَتِكُمْ وَتَقُولُونَ بِأَفْوَاهِكُم مَّا لَيْسَ لَكُم بِهِۦ عِلْمٌۭ وَتَحْسَبُونَهُۥ هَيِّنًۭا وَهُوَ عِندَ ٱللَّهِ عَظِيمٌۭ ﴿١٥﴾ وَلَوْلَآ إِذْ سَمِعْتُمُوهُ قُلْتُم مَّا يَكُونُ لَنَآ أَن نَّتَكَلَّمَ بِهَـٰذَا سُبْحَـٰنَكَ هَـٰذَا بُهْتَـٰنٌ عَظِيمٌۭ ﴿١٦﴾ يَعِظُكُمُ ٱللَّهُ أَن تَعُودُوا۟ لِمِثْلِهِۦٓ أَبَدًا إِن كُنتُم مُّؤْمِنِينَ ﴿١٧﴾ وَيُبَيِّنُ ٱللَّهُ لَكُمُ ٱلْـَٔايَـٰتِ ۚ وَٱللَّهُ عَلِيمٌ حَكِيمٌ ﴿١٨﴾
19. Voorwaar, degenen die er van houden dat de gruweldaad zich verspreidt onder degenen die geloven: voor hen is er een pijnlijke bestraffing op de wereld en in het Hiernamaals. En Allāh weet, terwijl jullie niet weten. 20. (Jullie zouden snel ten ondergaan,) ware het niet voor de gunst van Allāh en Zijn genade voor jullie, en ware het niet dat Allāh Meest Vriendelijk, Meest Barmhartig was.
إِنَّ ٱلَّذِينَ يُحِبُّونَ أَن تَشِيعَ ٱلْفَـٰحِشَةُ فِى ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ لَهُمْ عَذَابٌ أَلِيمٌۭ فِى ٱلدُّنْيَا وَٱلْـَٔاخِرَةِ ۚ وَٱللَّهُ يَعْلَمُ وَأَنتُمْ لَا تَعْلَمُونَ ﴿١٩﴾ وَلَوْلَا فَضْلُ ٱللَّهِ عَلَيْكُمْ وَرَحْمَتُهُۥ وَأَنَّ ٱللَّهَ رَءُوفٌۭ رَّحِيمٌۭ ﴿٢٠﴾
21. O jullie die geloven! Volg niet in de voetstappen van de Satan. En wie de voetstappen van de Satan volgt: voorwaar, hij (Satan) beveelt de gruweldaden en het verwerpelijke. En als de gunst van Allāh er voor jullie niet geweest was en Zijn barmhartigheid, dan zou niet één van jullie zich ooit reinigen. Maar Allāh reinigt wie Hij wil. En Allāh is Alhorend en Alwetend.
يَـٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ لَا تَتَّبِعُوا۟ خُطُوَٰتِ ٱلشَّيْطَـٰنِ ۚ وَمَن يَتَّبِعْ خُطُوَٰتِ ٱلشَّيْطَـٰنِ فَإِنَّهُۥ يَأْمُرُ بِٱلْفَحْشَآءِ وَٱلْمُنكَرِ ۚ وَلَوْلَا فَضْلُ ٱللَّهِ عَلَيْكُمْ وَرَحْمَتُهُۥ مَا زَكَىٰ مِنكُم مِّنْ أَحَدٍ أَبَدًۭا وَلَـٰكِنَّ ٱللَّهَ يُزَكِّى مَن يَشَآءُ ۗ وَٱللَّهُ سَمِيعٌ عَلِيمٌۭ ﴿٢١﴾
22. En laat hen van jullie die bemiddeld en gefortuneerd zijn niet zweren niet uit te geven aan de verwanten en de armen en de uitwijkers op de weg van Allāh; laat hen vergeven en lankmoedig zijn: houden jullie er niet van dat Allāh jullie vergeeft? En Allāh is Vergevingsgezind, Meest Barmhartig.
وَلَا يَأْتَلِ أُو۟لُوا۟ ٱلْفَضْلِ مِنكُمْ وَٱلسَّعَةِ أَن يُؤْتُوٓا۟ أُو۟لِى ٱلْقُرْبَىٰ وَٱلْمَسَـٰكِينَ وَٱلْمُهَـٰجِرِينَ فِى سَبِيلِ ٱللَّهِ ۖ وَلْيَعْفُوا۟ وَلْيَصْفَحُوٓا۟ ۗ أَلَا تُحِبُّونَ أَن يَغْفِرَ ٱللَّهُ لَكُمْ ۗ وَٱللَّهُ غَفُورٌۭ رَّحِيمٌ ﴿٢٢﴾
23. Voorwaar, degenen die de eerbare, reine, gelovige vrouwen beschuldigen (van ontucht) zijn vervloekt op de wereld en in het Hiernamaals. En voor hen is er een geweldige bestraffing. 24. Op die Dag zullen hun tongen, hun handen en hun voeten tegen hen getuigen over wat zijn plachten te doen. 25. Op die Dag zal Allāh hun hun ware loon betalen en zij zullen weten dat Allāh zeker de duidelijke waarheid is.
