Ezra, de schriftgeleerde, stond op een houten verhoging, die ze voor deze gelegenheid hadden gemaakt, en naast hem stond Mattithja, met Sema, Anaja, Uria, Hilkia en Maäseja aan zijn rechterhand, en aan zijn linkerhand Pedaja, Misaël, Malchia, Hasum, Hasbaddana, Zacharia en Mesullam.