De Koran

29 ٢٩

Deze Mekkaanse soera is vernoemd naar de gelijkenis van de spin in vers 41. Het begin van de soera benadrukt de rol van beproevingen en tegenslagen bij het onthullen van degenen die echt standvastig zijn en degenen die dat niet zijn. Noach, Abraham, Lot en Sjoeʿaib worden genoemd vanwege hun volharding. Er worden verwijzingen gemaakt naar verschillende volkeren en de verschillende manieren waarop ze werden vernietigd vanwege hun ontkenning van de waarheid (vers 40). De heidense argumenten tegen de profeet en de Koran worden grondig weerlegd. De soera eindigt door degenen te prijzen die hun vertrouwen in Allāh stellen en zich in Zijn zaak inspannen. Deze conclusie bereidt de weg voor de opening van de volgende soera.

In de naam van Allāh, de Meest Barmhartige, de Meest Genadevolle.
1. ʾAlif Lãm Mĩem. 2. Dachten de mensen dat zij met rust gelaten worden, als zij zeggen: "Wij geloven," en dat zij niet op de proef gesteld worden? 3. En voorzeker, Wij hebben degenen vóór hen op de proef gesteld. Allāh kent zeker degenen die de oprecht spreken en Hij kent zeker de leugenaars. 4. Of dachten degenen die slechte daden verrichten dat zij aan Ons kunnen ontvluchten? Slecht is het wat zij veronderstellen!
الٓمٓ ﴿١﴾ أَحَسِبَ ٱلنَّاسُ أَن يُتْرَكُوٓا۟ أَن يَقُولُوٓا۟ ءَامَنَّا وَهُمْ لَا يُفْتَنُونَ ﴿٢﴾ وَلَقَدْ فَتَنَّا ٱلَّذِينَ مِن قَبْلِهِمْ ۖ فَلَيَعْلَمَنَّ ٱللَّهُ ٱلَّذِينَ صَدَقُوا۟ وَلَيَعْلَمَنَّ ٱلْكَـٰذِبِينَ ﴿٣﴾ أَمْ حَسِبَ ٱلَّذِينَ يَعْمَلُونَ ٱلسَّيِّـَٔاتِ أَن يَسْبِقُونَا ۚ سَآءَ مَا يَحْكُمُونَ ﴿٤﴾
5. Wie hoopt op de ontmoeting met Allāh: voorwaar, het door Allāh vastgestelde tijdstip komt zeker en Hij is de Alhorende, de Alwetende. 6. En wie (voor Allāh) strijdt, strijdt slechts voor zichzelf. Voorwaar, Allāh is zeker vrij van de behoeften van de werelden. 7. En degenen die geloven en goede daden verrichten zullen Wij zeker hun slechte daden kwijtschelden en Wij zullen hun zeker belonen voor het beste van wat zij plachten te doen. 8. En Wij hebben de mens bevolen goed te zijn voor zijn ouders, maar indien zij jou dwingen om deelgenoten toe te kennen aan Mij, waarvan jij geen kennis hebt, gehoorzaam hen dan niet. Tot Mij is jullie terugkeer, daarna zal Ik jullie op de hoogte brengen van wat jullie plachten te doen. 9. En degenen die geloven en goede daden verrichten zullen Wij zeker doen binnengaan in (het gezelschap) van de oprechten.
مَن كَانَ يَرْجُوا۟ لِقَآءَ ٱللَّهِ فَإِنَّ أَجَلَ ٱللَّهِ لَـَٔاتٍۢ ۚ وَهُوَ ٱلسَّمِيعُ ٱلْعَلِيمُ ﴿٥﴾ وَمَن جَـٰهَدَ فَإِنَّمَا يُجَـٰهِدُ لِنَفْسِهِۦٓ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ لَغَنِىٌّ عَنِ ٱلْعَـٰلَمِينَ ﴿٦﴾ وَٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ وَعَمِلُوا۟ ٱلصَّـٰلِحَـٰتِ لَنُكَفِّرَنَّ عَنْهُمْ سَيِّـَٔاتِهِمْ وَلَنَجْزِيَنَّهُمْ أَحْسَنَ ٱلَّذِى كَانُوا۟ يَعْمَلُونَ ﴿٧﴾ وَوَصَّيْنَا ٱلْإِنسَـٰنَ بِوَٰلِدَيْهِ حُسْنًۭا ۖ وَإِن جَـٰهَدَاكَ لِتُشْرِكَ بِى مَا لَيْسَ لَكَ بِهِۦ عِلْمٌۭ فَلَا تُطِعْهُمَآ ۚ إِلَىَّ مَرْجِعُكُمْ فَأُنَبِّئُكُم بِمَا كُنتُمْ تَعْمَلُونَ ﴿٨﴾ وَٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ وَعَمِلُوا۟ ٱلصَّـٰلِحَـٰتِ لَنُدْخِلَنَّهُمْ فِى ٱلصَّـٰلِحِينَ ﴿٩﴾
10. En er zijn er onder de mensen, die zeggen: "Wij geloven in Allāh," en als zij dan door (te geloven in) Allāh gekweld worden, beschouwen zij de beproeving van de mensen als een bestraffing van Allāh; en als er een overwinning van jouw Heer komt, zeggen zij zeker: "Voorwaar, wij waren met jullie!" En is het niet Allāh, die het beste weet wat er in de harten van de mensen is? 11. En Allāh kent zeker degenen die geloven en Hij kent zeker de huichelaars.
