Deze soera werd geopenbaard in Medina om uit te leggen hoe de oorlogsbuit moest worden verdeeld na de overwinning van de gelovigen op de heidenen van Mekka bij Badr in 2 A.H./624 n.Chr. De soera spoort de gelovigen aan om trouw te zijn aan Allāh en Zijn Boodschapper en herinnert hen eraan hoe ze in de minderheid waren, maar dat Allāh engelen neerzond om hen te helpen. Het wordt duidelijk gemaakt dat hoewel overwinning alleen van Allāh komt, de gelovigen altijd klaar moeten zijn om zichzelf te verdedigen en open moeten staan voor vrede. De heidenen worden gewaarschuwd dat hun complotten om anderen te hinderen op de weg van Allāh en de waarheid te weerstaan, alleen zullen eindigen in mislukking—een thema dat wordt benadrukt in zowel de vorige als de volgende soeras.
In de naam van Allāh,
de Meest Barmhartige,
de Meest Genadevolle.
1.
Zij vragen jou (o Mohammed) over de oorlogsbuit, zeg: "De oorlogsbuit behoort aan Allāh en de Boodschapper toe. Vrees dan Allāh en sticht vrede onder jullie. En gehoorzaam Allāh en Zijn Boodschapper, als jullie gelovigen zijn."
يَسْـَٔلُونَكَ عَنِ ٱلْأَنفَالِ ۖ قُلِ ٱلْأَنفَالُ لِلَّهِ وَٱلرَّسُولِ ۖ فَٱتَّقُوا۟ ٱللَّهَ وَأَصْلِحُوا۟ ذَاتَ بَيْنِكُمْ ۖ وَأَطِيعُوا۟ ٱللَّهَ وَرَسُولَهُۥٓ إِن كُنتُم مُّؤْمِنِينَ
﴿١﴾
2.
Voorwaar, de gelovigen zijn slechts degenen wiens harten sidderen wanneer Allāh genoemd wordt en wanneer Zijn Verzen aan hen worden voorgedragen; hun geloof neemt dan toe, en op hun Heer hebben zij hun vertrouwen gesteld.
3.
Zij die de ṣalāh onderhouden en die bijdragen geven van de voorzieningen die Wij hun hebben geschonken.
4.
Zij zijn degenen die de ware gelovigen zijn, voor hen zijn er rangen bij hun Heer, en vergeving en een edele voorziening.
إِنَّمَا ٱلْمُؤْمِنُونَ ٱلَّذِينَ إِذَا ذُكِرَ ٱللَّهُ وَجِلَتْ قُلُوبُهُمْ وَإِذَا تُلِيَتْ عَلَيْهِمْ ءَايَـٰتُهُۥ زَادَتْهُمْ إِيمَـٰنًۭا وَعَلَىٰ رَبِّهِمْ يَتَوَكَّلُونَ
﴿٢﴾
ٱلَّذِينَ يُقِيمُونَ ٱلصَّلَوٰةَ وَمِمَّا رَزَقْنَـٰهُمْ يُنفِقُونَ
﴿٣﴾
أُو۟لَـٰٓئِكَ هُمُ ٱلْمُؤْمِنُونَ حَقًّۭا ۚ لَّهُمْ دَرَجَـٰتٌ عِندَ رَبِّهِمْ وَمَغْفِرَةٌۭ وَرِزْقٌۭ كَرِيمٌۭ
﴿٤﴾
5.
Zoals jouw Heer jou met de waarheid uit jouw huis heeft doen gaan, (zo verdeelt Hij ook met de waarheid de oorlogsbuit). En voorwaar, een groep van de gelovigen heeft er een afkeer van.
6.
Zij redetwisten met jou over de waarheid nadat deze is duidelijk geworden, alsof zij naar de dood gedreven worden terwijl zij toezien.
كَمَآ أَخْرَجَكَ رَبُّكَ مِنۢ بَيْتِكَ بِٱلْحَقِّ وَإِنَّ فَرِيقًۭا مِّنَ ٱلْمُؤْمِنِينَ لَكَـٰرِهُونَ
﴿٥﴾
يُجَـٰدِلُونَكَ فِى ٱلْحَقِّ بَعْدَ مَا تَبَيَّنَ كَأَنَّمَا يُسَاقُونَ إِلَى ٱلْمَوْتِ وَهُمْ يَنظُرُونَ
﴿٦﴾
7.
En (gedenk) toen Allāh jullie beloofde dat er één van de twee groepen (van jullie vijanden) zeker voor jullie zou zijn. En jullie wensten dat zij die geen wapens bij zich droegen voor jullie zouden zijn. Maar Allāh wenst dat de waarheid bewaarheid wordt door zijn Woorden en Hij roeit de ongelovigen uit.
8.
Opdat de waarheid bewaarheid zou worden en de valsheid als valsheid duidelijk zou worden, ook al hebben de misdadigers er een afkeer van.
وَإِذْ يَعِدُكُمُ ٱللَّهُ إِحْدَى ٱلطَّآئِفَتَيْنِ أَنَّهَا لَكُمْ وَتَوَدُّونَ أَنَّ غَيْرَ ذَاتِ ٱلشَّوْكَةِ تَكُونُ لَكُمْ وَيُرِيدُ ٱللَّهُ أَن يُحِقَّ ٱلْحَقَّ بِكَلِمَـٰتِهِۦ وَيَقْطَعَ دَابِرَ ٱلْكَـٰفِرِينَ
﴿٧﴾
لِيُحِقَّ ٱلْحَقَّ وَيُبْطِلَ ٱلْبَـٰطِلَ وَلَوْ كَرِهَ ٱلْمُجْرِمُونَ
﴿٨﴾
9.
Toen jullie je Heer (bij de slag bij Badr) om hulp vroegen en Hij jullie verhoorde (en zei:) "Ik zal jullie (leger) aanvullen met duizend engelen die elkaar (in strijdgroepen) opvolgen."
10.
En Allāh deed dat slechts om goed nieuws te verkondigen en opdat jullie harten daardoor tot rust zouden komen. En er is geen hulp dan van bij Allāh. Voorwaar, Allāh is Almachtig, Alwijs.
إِذْ تَسْتَغِيثُونَ رَبَّكُمْ فَٱسْتَجَابَ لَكُمْ أَنِّى مُمِدُّكُم بِأَلْفٍۢ مِّنَ ٱلْمَلَـٰٓئِكَةِ مُرْدِفِينَ
﴿٩﴾
وَمَا جَعَلَهُ ٱللَّهُ إِلَّا بُشْرَىٰ وَلِتَطْمَئِنَّ بِهِۦ قُلُوبُكُمْ ۚ وَمَا ٱلنَّصْرُ إِلَّا مِنْ عِندِ ٱللَّهِ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ عَزِيزٌ حَكِيمٌ
﴿١٠﴾
11.
