De Koran

16 ١٦

Deze Mekkaanse soera, ook wel bekend als de soera van de Zegeningen (soeratoe An-Ni'am), ontleent zijn naam aan de bijen die worden genoemd in verzen 68-69, die worden beschreven als een van de talloze gunsten van Allāh aan de mensheid. In plaats van dankbaarheid te tonen aan Allāh voor al deze zegeningen, richtten de heidenen opzettelijk afgodsbeelden op en associeerden ze deze met Allāh in de aanbidding. Ze worden ook veroordeeld voor het levend begraven van hun dochters (verzen 58-59). Er wordt verwezen naar dankbare gelovigen en ondankbare ongelovigen, samen met de uiteindelijke beloning voor elke groep. Abraham (ﷺ) wordt tegenaan het einde van de soera genoemd als een dankbare dienaar van Allāh, wiens voorbeeld door alle gelovigen moet worden gevolgd. De soera eindigt met de instructie aan de Profeet (ﷺ) om geduldig te volharden en iedereen uit te nodigen tot de Weg van Allāh met wijsheid en gratie.

In de naam van Allāh, de Meest Barmhartige, de Meest Genadevolle.
1. De beslissing van Allāh komt (zeker), wens haar dus niet te verhaasten. Heilig is Allāh en Verheven boven wat zij (Hem) aan deelgenoten toekennen.
أَتَىٰٓ أَمْرُ ٱللَّهِ فَلَا تَسْتَعْجِلُوهُ ۚ سُبْحَـٰنَهُۥ وَتَعَـٰلَىٰ عَمَّا يُشْرِكُونَ ﴿١﴾
2. Hij heeft de engelen doen neerdalen met de Openbaring van Zijn bevel naar wie Hij wil van Zijn dienaren, om te waarschuwen: "Er is geen God dan Ik, dus vrees Mij."
يُنَزِّلُ ٱلْمَلَـٰٓئِكَةَ بِٱلرُّوحِ مِنْ أَمْرِهِۦ عَلَىٰ مَن يَشَآءُ مِنْ عِبَادِهِۦٓ أَنْ أَنذِرُوٓا۟ أَنَّهُۥ لَآ إِلَـٰهَ إِلَّآ أَنَا۠ فَٱتَّقُونِ ﴿٢﴾
3. Hij heeft de hemelen en aarde in waarheid geschapen. Verheven is Hij boven wat zij (Hem) aan deelgenoten toekennen.
خَلَقَ ٱلسَّمَـٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضَ بِٱلْحَقِّ ۚ تَعَـٰلَىٰ عَمَّا يُشْرِكُونَ ﴿٣﴾
4. Hij schiep de mens uit een druppel sperma, en dan wordt hij een duidelijke hetwister (van Allāh).
خَلَقَ ٱلْإِنسَـٰنَ مِن نُّطْفَةٍۢ فَإِذَا هُوَ خَصِيمٌۭ مُّبِينٌۭ ﴿٤﴾
5. En Hij schiep het vee voor jullie: warmte en nut zijn erin, en jullie eten ervan. 6. En voor jullie is er schoonheid in, wanneer jullie het vee 's avonds naar de stal voeren en wanneer jullie het vee 's morgens gaan weiden. 7. En Zij dragen lasten voor jullie naar landen die jullie niet zonder moeilijkheden voor jullie zelf konden bereiken. Voorwaar, jullie Heer is zeker Meest Genadig, Meest Barmhartig. 8. En het paard, de muilezel en de ezel, zodat jullie erop kunnen rijden en (zij zijn) als een sieraad. En Hij schept wat jullie niet weten.
وَٱلْأَنْعَـٰمَ خَلَقَهَا ۗ لَكُمْ فِيهَا دِفْءٌۭ وَمَنَـٰفِعُ وَمِنْهَا تَأْكُلُونَ ﴿٥﴾ وَلَكُمْ فِيهَا جَمَالٌ حِينَ تُرِيحُونَ وَحِينَ تَسْرَحُونَ ﴿٦﴾ وَتَحْمِلُ أَثْقَالَكُمْ إِلَىٰ بَلَدٍۢ لَّمْ تَكُونُوا۟ بَـٰلِغِيهِ إِلَّا بِشِقِّ ٱلْأَنفُسِ ۚ إِنَّ رَبَّكُمْ لَرَءُوفٌۭ رَّحِيمٌۭ ﴿٧﴾ وَٱلْخَيْلَ وَٱلْبِغَالَ وَٱلْحَمِيرَ لِتَرْكَبُوهَا وَزِينَةًۭ ۚ وَيَخْلُقُ مَا لَا تَعْلَمُونَ ﴿٨﴾
9. En het is aan Allāh om de rechte weg te tonen en er zijn er die (ervan) afwijken. En als Hij het had gewild, had Hij zeker jullie allen geleid.
وَعَلَى ٱللَّهِ قَصْدُ ٱلسَّبِيلِ وَمِنْهَا جَآئِرٌۭ ۚ وَلَوْ شَآءَ لَهَدَىٰكُمْ أَجْمَعِينَ ﴿٩﴾
10. Hij is Degene die water uit de hemel doet neerdalen, waarvan een deel voor jullie om te drinken is, en een deel voor de gewassen waarop jullie (vee) weiden. 11. Hij brengt er voor jullie het graan en de olijfbomen en de palmbomen en de druivenstruiken mee voort en alle vruchten. Voorwaar, daarin zijn zeker Tekenen voor een volk dat nadenkt.
هُوَ ٱلَّذِىٓ أَنزَلَ مِنَ ٱلسَّمَآءِ مَآءًۭ ۖ لَّكُم مِّنْهُ شَرَابٌۭ وَمِنْهُ شَجَرٌۭ فِيهِ تُسِيمُونَ ﴿١٠﴾ يُنۢبِتُ لَكُم بِهِ ٱلزَّرْعَ وَٱلزَّيْتُونَ وَٱلنَّخِيلَ وَٱلْأَعْنَـٰبَ وَمِن كُلِّ ٱلثَّمَرَٰتِ ۗ إِنَّ فِى ذَٰلِكَ لَـَٔايَةًۭ لِّقَوْمٍۢ يَتَفَكَّرُونَ ﴿١١﴾
12. En Hij maakte voor jullie de nacht en de dag en de zon en de maan dienstbaar. En de sterren zijn dienstbaar, met Zijn verlof. Voorwaar, daarin zijn zeker Tekenen voor een volk dat begrijpt.
وَسَخَّرَ لَكُمُ ٱلَّيْلَ وَٱلنَّهَارَ وَٱلشَّمْسَ وَٱلْقَمَرَ ۖ وَٱلنُّجُومُ مُسَخَّرَٰتٌۢ بِأَمْرِهِۦٓ ۗ إِنَّ فِى ذَٰلِكَ لَـَٔايَـٰتٍۢ لِّقَوْمٍۢ يَعْقِلُونَ ﴿١٢﴾
13. En (ook in) wat Hij voor jullie maakte op aarde, verschillend van soort Voorwaar, daarin zijn zeker Tekenen voor een veik dat zich laat vermanen.
وَمَا ذَرَأَ لَكُمْ فِى ٱلْأَرْضِ مُخْتَلِفًا أَلْوَٰنُهُۥٓ ۗ إِنَّ فِى ذَٰلِكَ لَـَٔايَةًۭ لِّقَوْمٍۢ يَذَّكَّرُونَ ﴿١٣﴾
14. En Hij is Degene die de zee dienstbaar heeft gemaakt, opdat jullie uit haar vers vlees kunnen eten, en jullie halen sieraden uit haar die jullie dragen, en jullie zien de schepen op haar varen. En opdat jullie Zijn gunst zoeken en hopelijk zullen jullie dankbaar zijn.
وَهُوَ ٱلَّذِى سَخَّرَ ٱلْبَحْرَ لِتَأْكُلُوا۟ مِنْهُ لَحْمًۭا طَرِيًّۭا وَتَسْتَخْرِجُوا۟ مِنْهُ حِلْيَةًۭ تَلْبَسُونَهَا وَتَرَى ٱلْفُلْكَ مَوَاخِرَ فِيهِ وَلِتَبْتَغُوا۟ مِن فَضْلِهِۦ وَلَعَلَّكُمْ تَشْكُرُونَ ﴿١٤﴾
15. En Hij bracht op de aarde gebergten aan zodat jullie niet met haar beven, en rivieren en wegen. Hopelijk zullen jullie leiding volgen. 16. En (Hij maakte) kenmerken en door de sterren laten zij zich de weg wijzen.
وَأَلْقَىٰ فِى ٱلْأَرْضِ رَوَٰسِىَ أَن تَمِيدَ بِكُمْ وَأَنْهَـٰرًۭا وَسُبُلًۭا لَّعَلَّكُمْ تَهْتَدُونَ ﴿١٥﴾ وَعَلَـٰمَـٰتٍۢ ۚ وَبِٱلنَّجْمِ هُمْ يَهْتَدُونَ ﴿١٦﴾
17. Is Degene die schept dan gelijk aan degene die niet schept? Zullen jullie je niet laten vermanen? 18. En als jullie de gunsten van Allāh (zouden willen) optellen kunnen jullie ze niet opsommen. Voorwaar, Allāh is zeker Vergevingsgezind, Meest Barmhartig. 19. En Allāh weet wat jullie verbergen en wat jullie tonen. 20. En degenen die zij naast Allāh aanroepen scheppen niets, maar zij zijn (zelf) geschapen. 21. Doden en zijn zij zonder te leven. En zij weten niet wanneer zij worden opgewekt. 22. Jullie god is één God. Wat betreft degenen die niet in het Hiernamaals Ooyen: hun harten zijn verderfelijk en zij zijn hoogmoedigen. 23. Zonder twijfel weet Allāh wat zij verbergen en wat zij tonen. Voorwaar, Hij houdt niet van de hoogmoedigen.