إِنَّ ٱلَّذِينَ يَرْمُونَ ٱلْمُحْصَنَـٰتِ ٱلْغَـٰفِلَـٰتِ ٱلْمُؤْمِنَـٰتِ لُعِنُوا۟ فِى ٱلدُّنْيَا وَٱلْـَٔاخِرَةِ وَلَهُمْ عَذَابٌ عَظِيمٌۭ ﴿٢٣﴾ يَوْمَ تَشْهَدُ عَلَيْهِمْ أَلْسِنَتُهُمْ وَأَيْدِيهِمْ وَأَرْجُلُهُم بِمَا كَانُوا۟ يَعْمَلُونَ ﴿٢٤﴾ يَوْمَئِذٍۢ يُوَفِّيهِمُ ٱللَّهُ دِينَهُمُ ٱلْحَقَّ وَيَعْلَمُونَ أَنَّ ٱللَّهَ هُوَ ٱلْحَقُّ ٱلْمُبِينُ ﴿٢٥﴾
26. Zondige vrouwen zijn er voor zondige mannen en zondige mannen zijn er voor zondige vrouwen; en goede vrouwen zijn er voor goede mannen en goede mannen zijn er voor goede vrouwen; zij zijn degenen die onschuldig zijn aan wat zij (de lasteraars) zeggen: voor hen is er vergeving en een weldadige voorziening.
ٱلْخَبِيثَـٰتُ لِلْخَبِيثِينَ وَٱلْخَبِيثُونَ لِلْخَبِيثَـٰتِ ۖ وَٱلطَّيِّبَـٰتُ لِلطَّيِّبِينَ وَٱلطَّيِّبُونَ لِلطَّيِّبَـٰتِ ۚ أُو۟لَـٰٓئِكَ مُبَرَّءُونَ مِمَّا يَقُولُونَ ۖ لَهُم مَّغْفِرَةٌۭ وَرِزْقٌۭ كَرِيمٌۭ ﴿٢٦﴾
27. O jullie die geloven! Ga geen huizen binnen, behalve jullie huizen, totdat jullie toestemming hebben gevraagd en salām hebben gegeven aan haar bewoners. Dat is beter voor jullie, hopelijk zullen jullie je laten vermanen. 28. Maar als jullie niemand daar (thuis) in vinden: ga er dan niet binnen totdat jullie toestemming hebben gekregen. En als tegen jullie wordt gezegd: "Ga terug," ga dan terug, want dat is reiner voor jullie. En Allāh is Alwetend over wat jullie doen.
يَـٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ لَا تَدْخُلُوا۟ بُيُوتًا غَيْرَ بُيُوتِكُمْ حَتَّىٰ تَسْتَأْنِسُوا۟ وَتُسَلِّمُوا۟ عَلَىٰٓ أَهْلِهَا ۚ ذَٰلِكُمْ خَيْرٌۭ لَّكُمْ لَعَلَّكُمْ تَذَكَّرُونَ ﴿٢٧﴾ فَإِن لَّمْ تَجِدُوا۟ فِيهَآ أَحَدًۭا فَلَا تَدْخُلُوهَا حَتَّىٰ يُؤْذَنَ لَكُمْ ۖ وَإِن قِيلَ لَكُمُ ٱرْجِعُوا۟ فَٱرْجِعُوا۟ ۖ هُوَ أَزْكَىٰ لَكُمْ ۚ وَٱللَّهُ بِمَا تَعْمَلُونَ عَلِيمٌۭ ﴿٢٨﴾
29. Het is geen overtreding voor jullie als jullie onbewoonde huizen binnengaan, waarin is wat jullie kunnen gebruiken. En Allāh weet wat jullie openlijk doen en wat jullie verbergen.
لَّيْسَ عَلَيْكُمْ جُنَاحٌ أَن تَدْخُلُوا۟ بُيُوتًا غَيْرَ مَسْكُونَةٍۢ فِيهَا مَتَـٰعٌۭ لَّكُمْ ۚ وَٱللَّهُ يَعْلَمُ مَا تُبْدُونَ وَمَا تَكْتُمُونَ ﴿٢٩﴾
30. Zeg (o Mohammed) tegen de gelovige mannen dat zij hun ogen neerslaan en hun kuisheid bewaken, dat is reiner voor hen. Voorwaar, Allāh is Alwetend over wat zij bedrijven.
قُل لِّلْمُؤْمِنِينَ يَغُضُّوا۟ مِنْ أَبْصَـٰرِهِمْ وَيَحْفَظُوا۟ فُرُوجَهُمْ ۚ ذَٰلِكَ أَزْكَىٰ لَهُمْ ۗ إِنَّ ٱللَّهَ خَبِيرٌۢ بِمَا يَصْنَعُونَ ﴿٣٠﴾
31. En zeg tegen de gelovige vrouwen, dat zij hun ogen neerslaan en hun kuisheid bewaken, en hun sieraad niet tonen, behalve wat daarvan zichtbaar is. En zij moeten hun sluiers over hun boezems dragen en hun schoonheid niet openlijk tonen, behalve aan hun echtgenoten, of hun vader of de vaders van hun echtgenoten, of hun zonen, of de zonen van hun echtgenoten, of hun broeders, of de zonen van hun broeders, of de zonen van hun zusters, of hun vrouwen, of slavinnen waarover zij beschikken, of mannelijke helpers die geen begeerte meer hebben, of de kinderen die nog niet op de ʿawrāh van vrouwen letten. En laten zij niet met hun voeten stampen om hun sieraden die zij verbergen te laten kennen. En keer jullie allen berouwvol ten Allāh, O gelovigen. Hopelijk zullen jullie welslagen.