وَمِنَ ٱلنَّاسِ مَن يَقُولُ ءَامَنَّا بِٱللَّهِ فَإِذَآ أُوذِىَ فِى ٱللَّهِ جَعَلَ فِتْنَةَ ٱلنَّاسِ كَعَذَابِ ٱللَّهِ وَلَئِن جَآءَ نَصْرٌۭ مِّن رَّبِّكَ لَيَقُولُنَّ إِنَّا كُنَّا مَعَكُمْ ۚ أَوَلَيْسَ ٱللَّهُ بِأَعْلَمَ بِمَا فِى صُدُورِ ٱلْعَـٰلَمِينَ ﴿١٠﴾ وَلَيَعْلَمَنَّ ٱللَّهُ ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ وَلَيَعْلَمَنَّ ٱلْمُنَـٰفِقِينَ ﴿١١﴾
12. En degenen die ongelovig zijn, zeggen tegen degenen die geloven: "Volg onze weg, dan zullen wij zeker jullie zonden dragen." Maar zij dragen geen enkele zonde van hen. Voorwaar, zij zijn zeker leugenaars. 13. En zij zullen zeker hun (eigen) lasten dragen, en lasten naast hun lasten. En zij zullen op de Dag der Opstanding ondervraagd worden over wat zij plachten te verzinnen.
وَقَالَ ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ لِلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ ٱتَّبِعُوا۟ سَبِيلَنَا وَلْنَحْمِلْ خَطَـٰيَـٰكُمْ وَمَا هُم بِحَـٰمِلِينَ مِنْ خَطَـٰيَـٰهُم مِّن شَىْءٍ ۖ إِنَّهُمْ لَكَـٰذِبُونَ ﴿١٢﴾ وَلَيَحْمِلُنَّ أَثْقَالَهُمْ وَأَثْقَالًۭا مَّعَ أَثْقَالِهِمْ ۖ وَلَيُسْـَٔلُنَّ يَوْمَ ٱلْقِيَـٰمَةِ عَمَّا كَانُوا۟ يَفْتَرُونَ ﴿١٣﴾
14. En voorzeker, Wij hebben Noach tot zijn volk gezonden en hij verbleef duizend jaar bij hen, op vijftig jaar na. Toen overviel de zondvloed hen, terwijl zij onrechtvaardigen waren. 15. Toen hebben Wij hem en de opvarenden van de ark gered. En Wij maakten haar tot een lering voor de werelden.
وَلَقَدْ أَرْسَلْنَا نُوحًا إِلَىٰ قَوْمِهِۦ فَلَبِثَ فِيهِمْ أَلْفَ سَنَةٍ إِلَّا خَمْسِينَ عَامًۭا فَأَخَذَهُمُ ٱلطُّوفَانُ وَهُمْ ظَـٰلِمُونَ ﴿١٤﴾ فَأَنجَيْنَـٰهُ وَأَصْحَـٰبَ ٱلسَّفِينَةِ وَجَعَلْنَـٰهَآ ءَايَةًۭ لِّلْعَـٰلَمِينَ ﴿١٥﴾
16. En (gedenk) Abraham, toen hij tot zijn volk zei: "Aanbid Allāh en vrees Hem, dat is beter voor jullie, als jullie het weten. 17. Voorwaar, wat jullie naast Allāh aanbidden zijn slechts afgoden, en jullie verzinnen leugens. Voorwaar, degenen die jullie naast Allāh aanbidden hebben geen macht om jullie van levensonderhoud te voorzien. Zoek daarom de levensvoorziening bij Allāh en aanbid Hem, en wees Hem dankbaar, tot Hem worden jullie teruggebracht.
وَإِبْرَٰهِيمَ إِذْ قَالَ لِقَوْمِهِ ٱعْبُدُوا۟ ٱللَّهَ وَٱتَّقُوهُ ۖ ذَٰلِكُمْ خَيْرٌۭ لَّكُمْ إِن كُنتُمْ تَعْلَمُونَ ﴿١٦﴾ إِنَّمَا تَعْبُدُونَ مِن دُونِ ٱللَّهِ أَوْثَـٰنًۭا وَتَخْلُقُونَ إِفْكًا ۚ إِنَّ ٱلَّذِينَ تَعْبُدُونَ مِن دُونِ ٱللَّهِ لَا يَمْلِكُونَ لَكُمْ رِزْقًۭا فَٱبْتَغُوا۟ عِندَ ٱللَّهِ ٱلرِّزْقَ وَٱعْبُدُوهُ وَٱشْكُرُوا۟ لَهُۥٓ ۖ إِلَيْهِ تُرْجَعُونَ ﴿١٧﴾
18. Maar als jullie loochenen: voorzeker, vele gemeenschappen vóór jullie loochenden. En de plicht van de Boodschapper is slechts de duidelijke verkondiging. 19. Zien zij niet in, hoe Allāh de schepping schiep en haar vervolgens herhaalde? Voorwaar, dat is voor Allāh gemakkelijk. 20. Zeg: "Reis op de aarde en zie dan hoe Hij de schepping schiep; vervolgens wekt Hij een laatste schepping op. Voorwaar, Allāh is Almachtig over alle zaken." 21. Hij bestraft wie Hij wil en Hij begenadigt wie Hij wil, en tot Hem zullen jullie teruggekeerd worden. 22. En er is voor jullie geen ontvluchten (aan Hem) op de aarde en niet in de hemel, en er is voor jullie naast Allāh geen beschermer en geen helper. 23. En degenen die niet geloven in de Verzen van Allāh en de ontmoeting met Hem: zij zijn degenen die wanhopen aan Mijn barmhartigheid en zij zijn degenen voor wie er een pijnlijke bestraffing is.