أَفَمَن يَخْلُقُ كَمَن لَّا يَخْلُقُ ۗ أَفَلَا تَذَكَّرُونَ ﴿١٧﴾ وَإِن تَعُدُّوا۟ نِعْمَةَ ٱللَّهِ لَا تُحْصُوهَآ ۗ إِنَّ ٱللَّهَ لَغَفُورٌۭ رَّحِيمٌۭ ﴿١٨﴾ وَٱللَّهُ يَعْلَمُ مَا تُسِرُّونَ وَمَا تُعْلِنُونَ ﴿١٩﴾ وَٱلَّذِينَ يَدْعُونَ مِن دُونِ ٱللَّهِ لَا يَخْلُقُونَ شَيْـًۭٔا وَهُمْ يُخْلَقُونَ ﴿٢٠﴾ أَمْوَٰتٌ غَيْرُ أَحْيَآءٍۢ ۖ وَمَا يَشْعُرُونَ أَيَّانَ يُبْعَثُونَ ﴿٢١﴾ إِلَـٰهُكُمْ إِلَـٰهٌۭ وَٰحِدٌۭ ۚ فَٱلَّذِينَ لَا يُؤْمِنُونَ بِٱلْـَٔاخِرَةِ قُلُوبُهُم مُّنكِرَةٌۭ وَهُم مُّسْتَكْبِرُونَ ﴿٢٢﴾ لَا جَرَمَ أَنَّ ٱللَّهَ يَعْلَمُ مَا يُسِرُّونَ وَمَا يُعْلِنُونَ ۚ إِنَّهُۥ لَا يُحِبُّ ٱلْمُسْتَكْبِرِينَ ﴿٢٣﴾
24. En wanneer ken wordt gezegd: "Wat heeft jullie Heer doen neerdalen?" zeggen zij: "Fabels van de vroegeren!" 25. Zodat zij op de Dag der Opstanding hun volledige lasten dragen en (ook een gedeelte) van de lasten van degenen zonder kennis die zij deden dwalen. Weet: slecht is het wat zij dragen! 26. Waarlijk, degenen vóór hen beraamden ook (tegen Allāh), maar Allāh greep hun bouwwerken bij de fundamenten en daarop viel het dak boven op hen neer. En de bestraffing trof hen van waar zij niet beseften. 27. Vervolgens zal Hij hen op de Dag der Opstanding vernederen, en zeggen: "Waar zijn Mijn (zogenaamde)deelgenoten waarover jullie (met de gelovigen) plachten te redetwisten?" Degenen die kennis gegeven is, zullen zeggen: "Voorwaar, op deze Dag is er vernedering en kwaad voor de ongelovigen. 28. (Zij zijn) degenen die door de engelen weggenomen werden terwijl zij onrecht tegen zichzelf begingen. Dan zullen zij zich overgeven (en zeggen:) "Wij plachten geen kwaad te bedrijven. (De engelen zullen antwoorden:) "Nee, voorwaar, Allāh weet het beste wat jullie plachten te doen." 29. Dus ga de poorten van de Hel binnen om daarin eeuwig levenden te zijn. De verblijfplaats van de hoogmoedigen is zeker het slechtst!
وَإِذَا قِيلَ لَهُم مَّاذَآ أَنزَلَ رَبُّكُمْ ۙ قَالُوٓا۟ أَسَـٰطِيرُ ٱلْأَوَّلِينَ ﴿٢٤﴾ لِيَحْمِلُوٓا۟ أَوْزَارَهُمْ كَامِلَةًۭ يَوْمَ ٱلْقِيَـٰمَةِ ۙ وَمِنْ أَوْزَارِ ٱلَّذِينَ يُضِلُّونَهُم بِغَيْرِ عِلْمٍ ۗ أَلَا سَآءَ مَا يَزِرُونَ ﴿٢٥﴾ قَدْ مَكَرَ ٱلَّذِينَ مِن قَبْلِهِمْ فَأَتَى ٱللَّهُ بُنْيَـٰنَهُم مِّنَ ٱلْقَوَاعِدِ فَخَرَّ عَلَيْهِمُ ٱلسَّقْفُ مِن فَوْقِهِمْ وَأَتَىٰهُمُ ٱلْعَذَابُ مِنْ حَيْثُ لَا يَشْعُرُونَ ﴿٢٦﴾ ثُمَّ يَوْمَ ٱلْقِيَـٰمَةِ يُخْزِيهِمْ وَيَقُولُ أَيْنَ شُرَكَآءِىَ ٱلَّذِينَ كُنتُمْ تُشَـٰٓقُّونَ فِيهِمْ ۚ قَالَ ٱلَّذِينَ أُوتُوا۟ ٱلْعِلْمَ إِنَّ ٱلْخِزْىَ ٱلْيَوْمَ وَٱلسُّوٓءَ عَلَى ٱلْكَـٰفِرِينَ ﴿٢٧﴾ ٱلَّذِينَ تَتَوَفَّىٰهُمُ ٱلْمَلَـٰٓئِكَةُ ظَالِمِىٓ أَنفُسِهِمْ ۖ فَأَلْقَوُا۟ ٱلسَّلَمَ مَا كُنَّا نَعْمَلُ مِن سُوٓءٍۭ ۚ بَلَىٰٓ إِنَّ ٱللَّهَ عَلِيمٌۢ بِمَا كُنتُمْ تَعْمَلُونَ ﴿٢٨﴾ فَٱدْخُلُوٓا۟ أَبْوَٰبَ جَهَنَّمَ خَـٰلِدِينَ فِيهَا ۖ فَلَبِئْسَ مَثْوَى ٱلْمُتَكَبِّرِينَ ﴿٢٩﴾
30. En er zal tot degenen die (Allāh) vreesden gezegd worden: "Wat is het dat jullie Heer heeft doen neerdalen?" Zij zullen zeggen: "Het goede." Voor degenen die het goede in deze wereld deden, is er (in het Hiernamaals) het goede. En het Huis van het Hiernamaals is zeker beter. En het Huis van de moettaqīen is zeker het beste. 31. Zij zullen de Tuinen van ʿAdn (het Paradijs) binnengaan, waar onderdoor de rivieren stromen. Voor hen is daarin wat zij willen. Zo beloont Allāh de moettaqīen. 32. (Zij zijn) degenen die de engelen als reinen wegnemen, terwijl zij zeggen: "Salāmoen ʿalaikoem (vrede zij met jullie). Treed het Paradijs binnen, wegens wat jullie plachten te doen".
وَقِيلَ لِلَّذِينَ ٱتَّقَوْا۟ مَاذَآ أَنزَلَ رَبُّكُمْ ۚ قَالُوا۟ خَيْرًۭا ۗ لِّلَّذِينَ أَحْسَنُوا۟ فِى هَـٰذِهِ ٱلدُّنْيَا حَسَنَةٌۭ ۚ وَلَدَارُ ٱلْـَٔاخِرَةِ خَيْرٌۭ ۚ وَلَنِعْمَ دَارُ ٱلْمُتَّقِينَ ﴿٣٠﴾ جَنَّـٰتُ عَدْنٍۢ يَدْخُلُونَهَا تَجْرِى مِن تَحْتِهَا ٱلْأَنْهَـٰرُ ۖ لَهُمْ فِيهَا مَا يَشَآءُونَ ۚ كَذَٰلِكَ يَجْزِى ٱللَّهُ ٱلْمُتَّقِينَ ﴿٣١﴾ ٱلَّذِينَ تَتَوَفَّىٰهُمُ ٱلْمَلَـٰٓئِكَةُ طَيِّبِينَ ۙ يَقُولُونَ سَلَـٰمٌ عَلَيْكُمُ ٱدْخُلُوا۟ ٱلْجَنَّةَ بِمَا كُنتُمْ تَعْمَلُونَ ﴿٣٢﴾
33. Zij (de ongelovigen) wachten slechts tot de engelen hen wegnemen, of het bevel van jouw Heer hen treft. Zo deden degenen vóór hen. En Allāh heeft hun geen onrecht aangedaan, maar zij plachten zichzelf onrecht aan te doen. 34. En zij werden getroffen door het slechte van wat zij deden en zij werden omsingeld door wat zij plachten te bespotten.
هَلْ يَنظُرُونَ إِلَّآ أَن تَأْتِيَهُمُ ٱلْمَلَـٰٓئِكَةُ أَوْ يَأْتِىَ أَمْرُ رَبِّكَ ۚ كَذَٰلِكَ فَعَلَ ٱلَّذِينَ مِن قَبْلِهِمْ ۚ وَمَا ظَلَمَهُمُ ٱللَّهُ وَلَـٰكِن كَانُوٓا۟ أَنفُسَهُمْ يَظْلِمُونَ ﴿٣٣﴾ فَأَصَابَهُمْ سَيِّـَٔاتُ مَا عَمِلُوا۟ وَحَاقَ بِهِم مَّا كَانُوا۟ بِهِۦ يَسْتَهْزِءُونَ ﴿٣٤﴾
35. En degenen die (Allāh) deelgenoten toekenden, zeiden: "Indien Allāh gewild had, hadden wij niets naast Hem aanbeden, wij noch onze vaderen, en wij zouden naast (de verboden) van Hem niets verboden hebben." Zo deden degenen vóór hen. En de boodschappers zijn tot niets anders verplicht dan de duidelijke verkondiging.