وَقُل لِّلْمُؤْمِنَـٰتِ يَغْضُضْنَ مِنْ أَبْصَـٰرِهِنَّ وَيَحْفَظْنَ فُرُوجَهُنَّ وَلَا يُبْدِينَ زِينَتَهُنَّ إِلَّا مَا ظَهَرَ مِنْهَا ۖ وَلْيَضْرِبْنَ بِخُمُرِهِنَّ عَلَىٰ جُيُوبِهِنَّ ۖ وَلَا يُبْدِينَ زِينَتَهُنَّ إِلَّا لِبُعُولَتِهِنَّ أَوْ ءَابَآئِهِنَّ أَوْ ءَابَآءِ بُعُولَتِهِنَّ أَوْ أَبْنَآئِهِنَّ أَوْ أَبْنَآءِ بُعُولَتِهِنَّ أَوْ إِخْوَٰنِهِنَّ أَوْ بَنِىٓ إِخْوَٰنِهِنَّ أَوْ بَنِىٓ أَخَوَٰتِهِنَّ أَوْ نِسَآئِهِنَّ أَوْ مَا مَلَكَتْ أَيْمَـٰنُهُنَّ أَوِ ٱلتَّـٰبِعِينَ غَيْرِ أُو۟لِى ٱلْإِرْبَةِ مِنَ ٱلرِّجَالِ أَوِ ٱلطِّفْلِ ٱلَّذِينَ لَمْ يَظْهَرُوا۟ عَلَىٰ عَوْرَٰتِ ٱلنِّسَآءِ ۖ وَلَا يَضْرِبْنَ بِأَرْجُلِهِنَّ لِيُعْلَمَ مَا يُخْفِينَ مِن زِينَتِهِنَّ ۚ وَتُوبُوٓا۟ إِلَى ٱللَّهِ جَمِيعًا أَيُّهَ ٱلْمُؤْمِنُونَ لَعَلَّكُمْ تُفْلِحُونَ ﴿٣١﴾
32. En trouw hen onder jullie die ongetrouwd zijn en de waarachtigen onder jullie slaven en slavinnen. Als zij arm zijn, zal Allāh hen voorzien vanuit Zijn gunst. En Allāh is Alomvattend, Alwetend. 33. En laat degenen die geen (mogelijkheid) vinden tot het huwelijk kuis blijven, tot Allāh hen uit Zijn gunst voorziet. En degenen onder de slaven waarover jullie beschikken die een vrijbrief van jullie wensen: schrijf die voor hen, indien jullie iets goeds in hen kennen. En geef hun van de rijkdom die Allāh jullie gaf. En dwing jullie slavinnen niet tot onkuisheid indien zij kuisheid wensen omdat jullie de vergangkelijkheden van de wereld begeren. Maar indien iemand hen dwingt: voorwaar, Allāh is na hun dwang (voor deze vrouwen) Vergevingsgezind, Meest Barmhartig.
وَأَنكِحُوا۟ ٱلْأَيَـٰمَىٰ مِنكُمْ وَٱلصَّـٰلِحِينَ مِنْ عِبَادِكُمْ وَإِمَآئِكُمْ ۚ إِن يَكُونُوا۟ فُقَرَآءَ يُغْنِهِمُ ٱللَّهُ مِن فَضْلِهِۦ ۗ وَٱللَّهُ وَٰسِعٌ عَلِيمٌۭ ﴿٣٢﴾ وَلْيَسْتَعْفِفِ ٱلَّذِينَ لَا يَجِدُونَ نِكَاحًا حَتَّىٰ يُغْنِيَهُمُ ٱللَّهُ مِن فَضْلِهِۦ ۗ وَٱلَّذِينَ يَبْتَغُونَ ٱلْكِتَـٰبَ مِمَّا مَلَكَتْ أَيْمَـٰنُكُمْ فَكَاتِبُوهُمْ إِنْ عَلِمْتُمْ فِيهِمْ خَيْرًۭا ۖ وَءَاتُوهُم مِّن مَّالِ ٱللَّهِ ٱلَّذِىٓ ءَاتَىٰكُمْ ۚ وَلَا تُكْرِهُوا۟ فَتَيَـٰتِكُمْ عَلَى ٱلْبِغَآءِ إِنْ أَرَدْنَ تَحَصُّنًۭا لِّتَبْتَغُوا۟ عَرَضَ ٱلْحَيَوٰةِ ٱلدُّنْيَا ۚ وَمَن يُكْرِههُّنَّ فَإِنَّ ٱللَّهَ مِنۢ بَعْدِ إِكْرَٰهِهِنَّ غَفُورٌۭ رَّحِيمٌۭ ﴿٣٣﴾
34. En Wij hebben zeker voor jullie duidelijke Verzen neergezonden en voorbeelden voor degenen die jullie vroeger voorafgegaan zijn en een onderricht voor de moettaqīen.
وَلَقَدْ أَنزَلْنَآ إِلَيْكُمْ ءَايَـٰتٍۢ مُّبَيِّنَـٰتٍۢ وَمَثَلًۭا مِّنَ ٱلَّذِينَ خَلَوْا۟ مِن قَبْلِكُمْ وَمَوْعِظَةًۭ لِّلْمُتَّقِينَ ﴿٣٤﴾
35. Allāh geeft het licht aan de hemelen en de aarde. De gelijkenis van Zijn licht is met een nis met een lamp erin: de lamp bevindt zich in een glas. Het glas is als een stralende ster, die brandt (van de olie) van een gezegende olijfboom, die niet van het Westen en niet het Oosten is. Haar olie verlicht, hoewel zij (nog) niet door het vuur aangemaakt is. Licht op licht. Allāh leidt naar Zijn licht wie Hij wil. En Allāh maakt gelijkenissen voor de mensen. En Allāh is Alwetend over alle zaken.
