De Bijbel, Psalmen 101

Hoofdstuk: Psalmen 101

Psalmen 101
1 Een psalm van David. Ik zal zingen van goedertierenheid en recht, voor U zal ik psalmen zingen, HEERE. 
2 Ik zal verstandig handelen, op de volmaakte weg. Wanneer zult U tot mij komen? Ik zal binnen mijn huis wandelen met een oprecht hart. 
3 Ik zal mij geen verdorven praktijken voor ogen stellen. Ik haat wat de afvalligen doen, hun daden zullen zich niet aan mij hechten. 
4 Het slinkse hart zal ver van mij weggaan, de kwaaddoener zal ik niet kennen. 
5 Wie zijn naaste in het geheim lastert, hem zal ik ombrengen. Wie hoogmoedige ogen heeft en een trots hart, hem zal ik niet verdragen. 
6 Mijn ogen zijn gericht op de trouwe mensen in het land, opdat zij bij mij zullen zitten. Wie op de volmaakte weg gaat, die zal mij dienen. 
7 Wie bedrog pleegt, zal binnen mijn huis niet verblijven. Wie leugens spreekt, zal voor mijn ogen geen stand houden. 
8 Elke morgen zal ik alle goddelozen in het land ombrengen, door allen die onrecht bedrijven, uit de stad van de HEERE uit te roeien.
https://www.bijbelhoek.nl/bijbel/psalmen/101
← naar Bijbel index

Abonneer op onze nieuwsbrief!