وَقَالَ ٱلَّذِينَ أَشْرَكُوا۟ لَوْ شَآءَ ٱللَّهُ مَا عَبَدْنَا مِن دُونِهِۦ مِن شَىْءٍۢ نَّحْنُ وَلَآ ءَابَآؤُنَا وَلَا حَرَّمْنَا مِن دُونِهِۦ مِن شَىْءٍۢ ۚ كَذَٰلِكَ فَعَلَ ٱلَّذِينَ مِن قَبْلِهِمْ ۚ فَهَلْ عَلَى ٱلرُّسُلِ إِلَّا ٱلْبَلَـٰغُ ٱلْمُبِينُ ﴿٣٥﴾
36. En voorzeker, Wij hebben aan iedere gemeenschap een boodschapper gezonden (die zei:) "Aanbid Allāh en hou afstand van de ṭāghōet." En er zijn er onder hen die Allāh leidde en er zijn er die Hij tot de dwaling veroordeelde. Reis dus op de aarde rond en zie hoe het einde was van de loochenaars. 37. Ook al verlang jij (o Mohammed) er hevig naar hen te leiden: voorwaar, Allāh leidt niet degene die Hij doet dwalen. En er zijn voor hen geen helpers.
وَلَقَدْ بَعَثْنَا فِى كُلِّ أُمَّةٍۢ رَّسُولًا أَنِ ٱعْبُدُوا۟ ٱللَّهَ وَٱجْتَنِبُوا۟ ٱلطَّـٰغُوتَ ۖ فَمِنْهُم مَّنْ هَدَى ٱللَّهُ وَمِنْهُم مَّنْ حَقَّتْ عَلَيْهِ ٱلضَّلَـٰلَةُ ۚ فَسِيرُوا۟ فِى ٱلْأَرْضِ فَٱنظُرُوا۟ كَيْفَ كَانَ عَـٰقِبَةُ ٱلْمُكَذِّبِينَ ﴿٣٦﴾ إِن تَحْرِصْ عَلَىٰ هُدَىٰهُمْ فَإِنَّ ٱللَّهَ لَا يَهْدِى مَن يُضِلُّ ۖ وَمَا لَهُم مِّن نَّـٰصِرِينَ ﴿٣٧﴾
38. En zij zweren bij Allāh hun duurste eden dat Allāh degene die sterft niet zal opwekken: integendeel, het is als een belofte waar Hij Zich aan heeft verbonden, maar de meesten van hen weten het niet. 39. (Hij zal hen opwekken) om hun dat waar zij over twistten duidelijk te maken en om degenen die ongelovig waren te doen weten dat zij leugenaars waren. 40. Voorwaar, Ons Woord tegen iets wat Wij willen, is dat Wij er slechts tegen zeggen: "Wees" en het is.
وَأَقْسَمُوا۟ بِٱللَّهِ جَهْدَ أَيْمَـٰنِهِمْ ۙ لَا يَبْعَثُ ٱللَّهُ مَن يَمُوتُ ۚ بَلَىٰ وَعْدًا عَلَيْهِ حَقًّۭا وَلَـٰكِنَّ أَكْثَرَ ٱلنَّاسِ لَا يَعْلَمُونَ ﴿٣٨﴾ لِيُبَيِّنَ لَهُمُ ٱلَّذِى يَخْتَلِفُونَ فِيهِ وَلِيَعْلَمَ ٱلَّذِينَ كَفَرُوٓا۟ أَنَّهُمْ كَانُوا۟ كَـٰذِبِينَ ﴿٣٩﴾ إِنَّمَا قَوْلُنَا لِشَىْءٍ إِذَآ أَرَدْنَـٰهُ أَن نَّقُولَ لَهُۥ كُن فَيَكُونُ ﴿٤٠﴾
41. En degenen die uitweken omwille van Allāh nadat hen onrecht was aangedaan zullen Wij in deze wereld een goede behuizing geven, maar de beloning van het Hiernamaals zal groter zijn. Indien zij dat maar wisten! 42. (Zij zijn) degenen die geduldig waren en hun Heer vertrouwden.
وَٱلَّذِينَ هَاجَرُوا۟ فِى ٱللَّهِ مِنۢ بَعْدِ مَا ظُلِمُوا۟ لَنُبَوِّئَنَّهُمْ فِى ٱلدُّنْيَا حَسَنَةًۭ ۖ وَلَأَجْرُ ٱلْـَٔاخِرَةِ أَكْبَرُ ۚ لَوْ كَانُوا۟ يَعْلَمُونَ ﴿٤١﴾ ٱلَّذِينَ صَبَرُوا۟ وَعَلَىٰ رَبِّهِمْ يَتَوَكَّلُونَ ﴿٤٢﴾
43. En vóór jou (o Mohammed) zonden Wij slechts mannen aan wie Wij openbaarden; vraag het dan aan de bezitters van de kennis, indien jullie het niet weten. 44. (Wij zonden ben) met duidelijke (Tekenen) en de Psalmen. En Wij deden aan jou de Vermaning (de Koran) neerdalen om aan de mensen duidelijk te maken wat aan hen neergezonden is. En hopelijk zullen zij nadenken.
وَمَآ أَرْسَلْنَا مِن قَبْلِكَ إِلَّا رِجَالًۭا نُّوحِىٓ إِلَيْهِمْ ۚ فَسْـَٔلُوٓا۟ أَهْلَ ٱلذِّكْرِ إِن كُنتُمْ لَا تَعْلَمُونَ ﴿٤٣﴾ بِٱلْبَيِّنَـٰتِ وَٱلزُّبُرِ ۗ وَأَنزَلْنَآ إِلَيْكَ ٱلذِّكْرَ لِتُبَيِّنَ لِلنَّاسِ مَا نُزِّلَ إِلَيْهِمْ وَلَعَلَّهُمْ يَتَفَكَّرُونَ ﴿٤٤﴾
45. Voelen degenen die slechte daden beramen zich er dan veilig voor dat Allāh hen niet in de aarde doet wegzinken, of dat de bestraffing hen treft van waar zij het niet beseffen? 46. Of dat Hij hen treft tijdens hun rondgaan, terwijl zij zich het niet van zich af kunnen houden? 47. Of dat Hij hen treft terwijl zij bang zijn? Voorwaar, jullie Heer is zeker Meest Genadig, Meest Barmhartig.
أَفَأَمِنَ ٱلَّذِينَ مَكَرُوا۟ ٱلسَّيِّـَٔاتِ أَن يَخْسِفَ ٱللَّهُ بِهِمُ ٱلْأَرْضَ أَوْ يَأْتِيَهُمُ ٱلْعَذَابُ مِنْ حَيْثُ لَا يَشْعُرُونَ ﴿٤٥﴾ أَوْ يَأْخُذَهُمْ فِى تَقَلُّبِهِمْ فَمَا هُم بِمُعْجِزِينَ ﴿٤٦﴾ أَوْ يَأْخُذَهُمْ عَلَىٰ تَخَوُّفٍۢ فَإِنَّ رَبَّكُمْ لَرَءُوفٌۭ رَّحِيمٌ ﴿٤٧﴾
48. Zien zij dan niet de dingen die Allāh geschapen heeft, hoe hun schaduwen zich naar rechts en links wenden, terwijl zij zich voor Allāh neerwerpen en zij nederig zijn? 49. En voor Allāh werpt alles van de levende wezens in de hemelen en alles op de aarde zich neer, en (ook) de engelen, en zij zijn niet hoogmoedig. 50. Zij vrezen hun Heer boven hen en zij doen wat Hij beveelt.
أَوَلَمْ يَرَوْا۟ إِلَىٰ مَا خَلَقَ ٱللَّهُ مِن شَىْءٍۢ يَتَفَيَّؤُا۟ ظِلَـٰلُهُۥ عَنِ ٱلْيَمِينِ وَٱلشَّمَآئِلِ سُجَّدًۭا لِّلَّهِ وَهُمْ دَٰخِرُونَ ﴿٤٨﴾ وَلِلَّهِ يَسْجُدُ مَا فِى ٱلسَّمَـٰوَٰتِ وَمَا فِى ٱلْأَرْضِ مِن دَآبَّةٍۢ وَٱلْمَلَـٰٓئِكَةُ وَهُمْ لَا يَسْتَكْبِرُونَ ﴿٤٩﴾ يَخَافُونَ رَبَّهُم مِّن فَوْقِهِمْ وَيَفْعَلُونَ مَا يُؤْمَرُونَ ۩ ﴿٥٠﴾
51. En Allāh zei: "Neem geen twee goden. Voorwaar, Hij is een God. Vrees daarom Mij alleen." 52. En aan Hem behoort wat er in de hemelen en (op) de aarde is en gehoorzaamheid behoort altijd aan Hem te zijn. Zullen jullie dan iemand anders dan Allāh vrezen?
