De Bijbel, Leviticus 22

Hoofdstuk: Leviticus 22

4
Niemand uit het nageslacht van Aäron die melaats is of een vloeiing heeft, mag van de geheiligde gaven eten, totdat hij rein is. Evenmin iemand die ook maar iets aanraakt dat onrein is door een dood lichaam, of iemand die een zaadlozing heeft gehad,
← naar Bijbel index

Abonneer op onze nieuwsbrief!