De Bijbel, Genesis 48

Hoofdstuk: Genesis 48

16
de Engel, Die mij verlost heeft van al het kwaad, zegene deze jongens, zodat door hen mijn naam en de naam van mijn vaderen, Abraham en Izak, genoemd zal blijven en zij in het midden van het land in menigte zullen toenemen.
← naar Bijbel index

Abonneer op onze nieuwsbrief!