وَقَالَ ٱللَّهُ لَا تَتَّخِذُوٓا۟ إِلَـٰهَيْنِ ٱثْنَيْنِ ۖ إِنَّمَا هُوَ إِلَـٰهٌۭ وَٰحِدٌۭ ۖ فَإِيَّـٰىَ فَٱرْهَبُونِ ﴿٥١﴾ وَلَهُۥ مَا فِى ٱلسَّمَـٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضِ وَلَهُ ٱلدِّينُ وَاصِبًا ۚ أَفَغَيْرَ ٱللَّهِ تَتَّقُونَ ﴿٥٢﴾
53. En jullie hebben geen gunst of het komt van Allāh. En wanneer jullie dan door tegenspoed geraakt worden, is Hij het tot Wie jullie je nederig om hulp wenden. 54. En als Hij de tegenspoed voor jullie opheft is er een groep onder jullie die aan hun Heer deelgenoten toekent. 55. Om ondankbaarheid te tonen voor wat Wij hun gegeven hebben. Geniet dan maar, spoedig zullen jullie weten (wat de gevolgen zijn).
وَمَا بِكُم مِّن نِّعْمَةٍۢ فَمِنَ ٱللَّهِ ۖ ثُمَّ إِذَا مَسَّكُمُ ٱلضُّرُّ فَإِلَيْهِ تَجْـَٔرُونَ ﴿٥٣﴾ ثُمَّ إِذَا كَشَفَ ٱلضُّرَّ عَنكُمْ إِذَا فَرِيقٌۭ مِّنكُم بِرَبِّهِمْ يُشْرِكُونَ ﴿٥٤﴾ لِيَكْفُرُوا۟ بِمَآ ءَاتَيْنَـٰهُمْ ۚ فَتَمَتَّعُوا۟ ۖ فَسَوْفَ تَعْلَمُونَ ﴿٥٥﴾
56. En zij bestemmen een deel van waar Wij hun mee voorzien hebben voor waar zij niet over weten. Bij Allāh, jullie zullen zeker ondervraagd worden over wat jullie plachten te verzinnen.
وَيَجْعَلُونَ لِمَا لَا يَعْلَمُونَ نَصِيبًۭا مِّمَّا رَزَقْنَـٰهُمْ ۗ تَٱللَّهِ لَتُسْـَٔلُنَّ عَمَّا كُنتُمْ تَفْتَرُونَ ﴿٥٦﴾
57. En zij kennen Allāh dochters toe! Heilig is Hij! En voor zichzelf (kennen zij toe) wat zij verlangen. 58. En wanneer een van hen het goede nieuws verkondigd wordt van (de geboorte van) een meisje wordt zijn gezicht somber en is hij vertoornd. 59. Hij verbergt zich voor de mensen wegens het slechte nieuws wat hij kreeg! Zal hij het in weerwil van de schande behouden of zal hij het in de grond verstoppen? Weet: slecht is het waar zij over oordelen! 60. Voor degenen die niet in het Hiernamaals geloven is er de vergelijking met het slechte; voor Allāh zijn er de Verheven Eigenschappen. En Hij is de Geweldige, de Alwijze.
وَيَجْعَلُونَ لِلَّهِ ٱلْبَنَـٰتِ سُبْحَـٰنَهُۥ ۙ وَلَهُم مَّا يَشْتَهُونَ ﴿٥٧﴾ وَإِذَا بُشِّرَ أَحَدُهُم بِٱلْأُنثَىٰ ظَلَّ وَجْهُهُۥ مُسْوَدًّۭا وَهُوَ كَظِيمٌۭ ﴿٥٨﴾ يَتَوَٰرَىٰ مِنَ ٱلْقَوْمِ مِن سُوٓءِ مَا بُشِّرَ بِهِۦٓ ۚ أَيُمْسِكُهُۥ عَلَىٰ هُونٍ أَمْ يَدُسُّهُۥ فِى ٱلتُّرَابِ ۗ أَلَا سَآءَ مَا يَحْكُمُونَ ﴿٥٩﴾ لِلَّذِينَ لَا يُؤْمِنُونَ بِٱلْـَٔاخِرَةِ مَثَلُ ٱلسَّوْءِ ۖ وَلِلَّهِ ٱلْمَثَلُ ٱلْأَعْلَىٰ ۚ وَهُوَ ٱلْعَزِيزُ ٱلْحَكِيمُ ﴿٦٠﴾
61. En als Allāh de mensen voor hun onrechtvaardigheid zou straffen, zou Hij geen levend wezen op haar (de aarde) overlaten: maar Hij geeft hun uitstel voor een bepaalde tijd. En wanneer kun tijd komt, kunnen zij het geen moment uitstellen en zij kunnen het niet bespoedigen.
وَلَوْ يُؤَاخِذُ ٱللَّهُ ٱلنَّاسَ بِظُلْمِهِم مَّا تَرَكَ عَلَيْهَا مِن دَآبَّةٍۢ وَلَـٰكِن يُؤَخِّرُهُمْ إِلَىٰٓ أَجَلٍۢ مُّسَمًّۭى ۖ فَإِذَا جَآءَ أَجَلُهُمْ لَا يَسْتَـْٔخِرُونَ سَاعَةًۭ ۖ وَلَا يَسْتَقْدِمُونَ ﴿٦١﴾
62. En zij kennen aan Allāh toe waar zij zelf een afschuw van hebben en hun tongen beschrijven de leugen dat er voor hen het mooiste is. Het is zeker dat er voor hen de Hel is en dat zij zich (er naar toe) haasten.
وَيَجْعَلُونَ لِلَّهِ مَا يَكْرَهُونَ وَتَصِفُ أَلْسِنَتُهُمُ ٱلْكَذِبَ أَنَّ لَهُمُ ٱلْحُسْنَىٰ ۖ لَا جَرَمَ أَنَّ لَهُمُ ٱلنَّارَ وَأَنَّهُم مُّفْرَطُونَ ﴿٦٢﴾
63. Bij Allāh, voorzeker, Wij zonden (Profeten) naar de gemeenschappen vóór jou (o Mohammed), maar de Satan deed hun werken schoon schijnen. En hij is op deze wereld hun beschermer. En voor hen is er een pijnlijke bestraffing. 64. En Wij hebben aan jou (o Mohammed) het Boek slechts doen neerdalen om hen duidelijk te maken waarin zij verschillen en als leiding en barmhartigheid voor een volk dat gelooft.
تَٱللَّهِ لَقَدْ أَرْسَلْنَآ إِلَىٰٓ أُمَمٍۢ مِّن قَبْلِكَ فَزَيَّنَ لَهُمُ ٱلشَّيْطَـٰنُ أَعْمَـٰلَهُمْ فَهُوَ وَلِيُّهُمُ ٱلْيَوْمَ وَلَهُمْ عَذَابٌ أَلِيمٌۭ ﴿٦٣﴾ وَمَآ أَنزَلْنَا عَلَيْكَ ٱلْكِتَـٰبَ إِلَّا لِتُبَيِّنَ لَهُمُ ٱلَّذِى ٱخْتَلَفُوا۟ فِيهِ ۙ وَهُدًۭى وَرَحْمَةًۭ لِّقَوْمٍۢ يُؤْمِنُونَ ﴿٦٤﴾
65. En Allāh doet water uit de hemel neerdalen en geeft de aarde er leven mee na haar dood. Voorwaar, dat is zeker een Teken voor een volk dat luistert.
وَٱللَّهُ أَنزَلَ مِنَ ٱلسَّمَآءِ مَآءًۭ فَأَحْيَا بِهِ ٱلْأَرْضَ بَعْدَ مَوْتِهَآ ۚ إِنَّ فِى ذَٰلِكَ لَـَٔايَةًۭ لِّقَوْمٍۢ يَسْمَعُونَ ﴿٦٥﴾
66. En voorwaar, voor jullie is er in het vee een lering: Wij geven jullie van wat er in hun buiken tussen mest en bloed is pure melk, gemakkelijk voor de drinkers. 67. En van de vruchten van de dadelpalm en de druivenstruiken maken jullie een bedwelmende drank en een goede voorziening. Voorwaar, daarin is zeker een Teken voor een volk dat begrijpt.
وَإِنَّ لَكُمْ فِى ٱلْأَنْعَـٰمِ لَعِبْرَةًۭ ۖ نُّسْقِيكُم مِّمَّا فِى بُطُونِهِۦ مِنۢ بَيْنِ فَرْثٍۢ وَدَمٍۢ لَّبَنًا خَالِصًۭا سَآئِغًۭا لِّلشَّـٰرِبِينَ ﴿٦٦﴾ وَمِن ثَمَرَٰتِ ٱلنَّخِيلِ وَٱلْأَعْنَـٰبِ تَتَّخِذُونَ مِنْهُ سَكَرًۭا وَرِزْقًا حَسَنًا ۗ إِنَّ فِى ذَٰلِكَ لَـَٔايَةًۭ لِّقَوْمٍۢ يَعْقِلُونَ ﴿٦٧﴾
68. En jouw Heer inspireerde de bij: "Bouw huizen in de bergen en in de bomen en in wat zij (de mensen) bouwen. 69. Eet dan van alle vruchten en volg de wegen die jouw Heer makkelijk maakte." Er komt uit hun buiken een drank met verschillende kleuren, daarin is genezing voor de mensen. Voorwaar, daarin is zeker een Teken voor een volk dat nadenkt.