ٱللَّهُ نُورُ ٱلسَّمَـٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضِ ۚ مَثَلُ نُورِهِۦ كَمِشْكَوٰةٍۢ فِيهَا مِصْبَاحٌ ۖ ٱلْمِصْبَاحُ فِى زُجَاجَةٍ ۖ ٱلزُّجَاجَةُ كَأَنَّهَا كَوْكَبٌۭ دُرِّىٌّۭ يُوقَدُ مِن شَجَرَةٍۢ مُّبَـٰرَكَةٍۢ زَيْتُونَةٍۢ لَّا شَرْقِيَّةٍۢ وَلَا غَرْبِيَّةٍۢ يَكَادُ زَيْتُهَا يُضِىٓءُ وَلَوْ لَمْ تَمْسَسْهُ نَارٌۭ ۚ نُّورٌ عَلَىٰ نُورٍۢ ۗ يَهْدِى ٱللَّهُ لِنُورِهِۦ مَن يَشَآءُ ۚ وَيَضْرِبُ ٱللَّهُ ٱلْأَمْثَـٰلَ لِلنَّاسِ ۗ وَٱللَّهُ بِكُلِّ شَىْءٍ عَلِيمٌۭ ﴿٣٥﴾
36. (Zo'n licht brandt) in huizen waarvoor Allāh gebood (Hem) erin te eren en Zijn Naam te noemen, zij prijzen Zijn Glorie daarin in de ochtenden en de avonden. 37. (Door) mannen die niet door handel en niet door verkoop worden afgeleid van de gedachtenis van Allāh en (ook niet van) het onderhouden van de ṣalāh en het geven van de zakāh en die bang zijn voor de Dag waarop de harten en de ogen sidderen. 38. Opdat Allāh hen beloont volgens het beste van wat zij deden. En Hij vermeerdert voor hen Zijn gunst. En Allāh voorziet wie Hij wil zonder rekening.
فِى بُيُوتٍ أَذِنَ ٱللَّهُ أَن تُرْفَعَ وَيُذْكَرَ فِيهَا ٱسْمُهُۥ يُسَبِّحُ لَهُۥ فِيهَا بِٱلْغُدُوِّ وَٱلْـَٔاصَالِ ﴿٣٦﴾ رِجَالٌۭ لَّا تُلْهِيهِمْ تِجَـٰرَةٌۭ وَلَا بَيْعٌ عَن ذِكْرِ ٱللَّهِ وَإِقَامِ ٱلصَّلَوٰةِ وَإِيتَآءِ ٱلزَّكَوٰةِ ۙ يَخَافُونَ يَوْمًۭا تَتَقَلَّبُ فِيهِ ٱلْقُلُوبُ وَٱلْأَبْصَـٰرُ ﴿٣٧﴾ لِيَجْزِيَهُمُ ٱللَّهُ أَحْسَنَ مَا عَمِلُوا۟ وَيَزِيدَهُم مِّن فَضْلِهِۦ ۗ وَٱللَّهُ يَرْزُقُ مَن يَشَآءُ بِغَيْرِ حِسَابٍۢ ﴿٣٨﴾
39. En degenen die ongelovig zijn: hun daden zijn als een luchtspiegeling op de woestijnvlakte. De dorstige denkt water (te vinden) totdat hij daar komt en er niets vindt. Maar hij vindt Allāh bij zich en Hij zal zijn rekening opmaken. En Allāh is snel in de afrekening.
وَٱلَّذِينَ كَفَرُوٓا۟ أَعْمَـٰلُهُمْ كَسَرَابٍۭ بِقِيعَةٍۢ يَحْسَبُهُ ٱلظَّمْـَٔانُ مَآءً حَتَّىٰٓ إِذَا جَآءَهُۥ لَمْ يَجِدْهُ شَيْـًۭٔا وَوَجَدَ ٱللَّهَ عِندَهُۥ فَوَفَّىٰهُ حِسَابَهُۥ ۗ وَٱللَّهُ سَرِيعُ ٱلْحِسَابِ ﴿٣٩﴾
40. Of (de toestand van de ongelovige is) als de donkerten in de diepe zee, bedekt door golf op golf, waarop wolken zijn, donkerten bovenop elkaar. Wanneer iemand zijn hand uitstrekt kan hij die bijna niet zien. En aan wie Allāh geen licht geeft: voor hem is er geen licht.
أَوْ كَظُلُمَـٰتٍۢ فِى بَحْرٍۢ لُّجِّىٍّۢ يَغْشَىٰهُ مَوْجٌۭ مِّن فَوْقِهِۦ مَوْجٌۭ مِّن فَوْقِهِۦ سَحَابٌۭ ۚ ظُلُمَـٰتٌۢ بَعْضُهَا فَوْقَ بَعْضٍ إِذَآ أَخْرَجَ يَدَهُۥ لَمْ يَكَدْ يَرَىٰهَا ۗ وَمَن لَّمْ يَجْعَلِ ٱللَّهُ لَهُۥ نُورًۭا فَمَا لَهُۥ مِن نُّورٍ ﴿٤٠﴾
41. Zie jij niet dat alles in de hemelen en op de aarde Allāh prijst en (ook) de vogels met uitgespreide vleugels? Ieder kent zijn ṣalāh en zijn lofprijzing en Allāh is Alwetend over wat zij doen. 42. En aan Allāh behoort de heerschappij van de hemelen en de aarde en tot Allāh is de terugkeer.