(Gedenk) toen Hij jullie met slaap bedekte, als middel ter beveiliging van Hem en Hij deed uit de hemel water op jullie neerdalen om jullie daarmee te reinigen en om de plaag van de Satan van jullie weg te nemen en om jullie harten te versterken en om jullie hielen te verstevigen.
إِذْ يُغَشِّيكُمُ ٱلنُّعَاسَ أَمَنَةًۭ مِّنْهُ وَيُنَزِّلُ عَلَيْكُم مِّنَ ٱلسَّمَآءِ مَآءًۭ لِّيُطَهِّرَكُم بِهِۦ وَيُذْهِبَ عَنكُمْ رِجْزَ ٱلشَّيْطَـٰنِ وَلِيَرْبِطَ عَلَىٰ قُلُوبِكُمْ وَيُثَبِّتَ بِهِ ٱلْأَقْدَامَ
﴿١١﴾
12.
(Gedenk) toen jouw Heer aan de engelen openbaarde: "Voorwaar, Ik ben met jullie, versterk daarom degenen die geloven. Ik zal angst werpen in de harten van degenen die ongelovig zijn. Sla dan hun hoofden af en sla al hun vingers en tenen af."
13.
Dat was omdat zij Allāh en Zijn Boodschapper bestreden, en wie tegen Allāh en Zijn Boodschapper strijdt: Allāh is hard in de bestraffing.
14.
Zo, (is de straf), proef die dan: en voorwaar, voor de ongelovigen is er de bestraffing van de Hel.
إِذْ يُوحِى رَبُّكَ إِلَى ٱلْمَلَـٰٓئِكَةِ أَنِّى مَعَكُمْ فَثَبِّتُوا۟ ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ ۚ سَأُلْقِى فِى قُلُوبِ ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ ٱلرُّعْبَ فَٱضْرِبُوا۟ فَوْقَ ٱلْأَعْنَاقِ وَٱضْرِبُوا۟ مِنْهُمْ كُلَّ بَنَانٍۢ
﴿١٢﴾
ذَٰلِكَ بِأَنَّهُمْ شَآقُّوا۟ ٱللَّهَ وَرَسُولَهُۥ ۚ وَمَن يُشَاقِقِ ٱللَّهَ وَرَسُولَهُۥ فَإِنَّ ٱللَّهَ شَدِيدُ ٱلْعِقَابِ
﴿١٣﴾
ذَٰلِكُمْ فَذُوقُوهُ وَأَنَّ لِلْكَـٰفِرِينَ عَذَابَ ٱلنَّارِ
﴿١٤﴾
15.
O jullie die geloven, wanneer jullie degenen die ongelovig zijn ontmoeten, die tegen jullie optrekken, draai dan hen niet de rug toe (om te vluchten).
16.
En wie op die dag hen de rug toedraait, anders dan om een wending te maken (als strategie), of om zich aan te sluiten bij een groep (medestrijders), waarlijk, die keert terug onder de toorn van Allāh en zijn verblijfplaats is de Hel. En dat is de slechtste bestemming.
يَـٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوٓا۟ إِذَا لَقِيتُمُ ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ زَحْفًۭا فَلَا تُوَلُّوهُمُ ٱلْأَدْبَارَ
﴿١٥﴾
وَمَن يُوَلِّهِمْ يَوْمَئِذٍۢ دُبُرَهُۥٓ إِلَّا مُتَحَرِّفًۭا لِّقِتَالٍ أَوْ مُتَحَيِّزًا إِلَىٰ فِئَةٍۢ فَقَدْ بَآءَ بِغَضَبٍۢ مِّنَ ٱللَّهِ وَمَأْوَىٰهُ جَهَنَّمُ ۖ وَبِئْسَ ٱلْمَصِيرُ
﴿١٦﴾
17.
Het waren niet jullie die hen doodden, maar het was Allāh die hen doodde, en het was niet jij (o Mohammed) die wierp toen jij wierp, maar het was Allāh die wierp. En om de gelovigen er mee te beproeven, als een goede beproeving. Voorwaar, Allāh is Alhorend, Alwetend.
18.
Zo is het. En voorwaar, Allāh maakt de list van de ongelovigen zwak.
فَلَمْ تَقْتُلُوهُمْ وَلَـٰكِنَّ ٱللَّهَ قَتَلَهُمْ ۚ وَمَا رَمَيْتَ إِذْ رَمَيْتَ وَلَـٰكِنَّ ٱللَّهَ رَمَىٰ ۚ وَلِيُبْلِىَ ٱلْمُؤْمِنِينَ مِنْهُ بَلَآءً حَسَنًا ۚ إِنَّ ٱللَّهَ سَمِيعٌ عَلِيمٌۭ
﴿١٧﴾
ذَٰلِكُمْ وَأَنَّ ٱللَّهَ مُوهِنُ كَيْدِ ٱلْكَـٰفِرِينَ
﴿١٨﴾
19.
Als jullie (ongelovigen) om een (beslissende) overwinning vragen, waarlijk, de beslissing is reeds tot jullie gekomen en als jullie ophouden, dan is dat beter voor jullie. Maar als jullie (het strijden) hervatten, dan zullen Wij ook (Onze hulp aan de gelovigen) hervatten en jullie leger zal jullie niets baten, ook al zijn de manschappen talrijk. En waarlijk, Allāh is met de gelovigen.
إِن تَسْتَفْتِحُوا۟ فَقَدْ جَآءَكُمُ ٱلْفَتْحُ ۖ وَإِن تَنتَهُوا۟ فَهُوَ خَيْرٌۭ لَّكُمْ ۖ وَإِن تَعُودُوا۟ نَعُدْ وَلَن تُغْنِىَ عَنكُمْ فِئَتُكُمْ شَيْـًۭٔا وَلَوْ كَثُرَتْ وَأَنَّ ٱللَّهَ مَعَ ٱلْمُؤْمِنِينَ
﴿١٩﴾
20.
O jullie die geloven, gehoorzaam Allāh en Zijn Boodschapper en wend jullie niet van hem af, terwijl jullie (de Koran) horen.
21.
En wees niet als degenen die zeiden: "Wij hebben gehoord," terwijl zij niet hebben geluisterd.
22.