وَأَوْحَىٰ رَبُّكَ إِلَى ٱلنَّحْلِ أَنِ ٱتَّخِذِى مِنَ ٱلْجِبَالِ بُيُوتًۭا وَمِنَ ٱلشَّجَرِ وَمِمَّا يَعْرِشُونَ ﴿٦٨﴾ ثُمَّ كُلِى مِن كُلِّ ٱلثَّمَرَٰتِ فَٱسْلُكِى سُبُلَ رَبِّكِ ذُلُلًۭا ۚ يَخْرُجُ مِنۢ بُطُونِهَا شَرَابٌۭ مُّخْتَلِفٌ أَلْوَٰنُهُۥ فِيهِ شِفَآءٌۭ لِّلنَّاسِ ۗ إِنَّ فِى ذَٰلِكَ لَـَٔايَةًۭ لِّقَوْمٍۢ يَتَفَكَّرُونَ ﴿٦٩﴾
70. Het is Allāh die jullie schept en jullie vervolgens wegneemt. En onder jullie zijn er die teruggebracht worden naar een vernederende leeftijd, zodat hij niets meer weet na geweten te hebben. Voorwaar, Allāh is Alwetend, Almachtig.
وَٱللَّهُ خَلَقَكُمْ ثُمَّ يَتَوَفَّىٰكُمْ ۚ وَمِنكُم مَّن يُرَدُّ إِلَىٰٓ أَرْذَلِ ٱلْعُمُرِ لِكَىْ لَا يَعْلَمَ بَعْدَ عِلْمٍۢ شَيْـًٔا ۚ إِنَّ ٱللَّهَ عَلِيمٌۭ قَدِيرٌۭ ﴿٧٠﴾
71. En Allāh heeft sommigen van jullie boven anderen bevoorrecht met levensonderhoud. En degenen die meer bevoorrecht zijn geven hun levensonderhoud niet door aan jullie slaven, zodat zij daar gelijk in zouden zijn. Zullen zij de gunsten van Allāh dan ontkennen?
وَٱللَّهُ فَضَّلَ بَعْضَكُمْ عَلَىٰ بَعْضٍۢ فِى ٱلرِّزْقِ ۚ فَمَا ٱلَّذِينَ فُضِّلُوا۟ بِرَآدِّى رِزْقِهِمْ عَلَىٰ مَا مَلَكَتْ أَيْمَـٰنُهُمْ فَهُمْ فِيهِ سَوَآءٌ ۚ أَفَبِنِعْمَةِ ٱللَّهِ يَجْحَدُونَ ﴿٧١﴾
72. En Allāh heeft voor jullie zelf uit jullie zelf echtgenotes doen voortkomen en hij deed voor jullie uit jullie echtgenotes zonen en kleinkinderen voortkomen en voorzag jullie van goede dingen. Zullen zij in het valse geloven en ondankbaar zijn voor de gunst van Allāh?
وَٱللَّهُ جَعَلَ لَكُم مِّنْ أَنفُسِكُمْ أَزْوَٰجًۭا وَجَعَلَ لَكُم مِّنْ أَزْوَٰجِكُم بَنِينَ وَحَفَدَةًۭ وَرَزَقَكُم مِّنَ ٱلطَّيِّبَـٰتِ ۚ أَفَبِٱلْبَـٰطِلِ يُؤْمِنُونَ وَبِنِعْمَتِ ٱللَّهِ هُمْ يَكْفُرُونَ ﴿٧٢﴾
73. En zij aanbidden dat naast Allāh wat hun niets van levensonderhoud kan verschaffen uit de hemelen en de aarde. En zij zijn nergens toe in staat. 74. Maak dus geen gelijkenissen (afgoden) van Allāh. Voorwaar, Allāh weet en jullie weten niet. 75. Allāh maakt een vergelijking: een slaaf waarover beschikt wordt heeft geen macht en (de ander is) degene die Wij van Ons goed levensonderhoud voorzien hebben, en hij geeft er heimelijk en openlijk van uit. Zijn zij gelijk? Alle lof is voor Allāh. Welnee, de meesten van hen weten (het) niet. 76. En Allāh maakt een vergelijking met twee mannen: een van de twee is stom en hij heeft geen enkele macht en hij is een last voor zijn meester; waar hij hem ook heen stuurt: hij brengt niets goeds voort. Is hij gelijk aan degene die het oprechte gebiedt, en op het rechte pad is?
وَيَعْبُدُونَ مِن دُونِ ٱللَّهِ مَا لَا يَمْلِكُ لَهُمْ رِزْقًۭا مِّنَ ٱلسَّمَـٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضِ شَيْـًۭٔا وَلَا يَسْتَطِيعُونَ ﴿٧٣﴾ فَلَا تَضْرِبُوا۟ لِلَّهِ ٱلْأَمْثَالَ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ يَعْلَمُ وَأَنتُمْ لَا تَعْلَمُونَ ﴿٧٤﴾ ضَرَبَ ٱللَّهُ مَثَلًا عَبْدًۭا مَّمْلُوكًۭا لَّا يَقْدِرُ عَلَىٰ شَىْءٍۢ وَمَن رَّزَقْنَـٰهُ مِنَّا رِزْقًا حَسَنًۭا فَهُوَ يُنفِقُ مِنْهُ سِرًّۭا وَجَهْرًا ۖ هَلْ يَسْتَوُۥنَ ۚ ٱلْحَمْدُ لِلَّهِ ۚ بَلْ أَكْثَرُهُمْ لَا يَعْلَمُونَ ﴿٧٥﴾ وَضَرَبَ ٱللَّهُ مَثَلًۭا رَّجُلَيْنِ أَحَدُهُمَآ أَبْكَمُ لَا يَقْدِرُ عَلَىٰ شَىْءٍۢ وَهُوَ كَلٌّ عَلَىٰ مَوْلَىٰهُ أَيْنَمَا يُوَجِّههُّ لَا يَأْتِ بِخَيْرٍ ۖ هَلْ يَسْتَوِى هُوَ وَمَن يَأْمُرُ بِٱلْعَدْلِ ۙ وَهُوَ عَلَىٰ صِرَٰطٍۢ مُّسْتَقِيمٍۢ ﴿٧٦﴾
77. Aan Allāh behoort het verborgene van de hemelen en de aarde. En de zaak van het Uur is slechts een oogwenk of het is sneller. Voorwaar, Allāh is Almachtig over alle zaken.
وَلِلَّهِ غَيْبُ ٱلسَّمَـٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضِ ۚ وَمَآ أَمْرُ ٱلسَّاعَةِ إِلَّا كَلَمْحِ ٱلْبَصَرِ أَوْ هُوَ أَقْرَبُ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ عَلَىٰ كُلِّ شَىْءٍۢ قَدِيرٌۭ ﴿٧٧﴾
78. En Allāh bracht jullie uit de buiken van jullie moeders voort terwijl jullie niets wisten. En Hij gaf jullie het gehoor en het zien en de harten. Hopelijk zullen jullie dankbaarheid tonen.
وَٱللَّهُ أَخْرَجَكُم مِّنۢ بُطُونِ أُمَّهَـٰتِكُمْ لَا تَعْلَمُونَ شَيْـًۭٔا وَجَعَلَ لَكُمُ ٱلسَّمْعَ وَٱلْأَبْصَـٰرَ وَٱلْأَفْـِٔدَةَ ۙ لَعَلَّكُمْ تَشْكُرُونَ ﴿٧٨﴾
79. Zien zij de vogels niet gemakkelijk vliegend in het midden van de hemel? Niemand dan Allāh houdt hen vast. Voorwaar, daarin is zeker een Teken voor een volk dat gelooft.
أَلَمْ يَرَوْا۟ إِلَى ٱلطَّيْرِ مُسَخَّرَٰتٍۢ فِى جَوِّ ٱلسَّمَآءِ مَا يُمْسِكُهُنَّ إِلَّا ٱللَّهُ ۗ إِنَّ فِى ذَٰلِكَ لَـَٔايَـٰتٍۢ لِّقَوْمٍۢ يُؤْمِنُونَ ﴿٧٩﴾
80. En Allāh maakte voor jullie jullie huizen tot plaatsen om uit te rusten en Hij maakte voor jullie de huiden van het vee tot tenten die licht zijn op de dag dat jullie reizen en op de dag dat jullie je vestigen (en Hij maakte) hun wol en hun vacht tot gebruikszaken en als een genieting voor een bepaalde tijd.
وَٱللَّهُ جَعَلَ لَكُم مِّنۢ بُيُوتِكُمْ سَكَنًۭا وَجَعَلَ لَكُم مِّن جُلُودِ ٱلْأَنْعَـٰمِ بُيُوتًۭا تَسْتَخِفُّونَهَا يَوْمَ ظَعْنِكُمْ وَيَوْمَ إِقَامَتِكُمْ ۙ وَمِنْ أَصْوَافِهَا وَأَوْبَارِهَا وَأَشْعَارِهَآ أَثَـٰثًۭا وَمَتَـٰعًا إِلَىٰ حِينٍۢ ﴿٨٠﴾
81. En Allāh gaf jullie uit wat Hij schiep schaduwen en Hij maakte voor jullie in de bergen schuilplaatsen en Hij gaf jullie kleding die jullie tegen de hitte beschermt en kleding die jullie tegen jullie oorlog beschemt. Op deze wijze vervolmaakt Hij voor jullie Zijn gunst. Hopelijk zullen jullie je (aan Hem) overgeven.