أَلَمْ تَرَ أَنَّ ٱللَّهَ يُسَبِّحُ لَهُۥ مَن فِى ٱلسَّمَـٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضِ وَٱلطَّيْرُ صَـٰٓفَّـٰتٍۢ ۖ كُلٌّۭ قَدْ عَلِمَ صَلَاتَهُۥ وَتَسْبِيحَهُۥ ۗ وَٱللَّهُ عَلِيمٌۢ بِمَا يَفْعَلُونَ ﴿٤١﴾ وَلِلَّهِ مُلْكُ ٱلسَّمَـٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضِ ۖ وَإِلَى ٱللَّهِ ٱلْمَصِيرُ ﴿٤٢﴾
43. Zie jij niet dat Allāh de wolken voortdrijft en hen dan bij elkaar voegt en hen daarop in stapels verzamelt? Hierna zie jij de regen uit hun midden komen. En Hij doet uit de hemelen bergen (wolken) neerdalen waarin hagel is. Hij treft daarmee wie Hij wil en Hij wendt het af van wie Hij wil. De flits van de bliksem ontneemt bijna het gezichtsvermogen. 44. Allāh wisselt de dag en de nacht af. Voorwaar, daarin is zeker een lering voor de bezitters van inzicht.
أَلَمْ تَرَ أَنَّ ٱللَّهَ يُزْجِى سَحَابًۭا ثُمَّ يُؤَلِّفُ بَيْنَهُۥ ثُمَّ يَجْعَلُهُۥ رُكَامًۭا فَتَرَى ٱلْوَدْقَ يَخْرُجُ مِنْ خِلَـٰلِهِۦ وَيُنَزِّلُ مِنَ ٱلسَّمَآءِ مِن جِبَالٍۢ فِيهَا مِنۢ بَرَدٍۢ فَيُصِيبُ بِهِۦ مَن يَشَآءُ وَيَصْرِفُهُۥ عَن مَّن يَشَآءُ ۖ يَكَادُ سَنَا بَرْقِهِۦ يَذْهَبُ بِٱلْأَبْصَـٰرِ ﴿٤٣﴾ يُقَلِّبُ ٱللَّهُ ٱلَّيْلَ وَٱلنَّهَارَ ۚ إِنَّ فِى ذَٰلِكَ لَعِبْرَةًۭ لِّأُو۟لِى ٱلْأَبْصَـٰرِ ﴿٤٤﴾
45. En Allāh schiep ieder levend wezen uit water; onder hen er die zich op hun buiken voortbewegen en onder hen zijn er die op twee (voeten) lopen en onder hen zijn er die op vier (poten) lopen. Allāh schept wat Hij wil. Voorwaar, Allāh is Almachtig over alle zaken.
وَٱللَّهُ خَلَقَ كُلَّ دَآبَّةٍۢ مِّن مَّآءٍۢ ۖ فَمِنْهُم مَّن يَمْشِى عَلَىٰ بَطْنِهِۦ وَمِنْهُم مَّن يَمْشِى عَلَىٰ رِجْلَيْنِ وَمِنْهُم مَّن يَمْشِى عَلَىٰٓ أَرْبَعٍۢ ۚ يَخْلُقُ ٱللَّهُ مَا يَشَآءُ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ عَلَىٰ كُلِّ شَىْءٍۢ قَدِيرٌۭ ﴿٤٥﴾
46. Wij hebben zeker duidelijke Verzen neergezonden en Allāh leidt wie Hij wil naar een recht pad. 47. En zij (de huichelaars) zeggen: "Wij geloven in Allāh en de Boodschapper en wij gehoorzamen." Vervolgens wendt een groep van hen zich daarna af. En zij zijn niet de gelovigen. 48. En wanneer zij tot Allāh en Zijn Boodschapper opgeroepen worden, opdat hij onder hen oordeelt, dan is er een groep onder hen die zich afwendt. 49. Maar indien het recht aan hun kant is, begeven zij zich nederig naar hem. 50. Is er een ziekte in hun harten, of twijfelen zij, of vrezen zij dat Allāh en Zijn Boodschapper onrechtvardig voor hen zijn? Integendeel, zij zijn degenen die de onrechtvaardigen zijn.
لَّقَدْ أَنزَلْنَآ ءَايَـٰتٍۢ مُّبَيِّنَـٰتٍۢ ۚ وَٱللَّهُ يَهْدِى مَن يَشَآءُ إِلَىٰ صِرَٰطٍۢ مُّسْتَقِيمٍۢ ﴿٤٦﴾ وَيَقُولُونَ ءَامَنَّا بِٱللَّهِ وَبِٱلرَّسُولِ وَأَطَعْنَا ثُمَّ يَتَوَلَّىٰ فَرِيقٌۭ مِّنْهُم مِّنۢ بَعْدِ ذَٰلِكَ ۚ وَمَآ أُو۟لَـٰٓئِكَ بِٱلْمُؤْمِنِينَ ﴿٤٧﴾ وَإِذَا دُعُوٓا۟ إِلَى ٱللَّهِ وَرَسُولِهِۦ لِيَحْكُمَ بَيْنَهُمْ إِذَا فَرِيقٌۭ مِّنْهُم مُّعْرِضُونَ ﴿٤٨﴾ وَإِن يَكُن لَّهُمُ ٱلْحَقُّ يَأْتُوٓا۟ إِلَيْهِ مُذْعِنِينَ ﴿٤٩﴾ أَفِى قُلُوبِهِم مَّرَضٌ أَمِ ٱرْتَابُوٓا۟ أَمْ يَخَافُونَ أَن يَحِيفَ ٱللَّهُ عَلَيْهِمْ وَرَسُولُهُۥ ۚ بَلْ أُو۟لَـٰٓئِكَ هُمُ ٱلظَّـٰلِمُونَ ﴿٥٠﴾
51. De woorden van de gelovigen, wanneer zij naar Allāh en Zijn Boodschapper opgeroepen worden, opdat hij onder hen oordeelt, zijn slechts dat zij zeggen: "Wij horen en wij gehoorzamen." En zij zijn degenen die de welslagenden zijn. 52. En wie Allāh en Zijn Boodschapper gehoorzaamt en bang voor Allāh is en Hem vreest: zij zijn degenen die de overwinnaars zijn.