Voorwaar, de slechtste schepselen bij Allāh zijn de doven en de stommen (van hart): degenen die niet begrijpen.
23.
En Allāh weet dat er niets goeds in hen was, dus liet Hij hen niet luisteren. En als Hij hen had doen luisteren, dan zouden zij zich afwenden, terwijl zij (de waarheid) afwijzen.
يَـٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوٓا۟ أَطِيعُوا۟ ٱللَّهَ وَرَسُولَهُۥ وَلَا تَوَلَّوْا۟ عَنْهُ وَأَنتُمْ تَسْمَعُونَ
﴿٢٠﴾
وَلَا تَكُونُوا۟ كَٱلَّذِينَ قَالُوا۟ سَمِعْنَا وَهُمْ لَا يَسْمَعُونَ
﴿٢١﴾
إِنَّ شَرَّ ٱلدَّوَآبِّ عِندَ ٱللَّهِ ٱلصُّمُّ ٱلْبُكْمُ ٱلَّذِينَ لَا يَعْقِلُونَ
﴿٢٢﴾
وَلَوْ عَلِمَ ٱللَّهُ فِيهِمْ خَيْرًۭا لَّأَسْمَعَهُمْ ۖ وَلَوْ أَسْمَعَهُمْ لَتَوَلَّوا۟ وَّهُم مُّعْرِضُونَ
﴿٢٣﴾
24.
O jullie die geloven, geef gehoor aan Allāh en aan de Boodschapper wanneer hij jullie oproept tot wat jullie leven geeft en weet dat Allāh een afscheiding maakt tussen een mens en zijn hart. En voorwaar, tot Hem zullen jullie worden verzameld."
25.
En vrees een beproeving die niet uitsluitend degenen die onrecht plegen onder jullie zal treffen. En weet dat Allāh hard is in de bestraffing.
يَـٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ ٱسْتَجِيبُوا۟ لِلَّهِ وَلِلرَّسُولِ إِذَا دَعَاكُمْ لِمَا يُحْيِيكُمْ ۖ وَٱعْلَمُوٓا۟ أَنَّ ٱللَّهَ يَحُولُ بَيْنَ ٱلْمَرْءِ وَقَلْبِهِۦ وَأَنَّهُۥٓ إِلَيْهِ تُحْشَرُونَ
﴿٢٤﴾
وَٱتَّقُوا۟ فِتْنَةًۭ لَّا تُصِيبَنَّ ٱلَّذِينَ ظَلَمُوا۟ مِنكُمْ خَآصَّةًۭ ۖ وَٱعْلَمُوٓا۟ أَنَّ ٱللَّهَ شَدِيدُ ٱلْعِقَابِ
﴿٢٥﴾
26.
En gedenk toen jullie met weinigen waren en jullie onderdukt werden in het land. Jullie vreesden dat de mensen jullie zouden ontvoeren. Toen gaf Hij jullie een toevluchtsoord (de stad Medina) en versterkte Hij jullie met Zijn hulp. En Hij voorzag jullie van de goede dingen. Hopelijk zullen jullie dankbaar zijn.
وَٱذْكُرُوٓا۟ إِذْ أَنتُمْ قَلِيلٌۭ مُّسْتَضْعَفُونَ فِى ٱلْأَرْضِ تَخَافُونَ أَن يَتَخَطَّفَكُمُ ٱلنَّاسُ فَـَٔاوَىٰكُمْ وَأَيَّدَكُم بِنَصْرِهِۦ وَرَزَقَكُم مِّنَ ٱلطَّيِّبَـٰتِ لَعَلَّكُمْ تَشْكُرُونَ
﴿٢٦﴾
27.
O jullie die geloven, pleeg geen verraad tegenover Allāh en de Boodschapper en pleeg geen verraad tegenover het jullie toevertrouwde, terwijl jullie het weten.
28.
En weet dat jullie bezittingen en jullie kinderen slechts een beproeving zijn en dat er bij Allāh een geweldige beloning is.
يَـٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ لَا تَخُونُوا۟ ٱللَّهَ وَٱلرَّسُولَ وَتَخُونُوٓا۟ أَمَـٰنَـٰتِكُمْ وَأَنتُمْ تَعْلَمُونَ
﴿٢٧﴾
وَٱعْلَمُوٓا۟ أَنَّمَآ أَمْوَٰلُكُمْ وَأَوْلَـٰدُكُمْ فِتْنَةٌۭ وَأَنَّ ٱللَّهَ عِندَهُۥٓ أَجْرٌ عَظِيمٌۭ
﴿٢٨﴾
29.
O jullie die geloven, als jullie Allāh vrezen, zal Hij jullie een onderscheidingsvermogen geven en jullie slechte daden uitwissen en jullie vergeven. En Allāh is de Bezitter van de Geweldige Gunst.
يَـٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوٓا۟ إِن تَتَّقُوا۟ ٱللَّهَ يَجْعَل لَّكُمْ فُرْقَانًۭا وَيُكَفِّرْ عَنكُمْ سَيِّـَٔاتِكُمْ وَيَغْفِرْ لَكُمْ ۗ وَٱللَّهُ ذُو ٱلْفَضْلِ ٱلْعَظِيمِ
﴿٢٩﴾
30.
En (gedenk) toen degenen die ongelovig waren, een list tegen jou beraamden om jou vast te binden of jou te doden of jou te verdrijven. En zij beraamden een list en Allāh maakte een plan. En Allāh is de beste der beramers.
وَإِذْ يَمْكُرُ بِكَ ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ لِيُثْبِتُوكَ أَوْ يَقْتُلُوكَ أَوْ يُخْرِجُوكَ ۚ وَيَمْكُرُونَ وَيَمْكُرُ ٱللَّهُ ۖ وَٱللَّهُ خَيْرُ ٱلْمَـٰكِرِينَ
﴿٣٠﴾
31.
En wanneer Onze Verzen aan hen worden voorgedragen, dan zeggen zij: "Wij hebben (iets dergelijks al eerder) gehoord, en als wij willen dan zullen wij zeker zoiets zeggen. Dit is niets dan een fabel van de voorafgaanden."
وَإِذَا تُتْلَىٰ عَلَيْهِمْ ءَايَـٰتُنَا قَالُوا۟ قَدْ سَمِعْنَا لَوْ نَشَآءُ لَقُلْنَا مِثْلَ هَـٰذَآ ۙ إِنْ هَـٰذَآ إِلَّآ أَسَـٰطِيرُ ٱلْأَوَّلِينَ
﴿٣١﴾
32.