وَٱللَّهُ جَعَلَ لَكُم مِّمَّا خَلَقَ ظِلَـٰلًۭا وَجَعَلَ لَكُم مِّنَ ٱلْجِبَالِ أَكْنَـٰنًۭا وَجَعَلَ لَكُمْ سَرَٰبِيلَ تَقِيكُمُ ٱلْحَرَّ وَسَرَٰبِيلَ تَقِيكُم بَأْسَكُمْ ۚ كَذَٰلِكَ يُتِمُّ نِعْمَتَهُۥ عَلَيْكُمْ لَعَلَّكُمْ تُسْلِمُونَ ﴿٨١﴾
82. Maar als zij zich afwenden: jouw plicht (o Mohammed) is slechts de duidelijke verkondiging. 83. Zij herkennen de gunst van Allāh en daarop ontkennen zij die en de meesten van hen zijn ondankbaren.
فَإِن تَوَلَّوْا۟ فَإِنَّمَا عَلَيْكَ ٱلْبَلَـٰغُ ٱلْمُبِينُ ﴿٨٢﴾ يَعْرِفُونَ نِعْمَتَ ٱللَّهِ ثُمَّ يُنكِرُونَهَا وَأَكْثَرُهُمُ ٱلْكَـٰفِرُونَ ﴿٨٣﴾
84. Op de Dag zullen Wij uit iedere gemeenschap een getuige doen opstaan, dan zullen degenen die ongelovig zijn geen gehoor gegeven worden en zij krijgen niet de gelegenheid zich te verbeteren. 85. En wanneer degenen die onrecht pleegden de bestraffing zien zal die voor hen niet lichter gemaakt worden en zij zullen geen uitstel krijgen. 86. En wanneer degenen die deelgenoten toekenden hun deelgenoten zullen zien, zullen zij zeggen: "Onze Heer! Zij zijn degenen die onze deelgenoten waren die wij naast U plachten aan te roepen." Maar zij (de deelgenoten) zullen hun woorden terugweirpen, en zeggen: "Voorwaar, jullie zijn zeker leugenaars!" 87. En op die Dag zullen zij Allāh hun onderwerping tonen. En wat zij plachten te verzinnen zal van hen weggedwald zijn. 88. (Zij zijn) degenen die ongelovig waren en (mensen) van de weg van Allāh afhielden. Wij zullen bestraffing op bestraffing stapelen vanwege wat zij aan verderf zaaiden.
وَيَوْمَ نَبْعَثُ مِن كُلِّ أُمَّةٍۢ شَهِيدًۭا ثُمَّ لَا يُؤْذَنُ لِلَّذِينَ كَفَرُوا۟ وَلَا هُمْ يُسْتَعْتَبُونَ ﴿٨٤﴾ وَإِذَا رَءَا ٱلَّذِينَ ظَلَمُوا۟ ٱلْعَذَابَ فَلَا يُخَفَّفُ عَنْهُمْ وَلَا هُمْ يُنظَرُونَ ﴿٨٥﴾ وَإِذَا رَءَا ٱلَّذِينَ أَشْرَكُوا۟ شُرَكَآءَهُمْ قَالُوا۟ رَبَّنَا هَـٰٓؤُلَآءِ شُرَكَآؤُنَا ٱلَّذِينَ كُنَّا نَدْعُوا۟ مِن دُونِكَ ۖ فَأَلْقَوْا۟ إِلَيْهِمُ ٱلْقَوْلَ إِنَّكُمْ لَكَـٰذِبُونَ ﴿٨٦﴾ وَأَلْقَوْا۟ إِلَى ٱللَّهِ يَوْمَئِذٍ ٱلسَّلَمَ ۖ وَضَلَّ عَنْهُم مَّا كَانُوا۟ يَفْتَرُونَ ﴿٨٧﴾ ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ وَصَدُّوا۟ عَن سَبِيلِ ٱللَّهِ زِدْنَـٰهُمْ عَذَابًۭا فَوْقَ ٱلْعَذَابِ بِمَا كَانُوا۟ يُفْسِدُونَ ﴿٨٨﴾
89. En op die dag zullen Wij uit het midden van iedere gemeenschap een getuige doen opstaan en Wij zullen jou als getuige nemen tegen deze (gemeenschap van jou). En Wij hebben jou het Boek neergezonden, als een uitleg van alle zaken en als leiding en barmhartigheid en goed nieuws voor de moslims.
وَيَوْمَ نَبْعَثُ فِى كُلِّ أُمَّةٍۢ شَهِيدًا عَلَيْهِم مِّنْ أَنفُسِهِمْ ۖ وَجِئْنَا بِكَ شَهِيدًا عَلَىٰ هَـٰٓؤُلَآءِ ۚ وَنَزَّلْنَا عَلَيْكَ ٱلْكِتَـٰبَ تِبْيَـٰنًۭا لِّكُلِّ شَىْءٍۢ وَهُدًۭى وَرَحْمَةًۭ وَبُشْرَىٰ لِلْمُسْلِمِينَ ﴿٨٩﴾
90. Allāh beveelt rechtvaardigheid en het goede en het geven aan de verwanten en Hij verbiedt de zedeloosheid en het verwerpelijke en de opstandigheid. Hij onderricht jullie, hopelijk zullen jullie je laten vermanen.
إِنَّ ٱللَّهَ يَأْمُرُ بِٱلْعَدْلِ وَٱلْإِحْسَـٰنِ وَإِيتَآئِ ذِى ٱلْقُرْبَىٰ وَيَنْهَىٰ عَنِ ٱلْفَحْشَآءِ وَٱلْمُنكَرِ وَٱلْبَغْىِ ۚ يَعِظُكُمْ لَعَلَّكُمْ تَذَكَّرُونَ ﴿٩٠﴾
91. En kom het verbond met Allāh na wanneer jullie je verbonden hebben, en breekt niet jullie eden nadat jullie ze bevestigd hebben. En waarlijk, jullie hebben Allāh als getuige genomen. Voorwaar, Allāh is Alwetend over wat jullie doen. 92. En wees niet als zij die haar garen weer opsplitst nadat zij het stevig gesponnen had, jullie eden als een list tussen jullie gebruikend, omdat één gemeenschap talrijker is dan een (andere) gemeenschap. Voorwaar, Allāh beproeft jullie er slechts mee. En Hij zal jullie op de Dag der Opstanding duidelijk maken waar jullie over plachten te redetwisten.
وَأَوْفُوا۟ بِعَهْدِ ٱللَّهِ إِذَا عَـٰهَدتُّمْ وَلَا تَنقُضُوا۟ ٱلْأَيْمَـٰنَ بَعْدَ تَوْكِيدِهَا وَقَدْ جَعَلْتُمُ ٱللَّهَ عَلَيْكُمْ كَفِيلًا ۚ إِنَّ ٱللَّهَ يَعْلَمُ مَا تَفْعَلُونَ ﴿٩١﴾ وَلَا تَكُونُوا۟ كَٱلَّتِى نَقَضَتْ غَزْلَهَا مِنۢ بَعْدِ قُوَّةٍ أَنكَـٰثًۭا تَتَّخِذُونَ أَيْمَـٰنَكُمْ دَخَلًۢا بَيْنَكُمْ أَن تَكُونَ أُمَّةٌ هِىَ أَرْبَىٰ مِنْ أُمَّةٍ ۚ إِنَّمَا يَبْلُوكُمُ ٱللَّهُ بِهِۦ ۚ وَلَيُبَيِّنَنَّ لَكُمْ يَوْمَ ٱلْقِيَـٰمَةِ مَا كُنتُمْ فِيهِ تَخْتَلِفُونَ ﴿٩٢﴾
93. En als Allāh het gewild had, had Hij jullie zeker (als behorend) tot één godsdienst gemaakt. Maar Hij doet dwalen wie Hij wil en Hij leidt wie Hij wil. En jullie zullen zeker ondervraagd worden over wat jullie plachten te doen.
وَلَوْ شَآءَ ٱللَّهُ لَجَعَلَكُمْ أُمَّةًۭ وَٰحِدَةًۭ وَلَـٰكِن يُضِلُّ مَن يَشَآءُ وَيَهْدِى مَن يَشَآءُ ۚ وَلَتُسْـَٔلُنَّ عَمَّا كُنتُمْ تَعْمَلُونَ ﴿٩٣﴾
94. En zweer jullie eden niet als een list tussen jullie, zodat een voet uitglijdt nadat die stevig neergezet was en jullie zullen het slechte moeten proeven vanwege jullie afhouden (van de mensen) van de weg van Allāh. En voor jullie (zondaars) is er een geweldige bestraffing. 95. En ruil het verbond met Allāh niet in voor een geringe prijs. Voorwaar, wat bij Allāh is, is beter voor jullie als jullie (het) weten. 96. Wat bij jullie is, zal vergaan, maar wat bij Allāh is, is blijvend. En Wij zullen degenen die geduldig waren zeker belonen met hun beloning, volgens het beste van wat zij plachten te doen.