إِنَّمَا كَانَ قَوْلَ ٱلْمُؤْمِنِينَ إِذَا دُعُوٓا۟ إِلَى ٱللَّهِ وَرَسُولِهِۦ لِيَحْكُمَ بَيْنَهُمْ أَن يَقُولُوا۟ سَمِعْنَا وَأَطَعْنَا ۚ وَأُو۟لَـٰٓئِكَ هُمُ ٱلْمُفْلِحُونَ ﴿٥١﴾ وَمَن يُطِعِ ٱللَّهَ وَرَسُولَهُۥ وَيَخْشَ ٱللَّهَ وَيَتَّقْهِ فَأُو۟لَـٰٓئِكَ هُمُ ٱلْفَآئِزُونَ ﴿٥٢﴾
53. En zij zweren bij Allāh met hun duurste eden, dat als jij hen zou bevelen, zij (hun huizen) zouden verlaten. Zeg: "Zweer niet! (Jullie) gehoorzaamheid is bekend: voorwaar, Allāh is Alwetend over wat jullie doen. 54. Zeg: "Gehoorzaam Allāh en gehoorzaam de Boodschapper!" En als jullie je afwenden: hij is slechts verantwoordelijk voorwaar hij mee belast is en jullie zijn verantwoordelijk voor waar jullie mee belast zijn. En indien jullie hem gehoorzamen, volgen jullie leiding. En de Boodschapper is slechts verantwoordelijk voor de duidelijke verkondiging.
وَأَقْسَمُوا۟ بِٱللَّهِ جَهْدَ أَيْمَـٰنِهِمْ لَئِنْ أَمَرْتَهُمْ لَيَخْرُجُنَّ ۖ قُل لَّا تُقْسِمُوا۟ ۖ طَاعَةٌۭ مَّعْرُوفَةٌ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ خَبِيرٌۢ بِمَا تَعْمَلُونَ ﴿٥٣﴾ قُلْ أَطِيعُوا۟ ٱللَّهَ وَأَطِيعُوا۟ ٱلرَّسُولَ ۖ فَإِن تَوَلَّوْا۟ فَإِنَّمَا عَلَيْهِ مَا حُمِّلَ وَعَلَيْكُم مَّا حُمِّلْتُمْ ۖ وَإِن تُطِيعُوهُ تَهْتَدُوا۟ ۚ وَمَا عَلَى ٱلرَّسُولِ إِلَّا ٱلْبَلَـٰغُ ٱلْمُبِينُ ﴿٥٤﴾
55. En Allāh heeft degenen onder jullie die geloven en goede werken verrichten beloofd, dat Hij hen zeker op aarde als gevolmachtigden aanstelt, zoals Hij degenen vóór hen als gevolmachtigden aanstelde, en dat Hij hun godsdienst die Hem voor hen behaagde zeker bevestig en dat Hij voor hen na hun vrees (door) veiligheid vervangt. Zij aanbidden Mij en zij kennen Mij in niets deelgenoten toe. Maar wie daarna ongelovig zijn: zij zijn degenen die zwaar zondig zijn. 56. En onderhoud de ṣalāh en geef de zakāh en gehoorzaam de Boodschapper. Hopelijk zullen jullie begenadigd worden. 57. Denk niet dat degenen die ongelovig zijn op de aarde kunnen vluchten (voor hun bestraffing); en hun verblijfplaats is de Hel: en dat is zeker de slechtste bestemming!