En (gedenk) toen zij zeiden: "O Allāh, als dit (de Koran) de waarheid is, van U afkomstig, doe dan stenen op ons neer regenen uit de hemel. Of geef ons een pijnlijke bestraffing."
33.
Maar Allāh zal hen nooit bestraffen terwijl jij (Mohammed) je onder hen bevindt, en Allāh zal hen nooit bestraffen terwijl zij om vergeving vragen.
وَإِذْ قَالُوا۟ ٱللَّهُمَّ إِن كَانَ هَـٰذَا هُوَ ٱلْحَقَّ مِنْ عِندِكَ فَأَمْطِرْ عَلَيْنَا حِجَارَةًۭ مِّنَ ٱلسَّمَآءِ أَوِ ٱئْتِنَا بِعَذَابٍ أَلِيمٍۢ
﴿٣٢﴾
وَمَا كَانَ ٱللَّهُ لِيُعَذِّبَهُمْ وَأَنتَ فِيهِمْ ۚ وَمَا كَانَ ٱللَّهُ مُعَذِّبَهُمْ وَهُمْ يَسْتَغْفِرُونَ
﴿٣٣﴾
34.
En welk argument hebben zij, dat Allāh hen niet zal bestraffen terwijl zij (de mensen) weghouden van de Masdjid al-Ḥarām (de Gewijde Moskee te Mekka) en zij niet de beheerders ervan zijn. De (rechtmatige) beheerders ervan zijn slechts de moettaqōen, maar de meesten van hen weten het niet.
35.
En hun ṣalāh bij het Huis van Allāh (de Kaäba) was niets dan gefluit en handgeklap. Proef dan de bestraffing wegens dat waaraan jullie ongelovig plachten te zijn.
وَمَا لَهُمْ أَلَّا يُعَذِّبَهُمُ ٱللَّهُ وَهُمْ يَصُدُّونَ عَنِ ٱلْمَسْجِدِ ٱلْحَرَامِ وَمَا كَانُوٓا۟ أَوْلِيَآءَهُۥٓ ۚ إِنْ أَوْلِيَآؤُهُۥٓ إِلَّا ٱلْمُتَّقُونَ وَلَـٰكِنَّ أَكْثَرَهُمْ لَا يَعْلَمُونَ
﴿٣٤﴾
وَمَا كَانَ صَلَاتُهُمْ عِندَ ٱلْبَيْتِ إِلَّا مُكَآءًۭ وَتَصْدِيَةًۭ ۚ فَذُوقُوا۟ ٱلْعَذَابَ بِمَا كُنتُمْ تَكْفُرُونَ
﴿٣٥﴾
36.
Voorwaar, degenen die niet geloven besteden hun bezittingen om (de mensen) van de weg van Allāh af te houden. Zij zullen deze (bezittingen blijven) besteden, maar daarna zullen deze een bron van spijt voor hen worden en uiteindelijk zullen zij worden verslagen. En degenen die ongelovig zijn zullen in de Hel verzameld worden.
37.
Opdat Allāh het slechte van het goede zal scheiden en Hij de slechten op elkaar zal plaatsen en Hij alles tezamen zal opstapelen en de Hel in zal voeren. Zij zijn degenen die de verliezers zijn.
إِنَّ ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ يُنفِقُونَ أَمْوَٰلَهُمْ لِيَصُدُّوا۟ عَن سَبِيلِ ٱللَّهِ ۚ فَسَيُنفِقُونَهَا ثُمَّ تَكُونُ عَلَيْهِمْ حَسْرَةًۭ ثُمَّ يُغْلَبُونَ ۗ وَٱلَّذِينَ كَفَرُوٓا۟ إِلَىٰ جَهَنَّمَ يُحْشَرُونَ
﴿٣٦﴾
لِيَمِيزَ ٱللَّهُ ٱلْخَبِيثَ مِنَ ٱلطَّيِّبِ وَيَجْعَلَ ٱلْخَبِيثَ بَعْضَهُۥ عَلَىٰ بَعْضٍۢ فَيَرْكُمَهُۥ جَمِيعًۭا فَيَجْعَلَهُۥ فِى جَهَنَّمَ ۚ أُو۟لَـٰٓئِكَ هُمُ ٱلْخَـٰسِرُونَ
﴿٣٧﴾
38.
Zeg tot degenen die ongelovig zijn: "Als jullie ophouden, zullen jw]ie worden vergeven voor wat reeds voorbij is, maar als jullie in herhaling vervalken, dan (geldt) voor hen de handelwijze (van Allāh), zoals die veedsgold voor de vroegeren.
39.
En bevecht hen totdat er geen fitnah meer is en de godsdienst geheel voor Allāh is. Als zij ophouden, voorwaar, dan is Allāh wat betreft hetgeen zij bedreven Alziende.
40.
En ais zij zich afwenden, weet dan dat Allāh waarlijk jullie Beschermer is. Hij is de Beste Berchermer en de Beste Helper.
قُل لِّلَّذِينَ كَفَرُوٓا۟ إِن يَنتَهُوا۟ يُغْفَرْ لَهُم مَّا قَدْ سَلَفَ وَإِن يَعُودُوا۟ فَقَدْ مَضَتْ سُنَّتُ ٱلْأَوَّلِينَ
﴿٣٨﴾
وَقَـٰتِلُوهُمْ حَتَّىٰ لَا تَكُونَ فِتْنَةٌۭ وَيَكُونَ ٱلدِّينُ كُلُّهُۥ لِلَّهِ ۚ فَإِنِ ٱنتَهَوْا۟ فَإِنَّ ٱللَّهَ بِمَا يَعْمَلُونَ بَصِيرٌۭ
﴿٣٩﴾
وَإِن تَوَلَّوْا۟ فَٱعْلَمُوٓا۟ أَنَّ ٱللَّهَ مَوْلَىٰكُمْ ۚ نِعْمَ ٱلْمَوْلَىٰ وَنِعْمَ ٱلنَّصِيرُ
﴿٤٠﴾
41.
En weet dat, wat jullie ook aan oorlogsbuit hebben verkregen: één vijfde deel ervan is voor Allāh en voor de Boodschapper en voor de verwanten (van de Boodschapper), en de wezen, en de annen en de reiziger (zonder proviand), als jullie in Allāh geloven en in wat Wij aan Onze dienaar hebben neergezonden op de dag van het onderscheid, de dag dat de twee legers elkaar troffen. En Allāh is Almachtig over alle dingen.
42.