وَلَا تَتَّخِذُوٓا۟ أَيْمَـٰنَكُمْ دَخَلًۢا بَيْنَكُمْ فَتَزِلَّ قَدَمٌۢ بَعْدَ ثُبُوتِهَا وَتَذُوقُوا۟ ٱلسُّوٓءَ بِمَا صَدَدتُّمْ عَن سَبِيلِ ٱللَّهِ ۖ وَلَكُمْ عَذَابٌ عَظِيمٌۭ ﴿٩٤﴾ وَلَا تَشْتَرُوا۟ بِعَهْدِ ٱللَّهِ ثَمَنًۭا قَلِيلًا ۚ إِنَّمَا عِندَ ٱللَّهِ هُوَ خَيْرٌۭ لَّكُمْ إِن كُنتُمْ تَعْلَمُونَ ﴿٩٥﴾ مَا عِندَكُمْ يَنفَدُ ۖ وَمَا عِندَ ٱللَّهِ بَاقٍۢ ۗ وَلَنَجْزِيَنَّ ٱلَّذِينَ صَبَرُوٓا۟ أَجْرَهُم بِأَحْسَنِ مَا كَانُوا۟ يَعْمَلُونَ ﴿٩٦﴾
97. Wie het goede doet, man of vrouw, en hij gelooft: voorwaar, aan hem geven Wij een goed leven. En Wij zullen hen zeker belonen met hun beloning, volgens het beste van wat zij plachten te doen.
مَنْ عَمِلَ صَـٰلِحًۭا مِّن ذَكَرٍ أَوْ أُنثَىٰ وَهُوَ مُؤْمِنٌۭ فَلَنُحْيِيَنَّهُۥ حَيَوٰةًۭ طَيِّبَةًۭ ۖ وَلَنَجْزِيَنَّهُمْ أَجْرَهُم بِأَحْسَنِ مَا كَانُوا۟ يَعْمَلُونَ ﴿٩٧﴾
98. En wanneer jullie de Koran lezen: zoek dan de bescherming van Allāh tegen de vervloekte Satan. 99. Voorwaar, hij heeft geen gezag over degenen die geloven en hun Heer vertrouwen. 100. Voorwaar, hij heeft alleen gezag over degenen die hem als beschermer nemen en (over) degenen die deelgenoten aan Hem toekennen.
فَإِذَا قَرَأْتَ ٱلْقُرْءَانَ فَٱسْتَعِذْ بِٱللَّهِ مِنَ ٱلشَّيْطَـٰنِ ٱلرَّجِيمِ ﴿٩٨﴾ إِنَّهُۥ لَيْسَ لَهُۥ سُلْطَـٰنٌ عَلَى ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ وَعَلَىٰ رَبِّهِمْ يَتَوَكَّلُونَ ﴿٩٩﴾ إِنَّمَا سُلْطَـٰنُهُۥ عَلَى ٱلَّذِينَ يَتَوَلَّوْنَهُۥ وَٱلَّذِينَ هُم بِهِۦ مُشْرِكُونَ ﴿١٠٠﴾
101. En wanneer Wij een Vers door een ander Vers vervangen, en Allāh weet beter wat Hij neerzendt, (dan) zeggen zij, "Voorwaar, jij (Mohammed) bent slechts een verzinner van leugens." De meesten van hen weten zelf niets. 102. Zeg (o Mohammed): "De Heilige Geest (de engel Gabriël) van jouw Heer deed hem met de waarheid neerdalen om degenen die geloven te versterken, en als leiding en goed nieuws voor de moslims." 103. En voorzeker, Wij weten dat zij zeggen: "Voorwaar, het is slechts een mens die hem onderwijst." De taal van degenen waar zij valselijk naar verwijzen is vreemd, maar dit is een duidelijke Arabische taal. 104. Voorwaar, (wat betreft) degenen die niet in de Verzen van Allāh geloven: Allāh zal hen niet leiden en voor hen zal er een pijnlijke bestraffing zijn. 105. Voorwaar, degenen die de leugen verzinnen geloven niet in de Verzen van Allāh. Zij zijn degenen die leugenaars zijn.
وَإِذَا بَدَّلْنَآ ءَايَةًۭ مَّكَانَ ءَايَةٍۢ ۙ وَٱللَّهُ أَعْلَمُ بِمَا يُنَزِّلُ قَالُوٓا۟ إِنَّمَآ أَنتَ مُفْتَرٍۭ ۚ بَلْ أَكْثَرُهُمْ لَا يَعْلَمُونَ ﴿١٠١﴾ قُلْ نَزَّلَهُۥ رُوحُ ٱلْقُدُسِ مِن رَّبِّكَ بِٱلْحَقِّ لِيُثَبِّتَ ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ وَهُدًۭى وَبُشْرَىٰ لِلْمُسْلِمِينَ ﴿١٠٢﴾ وَلَقَدْ نَعْلَمُ أَنَّهُمْ يَقُولُونَ إِنَّمَا يُعَلِّمُهُۥ بَشَرٌۭ ۗ لِّسَانُ ٱلَّذِى يُلْحِدُونَ إِلَيْهِ أَعْجَمِىٌّۭ وَهَـٰذَا لِسَانٌ عَرَبِىٌّۭ مُّبِينٌ ﴿١٠٣﴾ إِنَّ ٱلَّذِينَ لَا يُؤْمِنُونَ بِـَٔايَـٰتِ ٱللَّهِ لَا يَهْدِيهِمُ ٱللَّهُ وَلَهُمْ عَذَابٌ أَلِيمٌ ﴿١٠٤﴾ إِنَّمَا يَفْتَرِى ٱلْكَذِبَ ٱلَّذِينَ لَا يُؤْمِنُونَ بِـَٔايَـٰتِ ٱللَّهِ ۖ وَأُو۟لَـٰٓئِكَ هُمُ ٱلْكَـٰذِبُونَ ﴿١٠٥﴾
106. Wie aan Allāh ongelovig is na geloofd te hebben, behalve wie gedwongen is terwijl zijn hart in het geloof tot rust gekomen was, maar (voor) wie die zijn hart voor het ongeloof openstelde: voor hem is er de toorn van Allāh en voor hem is er een geweldige bestraffing. 107. Dat is omdat zij het wereldse leven verkiezen boven het Hiernamaals, en omdat Allāh het ongelovige volk niet zal leiden. 108. Zij zijn degenen bij wie Allāh hun harten en hun gehoor en hun zien vergrendeld heeft; en zij zijn degenen die onachtzaam zijn. 109. Het is zeker dat zij in het Hiernamaals de verliezers zijn. 110. Voorwaar dan, jouw Heer is voor degenen die uitgeweken zijn nadat zij op de proef gesteld werden en daarna streden en geduldig waren; voorwaar, jouw Heer is daarna (voor hen) zeker Vergevingsgezind, Meest Barmhartig.
مَن كَفَرَ بِٱللَّهِ مِنۢ بَعْدِ إِيمَـٰنِهِۦٓ إِلَّا مَنْ أُكْرِهَ وَقَلْبُهُۥ مُطْمَئِنٌّۢ بِٱلْإِيمَـٰنِ وَلَـٰكِن مَّن شَرَحَ بِٱلْكُفْرِ صَدْرًۭا فَعَلَيْهِمْ غَضَبٌۭ مِّنَ ٱللَّهِ وَلَهُمْ عَذَابٌ عَظِيمٌۭ ﴿١٠٦﴾ ذَٰلِكَ بِأَنَّهُمُ ٱسْتَحَبُّوا۟ ٱلْحَيَوٰةَ ٱلدُّنْيَا عَلَى ٱلْـَٔاخِرَةِ وَأَنَّ ٱللَّهَ لَا يَهْدِى ٱلْقَوْمَ ٱلْكَـٰفِرِينَ ﴿١٠٧﴾ أُو۟لَـٰٓئِكَ ٱلَّذِينَ طَبَعَ ٱللَّهُ عَلَىٰ قُلُوبِهِمْ وَسَمْعِهِمْ وَأَبْصَـٰرِهِمْ ۖ وَأُو۟لَـٰٓئِكَ هُمُ ٱلْغَـٰفِلُونَ ﴿١٠٨﴾ لَا جَرَمَ أَنَّهُمْ فِى ٱلْـَٔاخِرَةِ هُمُ ٱلْخَـٰسِرُونَ ﴿١٠٩﴾ ثُمَّ إِنَّ رَبَّكَ لِلَّذِينَ هَاجَرُوا۟ مِنۢ بَعْدِ مَا فُتِنُوا۟ ثُمَّ جَـٰهَدُوا۟ وَصَبَرُوٓا۟ إِنَّ رَبَّكَ مِنۢ بَعْدِهَا لَغَفُورٌۭ رَّحِيمٌۭ ﴿١١٠﴾
111. Op die Dag zal iedere ziel voor zichzelf pleiten en zal iedere ziel voor wat hij verrichtte volledig beloond worden en zij zullen niet onrechtvaardig behandeld worden.
يَوْمَ تَأْتِى كُلُّ نَفْسٍۢ تُجَـٰدِلُ عَن نَّفْسِهَا وَتُوَفَّىٰ كُلُّ نَفْسٍۢ مَّا عَمِلَتْ وَهُمْ لَا يُظْلَمُونَ ﴿١١١﴾
112. En Allāh geeft een voorbeeld: een veilige en rustige stad had haar voorzieningen overvloedig van iedere plaats gekregen en was toch ondankbaar voor de gunsten van Allāh. Allāh deed haar honger en angst proeven wegens wat zij plachten te bedrijven. 113. En voorzeker, er kwam een boodschapper vanuit hun midden tot hen, maar zij loochenden hem waarop de bestraffing hen trof, en zij waren onrechtvaardigen.