وَعَدَ ٱللَّهُ ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ مِنكُمْ وَعَمِلُوا۟ ٱلصَّـٰلِحَـٰتِ لَيَسْتَخْلِفَنَّهُمْ فِى ٱلْأَرْضِ كَمَا ٱسْتَخْلَفَ ٱلَّذِينَ مِن قَبْلِهِمْ وَلَيُمَكِّنَنَّ لَهُمْ دِينَهُمُ ٱلَّذِى ٱرْتَضَىٰ لَهُمْ وَلَيُبَدِّلَنَّهُم مِّنۢ بَعْدِ خَوْفِهِمْ أَمْنًۭا ۚ يَعْبُدُونَنِى لَا يُشْرِكُونَ بِى شَيْـًۭٔا ۚ وَمَن كَفَرَ بَعْدَ ذَٰلِكَ فَأُو۟لَـٰٓئِكَ هُمُ ٱلْفَـٰسِقُونَ ﴿٥٥﴾ وَأَقِيمُوا۟ ٱلصَّلَوٰةَ وَءَاتُوا۟ ٱلزَّكَوٰةَ وَأَطِيعُوا۟ ٱلرَّسُولَ لَعَلَّكُمْ تُرْحَمُونَ ﴿٥٦﴾ لَا تَحْسَبَنَّ ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ مُعْجِزِينَ فِى ٱلْأَرْضِ ۚ وَمَأْوَىٰهُمُ ٱلنَّارُ ۖ وَلَبِئْسَ ٱلْمَصِيرُ ﴿٥٧﴾
58. O jullie die geloven! Laat de slaven waarover jullie beschikken en degenen onder jullie die de volwassenheid nog niet bereikt hebben, jullie bij drie gelegenheden toestemming vragen (om tot jullie te komen): voor de fadjr-ṣalāh; wanneer jullie je gewaden afleggen voor de dhohr-ṣalāh en na de ʿishaʾ-ṣalāh: de drie (gelegenheden) waarbij jullie je ontkleden. Het is geen overtreding voor jullie en voor hen als zij daarna rondgaan tot elkaar (om te bedienen). Zo maakt Allāh jullie de Tekenen duidelijk. En Allāh is Alwetend, Alwijs.
يَـٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ لِيَسْتَـْٔذِنكُمُ ٱلَّذِينَ مَلَكَتْ أَيْمَـٰنُكُمْ وَٱلَّذِينَ لَمْ يَبْلُغُوا۟ ٱلْحُلُمَ مِنكُمْ ثَلَـٰثَ مَرَّٰتٍۢ ۚ مِّن قَبْلِ صَلَوٰةِ ٱلْفَجْرِ وَحِينَ تَضَعُونَ ثِيَابَكُم مِّنَ ٱلظَّهِيرَةِ وَمِنۢ بَعْدِ صَلَوٰةِ ٱلْعِشَآءِ ۚ ثَلَـٰثُ عَوْرَٰتٍۢ لَّكُمْ ۚ لَيْسَ عَلَيْكُمْ وَلَا عَلَيْهِمْ جُنَاحٌۢ بَعْدَهُنَّ ۚ طَوَّٰفُونَ عَلَيْكُم بَعْضُكُمْ عَلَىٰ بَعْضٍۢ ۚ كَذَٰلِكَ يُبَيِّنُ ٱللَّهُ لَكُمُ ٱلْـَٔايَـٰتِ ۗ وَٱللَّهُ عَلِيمٌ حَكِيمٌۭ ﴿٥٨﴾
59. En wanneer de kinderen onder jullie de volwassenheid bereiken, laat hen dan toestemming vragen zoals degenen vóór hen om toestemming vroegen. Zo maakt Allāh jullie Zijn Tekenen duidelijk. En Allāh is Alwetend, Alwijs.
وَإِذَا بَلَغَ ٱلْأَطْفَـٰلُ مِنكُمُ ٱلْحُلُمَ فَلْيَسْتَـْٔذِنُوا۟ كَمَا ٱسْتَـْٔذَنَ ٱلَّذِينَ مِن قَبْلِهِمْ ۚ كَذَٰلِكَ يُبَيِّنُ ٱللَّهُ لَكُمْ ءَايَـٰتِهِۦ ۗ وَٱللَّهُ عَلِيمٌ حَكِيمٌۭ ﴿٥٩﴾
60. En de oudere vrouwen die niet meer hopen te trouwen, voor hen is het geen overtreding om hun (buitenste) gewaden af te leggen, maar zonder (hun) sieraad te vertonen. Maar het na te laten is beter voor hen. En Allāh is Alhorend, Alwetend.
وَٱلْقَوَٰعِدُ مِنَ ٱلنِّسَآءِ ٱلَّـٰتِى لَا يَرْجُونَ نِكَاحًۭا فَلَيْسَ عَلَيْهِنَّ جُنَاحٌ أَن يَضَعْنَ ثِيَابَهُنَّ غَيْرَ مُتَبَرِّجَـٰتٍۭ بِزِينَةٍۢ ۖ وَأَن يَسْتَعْفِفْنَ خَيْرٌۭ لَّهُنَّ ۗ وَٱللَّهُ سَمِيعٌ عَلِيمٌۭ ﴿٦٠﴾
61. Het is niet een zonde voor de blinde, en niet voor de lamme, en niet voor de zieke, en niet voor jullie zelf, dat jullie in jullie huizen eten, of in de huizen van jullie vaderen, of in de huizen van jullie moeders, of in de huizen van jullie broeders, of in de huizen van jullie zusters, of in de huizen van jullie vaders broeders, of in de huizen van jullie vaders zusters, of in de huizen van jullie moeders broeders, of in de huizen van jullie moeders zusters, of in de huizen waarvan jullie de sleutels bezitten, of (in de huizen van) jullie vrienden. Het is geen overtreding voor jullie om gezamenlijk te eten of apart. Wanneer jullie dan huizen binnentreden, geef jullie zelf dan salām, een groet van bij Allāh, gezegend en goed. Zo maakt Allāh jullie de Tekenen duidelijk. Hopelijk zullen jullie begrijpen.