وَإِن تُكَذِّبُوا۟ فَقَدْ كَذَّبَ أُمَمٌۭ مِّن قَبْلِكُمْ ۖ وَمَا عَلَى ٱلرَّسُولِ إِلَّا ٱلْبَلَـٰغُ ٱلْمُبِينُ ﴿١٨﴾ أَوَلَمْ يَرَوْا۟ كَيْفَ يُبْدِئُ ٱللَّهُ ٱلْخَلْقَ ثُمَّ يُعِيدُهُۥٓ ۚ إِنَّ ذَٰلِكَ عَلَى ٱللَّهِ يَسِيرٌۭ ﴿١٩﴾ قُلْ سِيرُوا۟ فِى ٱلْأَرْضِ فَٱنظُرُوا۟ كَيْفَ بَدَأَ ٱلْخَلْقَ ۚ ثُمَّ ٱللَّهُ يُنشِئُ ٱلنَّشْأَةَ ٱلْـَٔاخِرَةَ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ عَلَىٰ كُلِّ شَىْءٍۢ قَدِيرٌۭ ﴿٢٠﴾ يُعَذِّبُ مَن يَشَآءُ وَيَرْحَمُ مَن يَشَآءُ ۖ وَإِلَيْهِ تُقْلَبُونَ ﴿٢١﴾ وَمَآ أَنتُم بِمُعْجِزِينَ فِى ٱلْأَرْضِ وَلَا فِى ٱلسَّمَآءِ ۖ وَمَا لَكُم مِّن دُونِ ٱللَّهِ مِن وَلِىٍّۢ وَلَا نَصِيرٍۢ ﴿٢٢﴾ وَٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ بِـَٔايَـٰتِ ٱللَّهِ وَلِقَآئِهِۦٓ أُو۟لَـٰٓئِكَ يَئِسُوا۟ مِن رَّحْمَتِى وَأُو۟لَـٰٓئِكَ لَهُمْ عَذَابٌ أَلِيمٌۭ ﴿٢٣﴾
24. Maar het antwoord van zijn volk was slechts dat zij zeiden: "Dood hem," of "Verbrand hem." Maar Allāh redde hem van het vuur. Voorwaar, daarin zijn zeker Tekenen voor een volk dat gelooft. 25. En hij (Abraham) zei: "Voorwaar, wet jullie naast Allāh hebben genomen zijn slechts afgoden om de onderlinge liefde tussen jullie te versterken in dit wereldse leven. Op de Dag van de Opstanding zullen jullie elkaar verwerpen en elkaar vervloeken. Maar jullie verblijfplaats is de Hel en er zullen geen helpers voor jullie zijn." 26. Maar Lot geloofde hem, en (Abraham) zei: "Ik ben een uitwijker naar mijn Heer: voorwaar, Hij is de Almachtige, de Alwijze." 27. En Wij schonken hem Isaak en Jacob. En Wij hebben ender zijn nakomelingen het profeetschap en de Schrift tot stand gebracht. En Wij schonken hem zijn beloning in de wereld. En voorwaar, in het Hiernamaals behoort hij zeker tot de oprechten.