Toen jullie je op de nabijgelegen rand van de vallei bevonden en zij zich op de verste rand van de vallei, terwijl de karavaan zich onder jullie bevond. En als jullie een afspraak zouden maken, (over de dag van de veldslag), dan zouden jullie het met elkaar oneens zijn. (Maar Allāh liet de veldslag plaatsvinden) zodat Allāh een zaak zou volbrengen die plaats moest vinden, zodat zij die sneuvelden vanwege een duidelijk bewijs sneuvelden; en zodat zij die in leven bleven vanwege een duidelijk bewijs in leven bleven. En voorwaar, Allāh is zeker Alhorend en Alwetend.
وَٱعْلَمُوٓا۟ أَنَّمَا غَنِمْتُم مِّن شَىْءٍۢ فَأَنَّ لِلَّهِ خُمُسَهُۥ وَلِلرَّسُولِ وَلِذِى ٱلْقُرْبَىٰ وَٱلْيَتَـٰمَىٰ وَٱلْمَسَـٰكِينِ وَٱبْنِ ٱلسَّبِيلِ إِن كُنتُمْ ءَامَنتُم بِٱللَّهِ وَمَآ أَنزَلْنَا عَلَىٰ عَبْدِنَا يَوْمَ ٱلْفُرْقَانِ يَوْمَ ٱلْتَقَى ٱلْجَمْعَانِ ۗ وَٱللَّهُ عَلَىٰ كُلِّ شَىْءٍۢ قَدِيرٌ
﴿٤١﴾
إِذْ أَنتُم بِٱلْعُدْوَةِ ٱلدُّنْيَا وَهُم بِٱلْعُدْوَةِ ٱلْقُصْوَىٰ وَٱلرَّكْبُ أَسْفَلَ مِنكُمْ ۚ وَلَوْ تَوَاعَدتُّمْ لَٱخْتَلَفْتُمْ فِى ٱلْمِيعَـٰدِ ۙ وَلَـٰكِن لِّيَقْضِىَ ٱللَّهُ أَمْرًۭا كَانَ مَفْعُولًۭا لِّيَهْلِكَ مَنْ هَلَكَ عَنۢ بَيِّنَةٍۢ وَيَحْيَىٰ مَنْ حَىَّ عَنۢ بَيِّنَةٍۢ ۗ وَإِنَّ ٱللَّهَ لَسَمِيعٌ عَلِيمٌ
﴿٤٢﴾
43.
Toen Allāh hen in jouw slaap gering in aantal toonde (was jij aangemoedigd). En als Hij hen groot in aantal had getoond, dan zouden jullie ontmoedigd zijn geraakt, en het met elkaar oneens zijn geworden over de kwestie, maar Allāh bracht redding. Voorwaar, Hij weet wat zich in de harten bevindt.
44.
Toen Hij hen aan jullie toonde, toen jullie met hen tot een treffen kwamen, deed Hij hen in jullie ogen als weinigen voorkomen. En Hij deed jullie als een klein aantal in hun ogen voorkomen, zodat Allāh een vastgestelde zaak zou volbrengen. En tot Allāh keren alle zaken terug.
إِذْ يُرِيكَهُمُ ٱللَّهُ فِى مَنَامِكَ قَلِيلًۭا ۖ وَلَوْ أَرَىٰكَهُمْ كَثِيرًۭا لَّفَشِلْتُمْ وَلَتَنَـٰزَعْتُمْ فِى ٱلْأَمْرِ وَلَـٰكِنَّ ٱللَّهَ سَلَّمَ ۗ إِنَّهُۥ عَلِيمٌۢ بِذَاتِ ٱلصُّدُورِ
﴿٤٣﴾
وَإِذْ يُرِيكُمُوهُمْ إِذِ ٱلْتَقَيْتُمْ فِىٓ أَعْيُنِكُمْ قَلِيلًۭا وَيُقَلِّلُكُمْ فِىٓ أَعْيُنِهِمْ لِيَقْضِىَ ٱللَّهُ أَمْرًۭا كَانَ مَفْعُولًۭا ۗ وَإِلَى ٱللَّهِ تُرْجَعُ ٱلْأُمُورُ
﴿٤٤﴾
45.
O jullie die geloven, als jullie een leger treffen, wees dan standvastig en gedenk Allāh veelvuldig. Hopelijk zullen jullie welslagen.
46.
En gehoorzaam Allāh en Zijn Boodschapper en twist niet onderling, waardoor jullie ontmoedigd raken en jullie kracht verdwijnt. En wees geduldig: voorwaar, Allāh is met de geduldigen.
47.
En wees niet zoals degenen die hun huizen verlieten, trots en vol ijdel vertoon voor de mensen, en die van de weg van Allāh afhielden. En Allāh omvat (met Zijn kennis) wat zij doen.
يَـٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوٓا۟ إِذَا لَقِيتُمْ فِئَةًۭ فَٱثْبُتُوا۟ وَٱذْكُرُوا۟ ٱللَّهَ كَثِيرًۭا لَّعَلَّكُمْ تُفْلِحُونَ
﴿٤٥﴾
وَأَطِيعُوا۟ ٱللَّهَ وَرَسُولَهُۥ وَلَا تَنَـٰزَعُوا۟ فَتَفْشَلُوا۟ وَتَذْهَبَ رِيحُكُمْ ۖ وَٱصْبِرُوٓا۟ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ مَعَ ٱلصَّـٰبِرِينَ
﴿٤٦﴾
وَلَا تَكُونُوا۟ كَٱلَّذِينَ خَرَجُوا۟ مِن دِيَـٰرِهِم بَطَرًۭا وَرِئَآءَ ٱلنَّاسِ وَيَصُدُّونَ عَن سَبِيلِ ٱللَّهِ ۚ وَٱللَّهُ بِمَا يَعْمَلُونَ مُحِيطٌۭ
﴿٤٧﴾
48.
En (gedenk) toen de Satan hun daden voor hen schoonschijnend maakte, en zei: "Er is op deze dag geen mens die jullie kan verslaan: en voorwaar, Ik ben jullie naaste." Maar toen de twee legers elkaar zagen, draaide hij zich om op zijn hielen en zij: "Voorwaar, ik heb niets met jullie van doen. Voorwaar, ik zie wat jullie niet zien, voorwaar, ik vrees Allāh." En Allāh is hard in de bestraffing.