لَّيْسَ عَلَى ٱلْأَعْمَىٰ حَرَجٌۭ وَلَا عَلَى ٱلْأَعْرَجِ حَرَجٌۭ وَلَا عَلَى ٱلْمَرِيضِ حَرَجٌۭ وَلَا عَلَىٰٓ أَنفُسِكُمْ أَن تَأْكُلُوا۟ مِنۢ بُيُوتِكُمْ أَوْ بُيُوتِ ءَابَآئِكُمْ أَوْ بُيُوتِ أُمَّهَـٰتِكُمْ أَوْ بُيُوتِ إِخْوَٰنِكُمْ أَوْ بُيُوتِ أَخَوَٰتِكُمْ أَوْ بُيُوتِ أَعْمَـٰمِكُمْ أَوْ بُيُوتِ عَمَّـٰتِكُمْ أَوْ بُيُوتِ أَخْوَٰلِكُمْ أَوْ بُيُوتِ خَـٰلَـٰتِكُمْ أَوْ مَا مَلَكْتُم مَّفَاتِحَهُۥٓ أَوْ صَدِيقِكُمْ ۚ لَيْسَ عَلَيْكُمْ جُنَاحٌ أَن تَأْكُلُوا۟ جَمِيعًا أَوْ أَشْتَاتًۭا ۚ فَإِذَا دَخَلْتُم بُيُوتًۭا فَسَلِّمُوا۟ عَلَىٰٓ أَنفُسِكُمْ تَحِيَّةًۭ مِّنْ عِندِ ٱللَّهِ مُبَـٰرَكَةًۭ طَيِّبَةًۭ ۚ كَذَٰلِكَ يُبَيِّنُ ٱللَّهُ لَكُمُ ٱلْـَٔايَـٰتِ لَعَلَّكُمْ تَعْقِلُونَ ﴿٦١﴾
62. Voorwaar, de gelovigen zijn slechts degenen die in Allāh en Zijn Boodschapper geloven. En wanneer zij met hem zijn bij een gezamenlijke zaak gaan zij niet weg voordat zij hem om toestemming hebben gevraagd. Voorwaar, degenen die jou (o Mohammed) om toestemming vragen: zij zijn degenen die in Allāh en Zijn Boodschapper geloven. En als zij jou om toestemming vragen voor een of andere zaak: geef dan toestemming aan wie van hen jij wil en vraag Allāh om hun vergeving. Voorwaar, Allāh is Vergevingsgezind, Meest Barmhartig. 63. Maak de (manier van) aanspreken van de Boodschapper onder jullie niet als de aanspreking van jullie onder elkaar. Waarlijk, Allāh kent degenen onder jullie die in het geheim wegsluipen. Laten degenen die zijn bevel ongehoorzaam zijn opletten dat een beproeving hen treft of een pijnlijke bestraffing hen treft.
إِنَّمَا ٱلْمُؤْمِنُونَ ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ بِٱللَّهِ وَرَسُولِهِۦ وَإِذَا كَانُوا۟ مَعَهُۥ عَلَىٰٓ أَمْرٍۢ جَامِعٍۢ لَّمْ يَذْهَبُوا۟ حَتَّىٰ يَسْتَـْٔذِنُوهُ ۚ إِنَّ ٱلَّذِينَ يَسْتَـْٔذِنُونَكَ أُو۟لَـٰٓئِكَ ٱلَّذِينَ يُؤْمِنُونَ بِٱللَّهِ وَرَسُولِهِۦ ۚ فَإِذَا ٱسْتَـْٔذَنُوكَ لِبَعْضِ شَأْنِهِمْ فَأْذَن لِّمَن شِئْتَ مِنْهُمْ وَٱسْتَغْفِرْ لَهُمُ ٱللَّهَ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ غَفُورٌۭ رَّحِيمٌۭ ﴿٦٢﴾ لَّا تَجْعَلُوا۟ دُعَآءَ ٱلرَّسُولِ بَيْنَكُمْ كَدُعَآءِ بَعْضِكُم بَعْضًۭا ۚ قَدْ يَعْلَمُ ٱللَّهُ ٱلَّذِينَ يَتَسَلَّلُونَ مِنكُمْ لِوَاذًۭا ۚ فَلْيَحْذَرِ ٱلَّذِينَ يُخَالِفُونَ عَنْ أَمْرِهِۦٓ أَن تُصِيبَهُمْ فِتْنَةٌ أَوْ يُصِيبَهُمْ عَذَابٌ أَلِيمٌ ﴿٦٣﴾
64. Weet: voorwaar, aan Allāh behoort wat in de hemelen is en op de aarde. Waarlijk, Hij kent de toestand waarin jullie je bevinden. En op de dag dat zij tot Hem teruggekeerd worden, zal Hij hen vertellen wat zij deden. En Allāh is Alwetend over alle zaken.
أَلَآ إِنَّ لِلَّهِ مَا فِى ٱلسَّمَـٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضِ ۖ قَدْ يَعْلَمُ مَآ أَنتُمْ عَلَيْهِ وَيَوْمَ يُرْجَعُونَ إِلَيْهِ فَيُنَبِّئُهُم بِمَا عَمِلُوا۟ ۗ وَٱللَّهُ بِكُلِّ شَىْءٍ عَلِيمٌۢ ﴿٦٤﴾
NOTEER:

De Nederlandse vertaling van de Koran wordt slechts gezien als een beste poging om de correcte interpretatie van de betekenis over te brengen. Voor een oppervlakkig beeld is dit voldoende, maar voor een dieper begrip dient men de Koran zelf te raadplegen (d.w.z. het Arabisch).

LET OP: Vertaling bevat nog een aantal fouten! S.v.p. controleren en fouten mailen naar: info (apenstaartje) bijbelhoek.nl.

Abonneer op onze nieuwsbrief!