وَضَرَبَ ٱللَّهُ مَثَلًۭا قَرْيَةًۭ كَانَتْ ءَامِنَةًۭ مُّطْمَئِنَّةًۭ يَأْتِيهَا رِزْقُهَا رَغَدًۭا مِّن كُلِّ مَكَانٍۢ فَكَفَرَتْ بِأَنْعُمِ ٱللَّهِ فَأَذَٰقَهَا ٱللَّهُ لِبَاسَ ٱلْجُوعِ وَٱلْخَوْفِ بِمَا كَانُوا۟ يَصْنَعُونَ ﴿١١٢﴾ وَلَقَدْ جَآءَهُمْ رَسُولٌۭ مِّنْهُمْ فَكَذَّبُوهُ فَأَخَذَهُمُ ٱلْعَذَابُ وَهُمْ ظَـٰلِمُونَ ﴿١١٣﴾
114. Eet dus van het toegestane en het goede waar Allāh jullie mee voorzien heeft en wees dankbaar voor de gunsten van Allāh, als jullie alleen Hem aanbidden. 115. Voorwaar, Hij heeft jullie het kadaver en het bloed en het vlees van het varken en hetgeen waarover anders dan (de Naam van) Allāh afgeroepen is verboden. En wie ertoe genoodzaakt is, zonder begeerte en zonder overdrijving: voorwaar, Allāh is dan Vergevingsgezind, Meest Barmhartig.
فَكُلُوا۟ مِمَّا رَزَقَكُمُ ٱللَّهُ حَلَـٰلًۭا طَيِّبًۭا وَٱشْكُرُوا۟ نِعْمَتَ ٱللَّهِ إِن كُنتُمْ إِيَّاهُ تَعْبُدُونَ ﴿١١٤﴾ إِنَّمَا حَرَّمَ عَلَيْكُمُ ٱلْمَيْتَةَ وَٱلدَّمَ وَلَحْمَ ٱلْخِنزِيرِ وَمَآ أُهِلَّ لِغَيْرِ ٱللَّهِ بِهِۦ ۖ فَمَنِ ٱضْطُرَّ غَيْرَ بَاغٍۢ وَلَا عَادٍۢ فَإِنَّ ٱللَّهَ غَفُورٌۭ رَّحِيمٌۭ ﴿١١٥﴾
116. En zeg niet door de leugen die jullie tongen beschrijven: "Dit is toegestaan en dat is verboden," om over Allāh een leugen te verzinnen. Voorwaar, degenen die over Allāh de leugen verzinnen zullen niet welslagen. 117. (Dat is) een kleine genieting en voor hen is er een pijnlijke bestraffing.
وَلَا تَقُولُوا۟ لِمَا تَصِفُ أَلْسِنَتُكُمُ ٱلْكَذِبَ هَـٰذَا حَلَـٰلٌۭ وَهَـٰذَا حَرَامٌۭ لِّتَفْتَرُوا۟ عَلَى ٱللَّهِ ٱلْكَذِبَ ۚ إِنَّ ٱلَّذِينَ يَفْتَرُونَ عَلَى ٱللَّهِ ٱلْكَذِبَ لَا يُفْلِحُونَ ﴿١١٦﴾ مَتَـٰعٌۭ قَلِيلٌۭ وَلَهُمْ عَذَابٌ أَلِيمٌۭ ﴿١١٧﴾
118. En de joden verboden Wij wat Wij jou vroeger verhaalden. Wij deden hen geen onrecht aan maar zij waren onrechtvaardig voor zichzelf.
وَعَلَى ٱلَّذِينَ هَادُوا۟ حَرَّمْنَا مَا قَصَصْنَا عَلَيْكَ مِن قَبْلُ ۖ وَمَا ظَلَمْنَـٰهُمْ وَلَـٰكِن كَانُوٓا۟ أَنفُسَهُمْ يَظْلِمُونَ ﴿١١٨﴾
119. Voorwaar dan, jouw Heer is voor degenen die het slechte bedreven uit onwetendheid (en) daarna berouw toonden en zich beterden: voorwaar, jouw Heer is daarna zeker Vergevingsgezind, Meest Barmhartig.
ثُمَّ إِنَّ رَبَّكَ لِلَّذِينَ عَمِلُوا۟ ٱلسُّوٓءَ بِجَهَـٰلَةٍۢ ثُمَّ تَابُوا۟ مِنۢ بَعْدِ ذَٰلِكَ وَأَصْلَحُوٓا۟ إِنَّ رَبَّكَ مِنۢ بَعْدِهَا لَغَفُورٌۭ رَّحِيمٌ ﴿١١٩﴾
120. Voorwaar, Abraham was een voorbeeld, gehoorzaam aan zijn Heer, ḥanīef, en hij behoorde niet tot de veelgodenaanbidders. 121. (Hij was) dankbaar voor Zijn gunsten, Hij verkoos hem en leidde hem op een recht pad. 122. En Wij gaven hem op de wereld het goede en voorwaar, in het Hiernamaals behoort hij tot de oprechten. 123. Daarop openbaarden Wij aan jou (o Mohammed): "Volg de godsdienst van Abraham, ḥanīef, en hij behoorde niet tot de veelgodenaanbidders." 124. De Sabbat was slechts gemaakt voor degenen die van mening verschilden over haar (dag). En voorwaar, jouw Heer zal zeker tussen hen op de Dag der Opstanding over dat waarover zij van mening plachten te verschillen oordelen.
إِنَّ إِبْرَٰهِيمَ كَانَ أُمَّةًۭ قَانِتًۭا لِّلَّهِ حَنِيفًۭا وَلَمْ يَكُ مِنَ ٱلْمُشْرِكِينَ ﴿١٢٠﴾ شَاكِرًۭا لِّأَنْعُمِهِ ۚ ٱجْتَبَىٰهُ وَهَدَىٰهُ إِلَىٰ صِرَٰطٍۢ مُّسْتَقِيمٍۢ ﴿١٢١﴾ وَءَاتَيْنَـٰهُ فِى ٱلدُّنْيَا حَسَنَةًۭ ۖ وَإِنَّهُۥ فِى ٱلْـَٔاخِرَةِ لَمِنَ ٱلصَّـٰلِحِينَ ﴿١٢٢﴾ ثُمَّ أَوْحَيْنَآ إِلَيْكَ أَنِ ٱتَّبِعْ مِلَّةَ إِبْرَٰهِيمَ حَنِيفًۭا ۖ وَمَا كَانَ مِنَ ٱلْمُشْرِكِينَ ﴿١٢٣﴾ إِنَّمَا جُعِلَ ٱلسَّبْتُ عَلَى ٱلَّذِينَ ٱخْتَلَفُوا۟ فِيهِ ۚ وَإِنَّ رَبَّكَ لَيَحْكُمُ بَيْنَهُمْ يَوْمَ ٱلْقِيَـٰمَةِ فِيمَا كَانُوا۟ فِيهِ يَخْتَلِفُونَ ﴿١٢٤﴾
125. Nodig uit tot de weg van jouw Heer, met wijsheid en goed onderricht, en wissel met hen van gedachten op de beste wijze. Voorwaar, jouw Heer weet het beste wie van Zijn weg afgedwaald is en Hij weet beter wie de rechtgeleiden zijn.
ٱدْعُ إِلَىٰ سَبِيلِ رَبِّكَ بِٱلْحِكْمَةِ وَٱلْمَوْعِظَةِ ٱلْحَسَنَةِ ۖ وَجَـٰدِلْهُم بِٱلَّتِى هِىَ أَحْسَنُ ۚ إِنَّ رَبَّكَ هُوَ أَعْلَمُ بِمَن ضَلَّ عَن سَبِيلِهِۦ ۖ وَهُوَ أَعْلَمُ بِٱلْمُهْتَدِينَ ﴿١٢٥﴾
126. En wanneer jullie bestraffen, bestraf dan in overeenstemming met wat jullie aangedaan is. Maar als jullie geduldig zijn is dat zeker beter voor de geduldigen. 127. En wees geduldig (o Mohammed) en jij bent slechts geduldig door Allāh. En treur niet over hen en wees niet benauwd voor wat zij beramen. 128. Voorwaar, Allāh is met degenen die (Hem) vrezen en met degenen die weldoeners zijn.
وَإِنْ عَاقَبْتُمْ فَعَاقِبُوا۟ بِمِثْلِ مَا عُوقِبْتُم بِهِۦ ۖ وَلَئِن صَبَرْتُمْ لَهُوَ خَيْرٌۭ لِّلصَّـٰبِرِينَ ﴿١٢٦﴾ وَٱصْبِرْ وَمَا صَبْرُكَ إِلَّا بِٱللَّهِ ۚ وَلَا تَحْزَنْ عَلَيْهِمْ وَلَا تَكُ فِى ضَيْقٍۢ مِّمَّا يَمْكُرُونَ ﴿١٢٧﴾ إِنَّ ٱللَّهَ مَعَ ٱلَّذِينَ ٱتَّقَوا۟ وَّٱلَّذِينَ هُم مُّحْسِنُونَ ﴿١٢٨﴾
NOTEER:

De Nederlandse vertaling van de Koran wordt slechts gezien als een beste poging om de correcte interpretatie van de betekenis over te brengen. Voor een oppervlakkig beeld is dit voldoende, maar voor een dieper begrip dient men de Koran zelf te raadplegen (d.w.z. het Arabisch).

LET OP: Vertaling bevat nog een aantal fouten! S.v.p. controleren en fouten mailen naar: info (apenstaartje) bijbelhoek.nl.

Abonneer op onze nieuwsbrief!