فَمَا كَانَ جَوَابَ قَوْمِهِۦٓ إِلَّآ أَن قَالُوا۟ ٱقْتُلُوهُ أَوْ حَرِّقُوهُ فَأَنجَىٰهُ ٱللَّهُ مِنَ ٱلنَّارِ ۚ إِنَّ فِى ذَٰلِكَ لَـَٔايَـٰتٍۢ لِّقَوْمٍۢ يُؤْمِنُونَ ﴿٢٤﴾ وَقَالَ إِنَّمَا ٱتَّخَذْتُم مِّن دُونِ ٱللَّهِ أَوْثَـٰنًۭا مَّوَدَّةَ بَيْنِكُمْ فِى ٱلْحَيَوٰةِ ٱلدُّنْيَا ۖ ثُمَّ يَوْمَ ٱلْقِيَـٰمَةِ يَكْفُرُ بَعْضُكُم بِبَعْضٍۢ وَيَلْعَنُ بَعْضُكُم بَعْضًۭا وَمَأْوَىٰكُمُ ٱلنَّارُ وَمَا لَكُم مِّن نَّـٰصِرِينَ ﴿٢٥﴾ فَـَٔامَنَ لَهُۥ لُوطٌۭ ۘ وَقَالَ إِنِّى مُهَاجِرٌ إِلَىٰ رَبِّىٓ ۖ إِنَّهُۥ هُوَ ٱلْعَزِيزُ ٱلْحَكِيمُ ﴿٢٦﴾ وَوَهَبْنَا لَهُۥٓ إِسْحَـٰقَ وَيَعْقُوبَ وَجَعَلْنَا فِى ذُرِّيَّتِهِ ٱلنُّبُوَّةَ وَٱلْكِتَـٰبَ وَءَاتَيْنَـٰهُ أَجْرَهُۥ فِى ٱلدُّنْيَا ۖ وَإِنَّهُۥ فِى ٱلْـَٔاخِرَةِ لَمِنَ ٱلصَّـٰلِحِينَ ﴿٢٧﴾
28. En (gedenk) Lot, toen hij tegen zijn volk zei. "Jullie begaan zeker gruweldaden, die niemand van de mensen ooit beging. 29. Is het dan inderdaad niet zo dat jullie de mensen benaderen en op de weg struikroverij bedrijven en in jullie samenkomsten het verwerpelijke verichten?" Het antwoord van zijn volk was slechts dat zij zeiden: "Geef ons dan de bestraffing van Allāh, als jij tot de waarachtigen behoort!" 30. Hij zei: "Mijn Heer, help mij tegen het volk van de verderfzaaiers! "
وَلُوطًا إِذْ قَالَ لِقَوْمِهِۦٓ إِنَّكُمْ لَتَأْتُونَ ٱلْفَـٰحِشَةَ مَا سَبَقَكُم بِهَا مِنْ أَحَدٍۢ مِّنَ ٱلْعَـٰلَمِينَ ﴿٢٨﴾ أَئِنَّكُمْ لَتَأْتُونَ ٱلرِّجَالَ وَتَقْطَعُونَ ٱلسَّبِيلَ وَتَأْتُونَ فِى نَادِيكُمُ ٱلْمُنكَرَ ۖ فَمَا كَانَ جَوَابَ قَوْمِهِۦٓ إِلَّآ أَن قَالُوا۟ ٱئْتِنَا بِعَذَابِ ٱللَّهِ إِن كُنتَ مِنَ ٱلصَّـٰدِقِينَ ﴿٢٩﴾ قَالَ رَبِّ ٱنصُرْنِى عَلَى ٱلْقَوْمِ ٱلْمُفْسِدِينَ ﴿٣٠﴾
31. En toen Onze gezanten (engelen) tot Abraham kwamen met het goede nieuws, zeiden zij."Voorwaar, wij zullen de bewoners van deze stad vernietigen. Voorwaar, haar bewoners waren onrechtvaardigen." 32. Hij zei: "Lot is daar." Zij miden: "Wij weten beter wie daar zijn. Voorwaar, wij zullen hem en zijn familie redden, behalve zijn vrouw. Zij zal tot de achterblijvers behoren."
وَلَمَّا جَآءَتْ رُسُلُنَآ إِبْرَٰهِيمَ بِٱلْبُشْرَىٰ قَالُوٓا۟ إِنَّا مُهْلِكُوٓا۟ أَهْلِ هَـٰذِهِ ٱلْقَرْيَةِ ۖ إِنَّ أَهْلَهَا كَانُوا۟ ظَـٰلِمِينَ ﴿٣١﴾ قَالَ إِنَّ فِيهَا لُوطًۭا ۚ قَالُوا۟ نَحْنُ أَعْلَمُ بِمَن فِيهَا ۖ لَنُنَجِّيَنَّهُۥ وَأَهْلَهُۥٓ إِلَّا ٱمْرَأَتَهُۥ كَانَتْ مِنَ ٱلْغَـٰبِرِينَ ﴿٣٢﴾
33. En toen Onze gezanten naar Lot kwamen, was hij bedroefd vanwege hen, en hij had geen macht om hen te beschermen. Maar zij zeiden: "Wees niet bang en treur niet: voorwaar, wij redden zeker jou en jouw familie, behalve jouw vrouw. Zij zal tot de achterblijvers behoren. 34. Voorwaar, wij zullen een zware bestraffing uit de hemel neerzenden op de bewoners van deze stad omdat zij zware zonden begingen." 35. En voorzeker, Wij hebben een duidelijk Teken achtergelaten voor een volk dat begrijpt.
وَلَمَّآ أَن جَآءَتْ رُسُلُنَا لُوطًۭا سِىٓءَ بِهِمْ وَضَاقَ بِهِمْ ذَرْعًۭا وَقَالُوا۟ لَا تَخَفْ وَلَا تَحْزَنْ ۖ إِنَّا مُنَجُّوكَ وَأَهْلَكَ إِلَّا ٱمْرَأَتَكَ كَانَتْ مِنَ ٱلْغَـٰبِرِينَ ﴿٣٣﴾ إِنَّا مُنزِلُونَ عَلَىٰٓ أَهْلِ هَـٰذِهِ ٱلْقَرْيَةِ رِجْزًۭا مِّنَ ٱلسَّمَآءِ بِمَا كَانُوا۟ يَفْسُقُونَ ﴿٣٤﴾ وَلَقَد تَّرَكْنَا مِنْهَآ ءَايَةًۢ بَيِّنَةًۭ لِّقَوْمٍۢ يَعْقِلُونَ ﴿٣٥﴾
36. En naar Midian (stuurden Wij) hun broeder Sjoeʿaib. En hij zei: "O mijn volk, aanbid Allāh en hoopt op de Laatste Dag en verricht geen kwaad op aarde als verderfzaaiers." 37. Toen loochenden zij hem waarna een aardbeving hen trof en zij werden doden in hun huizen.