وَإِذْ زَيَّنَ لَهُمُ ٱلشَّيْطَـٰنُ أَعْمَـٰلَهُمْ وَقَالَ لَا غَالِبَ لَكُمُ ٱلْيَوْمَ مِنَ ٱلنَّاسِ وَإِنِّى جَارٌۭ لَّكُمْ ۖ فَلَمَّا تَرَآءَتِ ٱلْفِئَتَانِ نَكَصَ عَلَىٰ عَقِبَيْهِ وَقَالَ إِنِّى بَرِىٓءٌۭ مِّنكُمْ إِنِّىٓ أَرَىٰ مَا لَا تَرَوْنَ إِنِّىٓ أَخَافُ ٱللَّهَ ۚ وَٱللَّهُ شَدِيدُ ٱلْعِقَابِ
﴿٤٨﴾
49.
Toen de huichelaars en degenen in wiens harten een ziekte is, (tegen de gelovigen) zeiden: "Hun godsdienst heeft hen misleid." Maar (voor) wie Allāh vertrouwt (is Allāh hun Helper). Voorwaar, Allāh is Almachtig, Alwijs.
إِذْ يَقُولُ ٱلْمُنَـٰفِقُونَ وَٱلَّذِينَ فِى قُلُوبِهِم مَّرَضٌ غَرَّ هَـٰٓؤُلَآءِ دِينُهُمْ ۗ وَمَن يَتَوَكَّلْ عَلَى ٱللَّهِ فَإِنَّ ٱللَّهَ عَزِيزٌ حَكِيمٌۭ
﴿٤٩﴾
50.
En als jij (het) zou kunnen zien, wanneer de engelen (de zielen van) degenen die ongelovig zijn wegnemen, (en hoe) zij hun gezichten en hun ruggen slaan (en zeggen:) "Proef de bestraffing van het branden!" (Dan zie je zeker een geweldige zaak.)
51.
Dat is, vanwege wat hun handen hebben voortgebracht, en waarlijk, Allāh is geen onrechtvaardige voor de dienaar.
وَلَوْ تَرَىٰٓ إِذْ يَتَوَفَّى ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ ۙ ٱلْمَلَـٰٓئِكَةُ يَضْرِبُونَ وُجُوهَهُمْ وَأَدْبَـٰرَهُمْ وَذُوقُوا۟ عَذَابَ ٱلْحَرِيقِ
﴿٥٠﴾
ذَٰلِكَ بِمَا قَدَّمَتْ أَيْدِيكُمْ وَأَنَّ ٱللَّهَ لَيْسَ بِظَلَّـٰمٍۢ لِّلْعَبِيدِ
﴿٥١﴾
52.
Zoals Farao en zijn volgelingen en degenen vóór hen gewoon waren: zij waren ongelovig aan de Tekenen van Allāh, waarop Allāh hen greep wegens hun zonden. Voorwaar, Allāh is sterk, hard in de bestraffing.
53.
Dat is omdat Allāh nimmer een genieting die Hij aan een volk heeft geschonken verandert (in een bestraffing), tenzij zij veranderen wat zich bij hen bevindt: en voorwaar, Allāh is Alhorend, Alwetend.
54.
Zoals Farao en zijn volgelingen en degenen vóór hen; zij loochhenden de Tekenen van hun Heer, waarna Wij hen vernietigden wegens hun zonden. En Wij verdronken Farao en zijn volgelingen en zij allen waren onrechtplegers.
كَدَأْبِ ءَالِ فِرْعَوْنَ ۙ وَٱلَّذِينَ مِن قَبْلِهِمْ ۚ كَفَرُوا۟ بِـَٔايَـٰتِ ٱللَّهِ فَأَخَذَهُمُ ٱللَّهُ بِذُنُوبِهِمْ ۗ إِنَّ ٱللَّهَ قَوِىٌّۭ شَدِيدُ ٱلْعِقَابِ
﴿٥٢﴾
ذَٰلِكَ بِأَنَّ ٱللَّهَ لَمْ يَكُ مُغَيِّرًۭا نِّعْمَةً أَنْعَمَهَا عَلَىٰ قَوْمٍ حَتَّىٰ يُغَيِّرُوا۟ مَا بِأَنفُسِهِمْ ۙ وَأَنَّ ٱللَّهَ سَمِيعٌ عَلِيمٌۭ
﴿٥٣﴾
كَدَأْبِ ءَالِ فِرْعَوْنَ ۙ وَٱلَّذِينَ مِن قَبْلِهِمْ ۚ كَذَّبُوا۟ بِـَٔايَـٰتِ رَبِّهِمْ فَأَهْلَكْنَـٰهُم بِذُنُوبِهِمْ وَأَغْرَقْنَآ ءَالَ فِرْعَوْنَ ۚ وَكُلٌّۭ كَانُوا۟ ظَـٰلِمِينَ
﴿٥٤﴾
55.
Voorwaar, de slechtste schepselen bij Allāh zijn degenen die ongelovig zijn, omdat zij niet geloven.
56.
(Zij zijn) degenen met wie jij (o Mohammed) een verbond bent aangegaan, (en die) vervolgens hun verbond iedere keer schenden: en zij vrezen (Allāh) niet.
57.
Wanneer jullie hen dan treffen in de oorlog: doe degenen achter hen dan alle kanten uitvluchten, hopelijk zullen zij er lering uit trekken.
إِنَّ شَرَّ ٱلدَّوَآبِّ عِندَ ٱللَّهِ ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ فَهُمْ لَا يُؤْمِنُونَ
﴿٥٥﴾
ٱلَّذِينَ عَـٰهَدتَّ مِنْهُمْ ثُمَّ يَنقُضُونَ عَهْدَهُمْ فِى كُلِّ مَرَّةٍۢ وَهُمْ لَا يَتَّقُونَ
﴿٥٦﴾
فَإِمَّا تَثْقَفَنَّهُمْ فِى ٱلْحَرْبِ فَشَرِّدْ بِهِم مَّنْ خَلْفَهُمْ لَعَلَّهُمْ يَذَّكَّرُونَ
﴿٥٧﴾
58.
En als jij verraad vreest van een volk, hef het (verbond) dan met wederzijdse duidelijkheid op. Voorwaar, Allāh houdt niet van de verraders.
وَإِمَّا تَخَافَنَّ مِن قَوْمٍ خِيَانَةًۭ فَٱنۢبِذْ إِلَيْهِمْ عَلَىٰ سَوَآءٍ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ لَا يُحِبُّ ٱلْخَآئِنِينَ
﴿٥٨﴾
59.
En laten degenen die ongelovig zijn zeker niet denken dat zij (de bestraffing van Allāh) kunnen tegenhouden. Voorwaar, zij kunnen (die) niet ontkrachten.
60.
