De Bijbel, 1 Kronieken 21

Hoofdstuk: 1 Kronieken 21

17
David zei tegen God: Ben ik het niet die gezegd heb dat men het volk tellen zou? Ja, ik zelf ben het, die gezondigd en volstrekt kwalijk gehandeld heb, maar deze schapen, wat hebben zij gedaan? HEERE, mijn God, laat Uw hand toch tegen mij en tegen mijn familie zijn, maar niet als een plaag tegen Uw volk.
← naar Bijbel index

Abonneer op onze nieuwsbrief!