وَإِلَىٰ مَدْيَنَ أَخَاهُمْ شُعَيْبًۭا فَقَالَ يَـٰقَوْمِ ٱعْبُدُوا۟ ٱللَّهَ وَٱرْجُوا۟ ٱلْيَوْمَ ٱلْـَٔاخِرَ وَلَا تَعْثَوْا۟ فِى ٱلْأَرْضِ مُفْسِدِينَ ﴿٣٦﴾ فَكَذَّبُوهُ فَأَخَذَتْهُمُ ٱلرَّجْفَةُ فَأَصْبَحُوا۟ فِى دَارِهِمْ جَـٰثِمِينَ ﴿٣٧﴾
38. En (Wij vernietigden) de ʿĀd en de Thamōed. Dat is jullie waarlijk bekend geworden door (de ruïnes van) hun woningen. En de Satan deed voor hen hun daden schoon schijnen, waarna hij hen afleidde van de weg, hoewel zij over inzicht beschikten. 39. En (Wij vernietigden) Qārōen en Farao en Hāmān. En voorzeker is Mozes tot hen met duidelijke Tekenen gekomen, maar zij waren hoogmoedig op de aarde. En zij konden (Onze bestraffing) niet ontvluchten. 40. En ieder bestraften Wij voor zijn zonde. Daarom waren er onder hen over wie Wij een storm var hagelstenen zonden en waren er onder hen die door een bliksemslag gegrepen werden. En er waren er onder hen die Wij in de aarde deden wegzinken en er waren er onder hen Wij verdronken. Allāh was niet onrechtvaardig voor hen, maar zij waren onrechtvaardig voor zichzelf.
وَعَادًۭا وَثَمُودَا۟ وَقَد تَّبَيَّنَ لَكُم مِّن مَّسَـٰكِنِهِمْ ۖ وَزَيَّنَ لَهُمُ ٱلشَّيْطَـٰنُ أَعْمَـٰلَهُمْ فَصَدَّهُمْ عَنِ ٱلسَّبِيلِ وَكَانُوا۟ مُسْتَبْصِرِينَ ﴿٣٨﴾ وَقَـٰرُونَ وَفِرْعَوْنَ وَهَـٰمَـٰنَ ۖ وَلَقَدْ جَآءَهُم مُّوسَىٰ بِٱلْبَيِّنَـٰتِ فَٱسْتَكْبَرُوا۟ فِى ٱلْأَرْضِ وَمَا كَانُوا۟ سَـٰبِقِينَ ﴿٣٩﴾ فَكُلًّا أَخَذْنَا بِذَنۢبِهِۦ ۖ فَمِنْهُم مَّنْ أَرْسَلْنَا عَلَيْهِ حَاصِبًۭا وَمِنْهُم مَّنْ أَخَذَتْهُ ٱلصَّيْحَةُ وَمِنْهُم مَّنْ خَسَفْنَا بِهِ ٱلْأَرْضَ وَمِنْهُم مَّنْ أَغْرَقْنَا ۚ وَمَا كَانَ ٱللَّهُ لِيَظْلِمَهُمْ وَلَـٰكِن كَانُوٓا۟ أَنفُسَهُمْ يَظْلِمُونَ ﴿٤٠﴾
41. De gelijkenis met degenen die helpers naast Allāh nemen, is als die met een spin die een huis maakt. En voorwaar, het zwakste van de huizen is zeker het huis van een spin, als zij het wisten. 42. Voorwaar, Allāh weet wat zij voor iets naast Hem aanroepen en Hij is de Almachtige, de Alwijze. 43. En deze vergelijkingen maken Wij voor de mensen, maar zij begrijpen ze niet, behalve degenen die over kennis beschikken. 44. Allāh schiep de hemelen en de aarde in waarheid. Voorwaar, daarin is zeker een Teken voor de gelovigen.
مَثَلُ ٱلَّذِينَ ٱتَّخَذُوا۟ مِن دُونِ ٱللَّهِ أَوْلِيَآءَ كَمَثَلِ ٱلْعَنكَبُوتِ ٱتَّخَذَتْ بَيْتًۭا ۖ وَإِنَّ أَوْهَنَ ٱلْبُيُوتِ لَبَيْتُ ٱلْعَنكَبُوتِ ۖ لَوْ كَانُوا۟ يَعْلَمُونَ ﴿٤١﴾ إِنَّ ٱللَّهَ يَعْلَمُ مَا يَدْعُونَ مِن دُونِهِۦ مِن شَىْءٍۢ ۚ وَهُوَ ٱلْعَزِيزُ ٱلْحَكِيمُ ﴿٤٢﴾ وَتِلْكَ ٱلْأَمْثَـٰلُ نَضْرِبُهَا لِلنَّاسِ ۖ وَمَا يَعْقِلُهَآ إِلَّا ٱلْعَـٰلِمُونَ ﴿٤٣﴾ خَلَقَ ٱللَّهُ ٱلسَّمَـٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضَ بِٱلْحَقِّ ۚ إِنَّ فِى ذَٰلِكَ لَـَٔايَةًۭ لِّلْمُؤْمِنِينَ ﴿٤٤﴾
45. Draag voor (o Mohammed) wat aan jou in het Boek geopenbaard is en onderhoud de ṣalāh. Voorwaar, de ṣalāh weerhoudt van de gruweldaad en het verwerpelijke. Zeker, het gedenken van Allāh (d.m.v. de ṣalāh) is groter en Allāh weet wat jullie bedrijven.