En breng wat jullie kunnen aan macht bij elkaar, om hen mee te bevechten, waaronder strijdrossen om daarmee de vijanden van Allāh en jullie vijanden angst aan te jagen, en ook anderen die jullie niet kennen (en) die Allāh wel kent. En wat jullie ook aan bijdragen uitgeven op de weg van Allāh, Hij zal jullie volledig vergoeden. En jullie zal geen onrecht worden aangedaan.
وَلَا يَحْسَبَنَّ ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ سَبَقُوٓا۟ ۚ إِنَّهُمْ لَا يُعْجِزُونَ
﴿٥٩﴾
وَأَعِدُّوا۟ لَهُم مَّا ٱسْتَطَعْتُم مِّن قُوَّةٍۢ وَمِن رِّبَاطِ ٱلْخَيْلِ تُرْهِبُونَ بِهِۦ عَدُوَّ ٱللَّهِ وَعَدُوَّكُمْ وَءَاخَرِينَ مِن دُونِهِمْ لَا تَعْلَمُونَهُمُ ٱللَّهُ يَعْلَمُهُمْ ۚ وَمَا تُنفِقُوا۟ مِن شَىْءٍۢ فِى سَبِيلِ ٱللَّهِ يُوَفَّ إِلَيْكُمْ وَأَنتُمْ لَا تُظْلَمُونَ
﴿٦٠﴾
61.
En als zij geneigd zijn tot vrede, wees dan ook daartoe geneigd en stel jouw vertrouwen op Allāh. Voorwaar, Hij is Alhorend, Alwetend.
62.
En als zij jou willen bedriegen; dan is Allāh voor jou voldoende. Hij is het Degene jou versterkte door Zijn hulp en door de gelovigen.
63.
En Hij bracht hun harten tot elkaar. En al had jij alles wat er op de aarde is besteed, dan zou jij hun harten niet tot elkaar hebben kunnen brengen, maar Allāh heeft hen tot elkaar gebracht. Voorwaar, Hij is Almachtig, Alwijs.
64.
O Profeet, Allāh is voor jou voldoende en voor de gelovigen die jou volgen.
وَإِن جَنَحُوا۟ لِلسَّلْمِ فَٱجْنَحْ لَهَا وَتَوَكَّلْ عَلَى ٱللَّهِ ۚ إِنَّهُۥ هُوَ ٱلسَّمِيعُ ٱلْعَلِيمُ
﴿٦١﴾
وَإِن يُرِيدُوٓا۟ أَن يَخْدَعُوكَ فَإِنَّ حَسْبَكَ ٱللَّهُ ۚ هُوَ ٱلَّذِىٓ أَيَّدَكَ بِنَصْرِهِۦ وَبِٱلْمُؤْمِنِينَ
﴿٦٢﴾
وَأَلَّفَ بَيْنَ قُلُوبِهِمْ ۚ لَوْ أَنفَقْتَ مَا فِى ٱلْأَرْضِ جَمِيعًۭا مَّآ أَلَّفْتَ بَيْنَ قُلُوبِهِمْ وَلَـٰكِنَّ ٱللَّهَ أَلَّفَ بَيْنَهُمْ ۚ إِنَّهُۥ عَزِيزٌ حَكِيمٌۭ
﴿٦٣﴾
يَـٰٓأَيُّهَا ٱلنَّبِىُّ حَسْبُكَ ٱللَّهُ وَمَنِ ٱتَّبَعَكَ مِنَ ٱلْمُؤْمِنِينَ
﴿٦٤﴾
65.
O Profeet, spoor de gelovigen aan tot het gevecht. Als er onder jullie twintig zijn die geduldig zijn, dan zullen zij er tweehonderd verslaan. En als er onder jullie honderd zijn, dan zullen zij er duizend verslaan van degenen die ongelovig zijn, omdat zij een volk zijn dat niet begrijpt.
66.
Nu heeft Allāh jullie verlichting gegeven en Hij weet dat er onder jullie zwakken zijn. En als er onder jullie honderd zijn die geduldig zijn, dan zullen zij er tweehonderd verslaan. En als er duizend onder jullie zijn, dan zullen zij er tweeduizend verslaan, met Allāhs verlof. En Allāh is met de geduldigen.
يَـٰٓأَيُّهَا ٱلنَّبِىُّ حَرِّضِ ٱلْمُؤْمِنِينَ عَلَى ٱلْقِتَالِ ۚ إِن يَكُن مِّنكُمْ عِشْرُونَ صَـٰبِرُونَ يَغْلِبُوا۟ مِا۟ئَتَيْنِ ۚ وَإِن يَكُن مِّنكُم مِّا۟ئَةٌۭ يَغْلِبُوٓا۟ أَلْفًۭا مِّنَ ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ بِأَنَّهُمْ قَوْمٌۭ لَّا يَفْقَهُونَ
﴿٦٥﴾
ٱلْـَٔـٰنَ خَفَّفَ ٱللَّهُ عَنكُمْ وَعَلِمَ أَنَّ فِيكُمْ ضَعْفًۭا ۚ فَإِن يَكُن مِّنكُم مِّا۟ئَةٌۭ صَابِرَةٌۭ يَغْلِبُوا۟ مِا۟ئَتَيْنِ ۚ وَإِن يَكُن مِّنكُمْ أَلْفٌۭ يَغْلِبُوٓا۟ أَلْفَيْنِ بِإِذْنِ ٱللَّهِ ۗ وَٱللَّهُ مَعَ ٱلصَّـٰبِرِينَ
﴿٦٦﴾
67.
Het past een profeet niet dat hij krijgsgevangenen heeft, totdat hij (de vijanden) op aarde heeft onderworpen. Jullie wensen de wereldse vergankelijkheden, maar Allāh wenst (voor jullie) het Hiernamaals. En Allāh is Almachtig, Alwijs.
68.
Als er niet een vastgestelde beschikking van Allāh aan voorafgegaan was, dan zou een geweldige bestraffing jullie zeker hebben getroffen, wegens dat wat jullie hebben genomen.
69.
Eet dan van wat jullie aan oorlogsbuit hebben genomen, het is toegestaan en goed, en vrees Allāh. Voorwaar, Allāh is Vergevingsgezind, Meest Barmhartig.
