De Bijbel, Jeremia 29

Hoofdstuk: Jeremia 29

32
daarom, zo zegt de HEERE: Zie, Ik ga Semaja, de Nechelamiet, en zijn nageslacht straffen. Hij zal niemand hebben die woont in het midden van dit volk. Hij zal niet het goede zien dat Ik doen zal aan Mijn volk, spreekt de HEERE, want hij heeft opgeroepen afvallig te worden van de HEERE.
← naar Bijbel index

Abonneer op onze nieuwsbrief!