ٱتْلُ مَآ أُوحِىَ إِلَيْكَ مِنَ ٱلْكِتَـٰبِ وَأَقِمِ ٱلصَّلَوٰةَ ۖ إِنَّ ٱلصَّلَوٰةَ تَنْهَىٰ عَنِ ٱلْفَحْشَآءِ وَٱلْمُنكَرِ ۗ وَلَذِكْرُ ٱللَّهِ أَكْبَرُ ۗ وَٱللَّهُ يَعْلَمُ مَا تَصْنَعُونَ ﴿٤٥﴾
46. En redetwist niet anders dan op de beste wijze met de Lieden van de Schrift, behalve met de onrechtplegers onder hen. En zeg: "Wij geloven in wat aan ons is neergezonden en in wat aan jullie is neergezonden; en onze God en jullie God is Één, en wij hebben ons aan Hem overgegeven.
وَلَا تُجَـٰدِلُوٓا۟ أَهْلَ ٱلْكِتَـٰبِ إِلَّا بِٱلَّتِى هِىَ أَحْسَنُ إِلَّا ٱلَّذِينَ ظَلَمُوا۟ مِنْهُمْ ۖ وَقُولُوٓا۟ ءَامَنَّا بِٱلَّذِىٓ أُنزِلَ إِلَيْنَا وَأُنزِلَ إِلَيْكُمْ وَإِلَـٰهُنَا وَإِلَـٰهُكُمْ وَٰحِدٌۭ وَنَحْنُ لَهُۥ مُسْلِمُونَ ﴿٤٦﴾
47. En zo hebben Wij aan jou het Boek neergezonden. Degenen aan wie Wij de Schrift (de Thora) hebben gegeven, zij geloven erin (in de Koran) en onder dezen (de bewoners van Mekka) zijn er die erin geloven. En niemand verwerpt Onze Verzen dan de ongelovigen. 48. En daarvóór heb jij nooit een boek gelezen, en jij hebt nooit iets ervan met je rechterhand geschreven. Anders zouden de ontkenners zeker twijfelen. 49. Het zijn zelfs duidelijke Verzen in de harten van degenen aan wie de kennis is gegeven. En niemand verwerpt Onze Verzen dan de onrechtvaardigen.
وَكَذَٰلِكَ أَنزَلْنَآ إِلَيْكَ ٱلْكِتَـٰبَ ۚ فَٱلَّذِينَ ءَاتَيْنَـٰهُمُ ٱلْكِتَـٰبَ يُؤْمِنُونَ بِهِۦ ۖ وَمِنْ هَـٰٓؤُلَآءِ مَن يُؤْمِنُ بِهِۦ ۚ وَمَا يَجْحَدُ بِـَٔايَـٰتِنَآ إِلَّا ٱلْكَـٰفِرُونَ ﴿٤٧﴾ وَمَا كُنتَ تَتْلُوا۟ مِن قَبْلِهِۦ مِن كِتَـٰبٍۢ وَلَا تَخُطُّهُۥ بِيَمِينِكَ ۖ إِذًۭا لَّٱرْتَابَ ٱلْمُبْطِلُونَ ﴿٤٨﴾ بَلْ هُوَ ءَايَـٰتٌۢ بَيِّنَـٰتٌۭ فِى صُدُورِ ٱلَّذِينَ أُوتُوا۟ ٱلْعِلْمَ ۚ وَمَا يَجْحَدُ بِـَٔايَـٰتِنَآ إِلَّا ٱلظَّـٰلِمُونَ ﴿٤٩﴾
50. En zij zeiden: "Was er maar een Teken (wonder) van zijn Heer aan hem gezonden?" Zeg: "Voorwaar, de Tekenen zijn slechts bij Allāh. En voorwaar, ik ben slechts een duidelijke waarschuwer." 51. Is het voor hen niet voldoende dat Wij aan jou het Boek hebben neergezonden, dat aan hen wordt voorgedragen? Voorwaar, daarin is zeker barmhartigheid en een vermaning voor een volk dat gelooft. 52. Zeg: "Allāh is voldoende als getuige tussen mij en jullie." Hij kent wat er in de hemelen en op de aarde is. En degenen die in de valsheid geloven en aan Allāh ongelovig zijn: zij zijn de verliezers.