مَا كَانَ لِنَبِىٍّ أَن يَكُونَ لَهُۥٓ أَسْرَىٰ حَتَّىٰ يُثْخِنَ فِى ٱلْأَرْضِ ۚ تُرِيدُونَ عَرَضَ ٱلدُّنْيَا وَٱللَّهُ يُرِيدُ ٱلْـَٔاخِرَةَ ۗ وَٱللَّهُ عَزِيزٌ حَكِيمٌۭ
﴿٦٧﴾
لَّوْلَا كِتَـٰبٌۭ مِّنَ ٱللَّهِ سَبَقَ لَمَسَّكُمْ فِيمَآ أَخَذْتُمْ عَذَابٌ عَظِيمٌۭ
﴿٦٨﴾
فَكُلُوا۟ مِمَّا غَنِمْتُمْ حَلَـٰلًۭا طَيِّبًۭا ۚ وَٱتَّقُوا۟ ٱللَّهَ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ غَفُورٌۭ رَّحِيمٌۭ
﴿٦٩﴾
70.
O Profeet, zeg tot de gevangenen die zich in jouw handen bevinden: "Als Allāh doet weten dat er iets van goedheid in jullie harten is, dan zal Hij jullie iets beters geven dan wat van jullie is afgenomen, en dan zal Hij jullie vergeven." En Allāh is Vergevingsgezind, Meest Barmhartig.
71.
Maar als zij verraad willen plegen tegenover jou (o Mohammed), dan pleegden zij daarvoor verraad tegenover Allāh, en Hij zal jou tot heerser over hen maken, en Allāh is Alwetend, Alwijs.
يَـٰٓأَيُّهَا ٱلنَّبِىُّ قُل لِّمَن فِىٓ أَيْدِيكُم مِّنَ ٱلْأَسْرَىٰٓ إِن يَعْلَمِ ٱللَّهُ فِى قُلُوبِكُمْ خَيْرًۭا يُؤْتِكُمْ خَيْرًۭا مِّمَّآ أُخِذَ مِنكُمْ وَيَغْفِرْ لَكُمْ ۗ وَٱللَّهُ غَفُورٌۭ رَّحِيمٌۭ
﴿٧٠﴾
وَإِن يُرِيدُوا۟ خِيَانَتَكَ فَقَدْ خَانُوا۟ ٱللَّهَ مِن قَبْلُ فَأَمْكَنَ مِنْهُمْ ۗ وَٱللَّهُ عَلِيمٌ حَكِيمٌ
﴿٧١﴾
72.
Voorwaar, degenen die geloven en die zijn uitgeweken (naar Medina) en die hebben gesteden met hun bezittingen en hun levens op de weg van Allāh, en degenen die onderdak boden en hulp verleenden: zij zijn het die elkaars bondgenoten zijn. En degenen die geloven" maar die nog niet zijn uitgeweken: jullie hebben geen enkele verbondenheid met hen, totdat zij zijn uitgeweken. En wanneer zij jullie hulp vragen bij de godsdienst, dan is het jullie plicht om hen te helpen, behalve tegen een volk waarmee jullie een verbond hebben. En Allāh is Alziende over wat jullie doen.
إِنَّ ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ وَهَاجَرُوا۟ وَجَـٰهَدُوا۟ بِأَمْوَٰلِهِمْ وَأَنفُسِهِمْ فِى سَبِيلِ ٱللَّهِ وَٱلَّذِينَ ءَاوَوا۟ وَّنَصَرُوٓا۟ أُو۟لَـٰٓئِكَ بَعْضُهُمْ أَوْلِيَآءُ بَعْضٍۢ ۚ وَٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ وَلَمْ يُهَاجِرُوا۟ مَا لَكُم مِّن وَلَـٰيَتِهِم مِّن شَىْءٍ حَتَّىٰ يُهَاجِرُوا۟ ۚ وَإِنِ ٱسْتَنصَرُوكُمْ فِى ٱلدِّينِ فَعَلَيْكُمُ ٱلنَّصْرُ إِلَّا عَلَىٰ قَوْمٍۭ بَيْنَكُمْ وَبَيْنَهُم مِّيثَـٰقٌۭ ۗ وَٱللَّهُ بِمَا تَعْمَلُونَ بَصِيرٌۭ
﴿٧٢﴾
73.
En degenen die ongelovig zijn, zijn elkaars bondgenoten. Als jullie dat niet doen (elkaar steunen en beschermen), dan zal er chaos en een groot verderf op aarde ontstaan.
وَٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ بَعْضُهُمْ أَوْلِيَآءُ بَعْضٍ ۚ إِلَّا تَفْعَلُوهُ تَكُن فِتْنَةٌۭ فِى ٱلْأَرْضِ وَفَسَادٌۭ كَبِيرٌۭ
﴿٧٣﴾
74.
En degenen die geloven en zijn uitgeweken en hebben gestreden op de weg van Allāh, en degenen die onderdak hebben gegeven en hulp hebben verleend: zij zijn het die de ware gelovigen zijn. voor hen is er vergeving en een edele voorziening.
وَٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ وَهَاجَرُوا۟ وَجَـٰهَدُوا۟ فِى سَبِيلِ ٱللَّهِ وَٱلَّذِينَ ءَاوَوا۟ وَّنَصَرُوٓا۟ أُو۟لَـٰٓئِكَ هُمُ ٱلْمُؤْمِنُونَ حَقًّۭا ۚ لَّهُم مَّغْفِرَةٌۭ وَرِزْقٌۭ كَرِيمٌۭ
﴿٧٤﴾
75.
En degenen die daarna gelovig zijn geworden en zijn uitgeweken en samen met jullie hebben gestreden: zij zijn degenen die tot jullie behoren. En de bloedverwanten hebben voorrang boven de anderen in het Boek van Allāh. Voorwaar, Allāh is Alwetend over alle dingen.
وَٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ مِنۢ بَعْدُ وَهَاجَرُوا۟ وَجَـٰهَدُوا۟ مَعَكُمْ فَأُو۟لَـٰٓئِكَ مِنكُمْ ۚ وَأُو۟لُوا۟ ٱلْأَرْحَامِ بَعْضُهُمْ أَوْلَىٰ بِبَعْضٍۢ فِى كِتَـٰبِ ٱللَّهِ ۗ إِنَّ ٱللَّهَ بِكُلِّ شَىْءٍ عَلِيمٌۢ
﴿٧٥﴾
NOTEER:
De Nederlandse vertaling van de Koran wordt slechts gezien als
een beste poging om de correcte interpretatie van de betekenis
over te brengen. Voor een oppervlakkig beeld is dit voldoende,
maar voor een dieper begrip dient men de Koran zelf te raadplegen
(d.w.z. het Arabisch).
LET OP:
Vertaling bevat nog een aantal fouten!
S.v.p. controleren en fouten mailen naar:
info (apenstaartje) bijbelhoek.nl
.