وَقَالُوا۟ لَوْلَآ أُنزِلَ عَلَيْهِ ءَايَـٰتٌۭ مِّن رَّبِّهِۦ ۖ قُلْ إِنَّمَا ٱلْـَٔايَـٰتُ عِندَ ٱللَّهِ وَإِنَّمَآ أَنَا۠ نَذِيرٌۭ مُّبِينٌ ﴿٥٠﴾ أَوَلَمْ يَكْفِهِمْ أَنَّآ أَنزَلْنَا عَلَيْكَ ٱلْكِتَـٰبَ يُتْلَىٰ عَلَيْهِمْ ۚ إِنَّ فِى ذَٰلِكَ لَرَحْمَةًۭ وَذِكْرَىٰ لِقَوْمٍۢ يُؤْمِنُونَ ﴿٥١﴾ قُلْ كَفَىٰ بِٱللَّهِ بَيْنِى وَبَيْنَكُمْ شَهِيدًۭا ۖ يَعْلَمُ مَا فِى ٱلسَّمَـٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضِ ۗ وَٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ بِٱلْبَـٰطِلِ وَكَفَرُوا۟ بِٱللَّهِ أُو۟لَـٰٓئِكَ هُمُ ٱلْخَـٰسِرُونَ ﴿٥٢﴾
53. En zij vragen jou om de bestraffing te laten bespoedigen. En als er geen vastgestelde termijn was, dan zou de bestraffing zeker reeds tot hen zijn gekomen. En die zal zeker plotseling tot hen komen, terwijl zij het niet beseffen. 54. Zij vragen jou om de bestraffing te laten bespoedigen. En voorwaar, de Hel omsluit zeker de ongelovigen. 55. Op die Dag bedekt de bestraffing hen, van boven hen en van onder hun voeten. En Hij zal zeggen: "Proef wat jullie plachten te doen."
وَيَسْتَعْجِلُونَكَ بِٱلْعَذَابِ ۚ وَلَوْلَآ أَجَلٌۭ مُّسَمًّۭى لَّجَآءَهُمُ ٱلْعَذَابُ وَلَيَأْتِيَنَّهُم بَغْتَةًۭ وَهُمْ لَا يَشْعُرُونَ ﴿٥٣﴾ يَسْتَعْجِلُونَكَ بِٱلْعَذَابِ وَإِنَّ جَهَنَّمَ لَمُحِيطَةٌۢ بِٱلْكَـٰفِرِينَ ﴿٥٤﴾ يَوْمَ يَغْشَىٰهُمُ ٱلْعَذَابُ مِن فَوْقِهِمْ وَمِن تَحْتِ أَرْجُلِهِمْ وَيَقُولُ ذُوقُوا۟ مَا كُنتُمْ تَعْمَلُونَ ﴿٥٥﴾
56. O Mijn dienaren die geloven: voorwaar, Mijn aarde is wijd, aanbid daarom slechts Mij. 57. Elke ziel zal de dood ervaren, Daarna zullen jullie tot Ons worden teruggekeerd. 58. En voor degenen die geloven en goede werken verrichten zullen Wij zeker in het Paradijs hoge verblijven plaatsen, waar onderdoor de rivieren stromen. Zij zijn daarin eeuwiglevenden. De beste beloning is voor hen die (goede) werken verrichten. 59. Degenen die geduld hebben en op hun Heer vertrouwen. 60. En hoeveel levende wezens zijn er niet, die niet over hun levensonderhoud beschikken? Allāh voorziet hen en jullie ook. En Hij is Alhorend, Alwetend.
يَـٰعِبَادِىَ ٱلَّذِينَ ءَامَنُوٓا۟ إِنَّ أَرْضِى وَٰسِعَةٌۭ فَإِيَّـٰىَ فَٱعْبُدُونِ ﴿٥٦﴾ كُلُّ نَفْسٍۢ ذَآئِقَةُ ٱلْمَوْتِ ۖ ثُمَّ إِلَيْنَا تُرْجَعُونَ ﴿٥٧﴾ وَٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ وَعَمِلُوا۟ ٱلصَّـٰلِحَـٰتِ لَنُبَوِّئَنَّهُم مِّنَ ٱلْجَنَّةِ غُرَفًۭا تَجْرِى مِن تَحْتِهَا ٱلْأَنْهَـٰرُ خَـٰلِدِينَ فِيهَا ۚ نِعْمَ أَجْرُ ٱلْعَـٰمِلِينَ ﴿٥٨﴾ ٱلَّذِينَ صَبَرُوا۟ وَعَلَىٰ رَبِّهِمْ يَتَوَكَّلُونَ ﴿٥٩﴾ وَكَأَيِّن مِّن دَآبَّةٍۢ لَّا تَحْمِلُ رِزْقَهَا ٱللَّهُ يَرْزُقُهَا وَإِيَّاكُمْ ۚ وَهُوَ ٱلسَّمِيعُ ٱلْعَلِيمُ ﴿٦٠﴾
61. En als je hun vraagt wie de hemelen en de aarde heeft geschapen en wie de zon en de maan heeft onderworpen, dan zullen zij zeker zeggen: "Allāh." Hoe komt het dan, dat zij zo bedrogen worden? 62. Allāh verruimt de voorzieningen voor wie Hij wil van Zijn dienaren, en Hij beperkt voor hen. Voorwaar, Allāh is Alwetend over alle dingen. 63. En als jij hun vraagt wie uit de hemel water doet neerkomen en dan de aarde daarmee tot leven brengt na haar dood, dan zeggen zij zeker: "Allāh." Zeg: "Alle lof zij Allāh." Maar de meesten van hen begrijpen het niet. 64. En dit wereldse leven is niets dan vermaak en spel. En voorwaar, het Huis van het Hiernamaals is zeker het echte leven, als zij het wisten!
وَلَئِن سَأَلْتَهُم مَّنْ خَلَقَ ٱلسَّمَـٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضَ وَسَخَّرَ ٱلشَّمْسَ وَٱلْقَمَرَ لَيَقُولُنَّ ٱللَّهُ ۖ فَأَنَّىٰ يُؤْفَكُونَ ﴿٦١﴾ ٱللَّهُ يَبْسُطُ ٱلرِّزْقَ لِمَن يَشَآءُ مِنْ عِبَادِهِۦ وَيَقْدِرُ لَهُۥٓ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ بِكُلِّ شَىْءٍ عَلِيمٌۭ ﴿٦٢﴾ وَلَئِن سَأَلْتَهُم مَّن نَّزَّلَ مِنَ ٱلسَّمَآءِ مَآءًۭ فَأَحْيَا بِهِ ٱلْأَرْضَ مِنۢ بَعْدِ مَوْتِهَا لَيَقُولُنَّ ٱللَّهُ ۚ قُلِ ٱلْحَمْدُ لِلَّهِ ۚ بَلْ أَكْثَرُهُمْ لَا يَعْقِلُونَ ﴿٦٣﴾ وَمَا هَـٰذِهِ ٱلْحَيَوٰةُ ٱلدُّنْيَآ إِلَّا لَهْوٌۭ وَلَعِبٌۭ ۚ وَإِنَّ ٱلدَّارَ ٱلْـَٔاخِرَةَ لَهِىَ ٱلْحَيَوَانُ ۚ لَوْ كَانُوا۟ يَعْلَمُونَ ﴿٦٤﴾
65. En als zij op de schepen varen, dan roepen zij Allāh aan. Hem zuiver aanbiddend. Maar zodra Hij hen dan heeft gered (en) aan land heeft gebracht, dan kennen zij deelgenoten (aan Allāh) toe. 66. Om hun ondankbaarheid te tonen voor wat Wij hun gegeven hebben en om te genieten. Spoedig zullen zij het te weten.
فَإِذَا رَكِبُوا۟ فِى ٱلْفُلْكِ دَعَوُا۟ ٱللَّهَ مُخْلِصِينَ لَهُ ٱلدِّينَ فَلَمَّا نَجَّىٰهُمْ إِلَى ٱلْبَرِّ إِذَا هُمْ يُشْرِكُونَ ﴿٦٥﴾ لِيَكْفُرُوا۟ بِمَآ ءَاتَيْنَـٰهُمْ وَلِيَتَمَتَّعُوا۟ ۖ فَسَوْفَ يَعْلَمُونَ ﴿٦٦﴾
67. En zien zij niet dat Wij, een gewijd veilig (land) hebben gemaakt, terwijl de mensen om hen heen worden verdreven? Geloven zij dan in de valsheid en ontkennen zij de gunst van Allāh? 68. En wie is er onrechtvaardiger dan wie er een leugen over Allāh verzint of de waarheid loochent wanneer die tot hem is gekomen? Is de Hel niet de plaats voor de ongelovigen?
أَوَلَمْ يَرَوْا۟ أَنَّا جَعَلْنَا حَرَمًا ءَامِنًۭا وَيُتَخَطَّفُ ٱلنَّاسُ مِنْ حَوْلِهِمْ ۚ أَفَبِٱلْبَـٰطِلِ يُؤْمِنُونَ وَبِنِعْمَةِ ٱللَّهِ يَكْفُرُونَ ﴿٦٧﴾ وَمَنْ أَظْلَمُ مِمَّنِ ٱفْتَرَىٰ عَلَى ٱللَّهِ كَذِبًا أَوْ كَذَّبَ بِٱلْحَقِّ لَمَّا جَآءَهُۥٓ ۚ أَلَيْسَ فِى جَهَنَّمَ مَثْوًۭى لِّلْكَـٰفِرِينَ ﴿٦٨﴾
69. En degenen die omwille van Ons streven, die zullen Wij zeker leiding schenken op Onze wegen. En voorwaar, Allāh is zeker met de weldoeners.
وَٱلَّذِينَ جَـٰهَدُوا۟ فِينَا لَنَهْدِيَنَّهُمْ سُبُلَنَا ۚ وَإِنَّ ٱللَّهَ لَمَعَ ٱلْمُحْسِنِينَ ﴿٦٩﴾
NOTEER:

De Nederlandse vertaling van de Koran wordt slechts gezien als een beste poging om de correcte interpretatie van de betekenis over te brengen. Voor een oppervlakkig beeld is dit voldoende, maar voor een dieper begrip dient men de Koran zelf te raadplegen (d.w.z. het Arabisch).

LET OP: Vertaling bevat nog een aantal fouten! S.v.p. controleren en fouten mailen naar: info (apenstaartje) bijbelhoek.nl.

Abonneer op onze nieuwsbrief!