De Koran

42 ٤٢

Deze Mekkaanse soera dankt haar naam aan vers 38 waarin wordt gesproken over het voeren van zaken door wederzijds overleg als een van de kenmerken van de ware gelovigen. De soera benadrukt dat Allāh voor moslims dezelfde religie heeft voorgeschreven als voor alle voorgaande profeten. De gelovigen krijgen opdracht zich tot Allāhs oordeel te wenden als er meningsverschillen ontstaan. Allāhs eenheid, macht en wijsheid worden benadrukt, terwijl het geloof van de heidenen in machteloze afgoden wordt veroordeeld. Zowel het einde van deze soera als het begin van de volgende benadrukken dat de Koran door Allāh is geopenbaard.

In de naam van Allāh, de Meest Barmhartige, de Meest Genadevolle.
1. Ḥā Mĩem. 2. ʿAĩn Sĩen Qãf. 3. Zó openbaart Allāh aan jou en aan degenen vóór jou; Allāh is de Almachtige, de Alwijze. 4. Aan Hem behoort alles wat in de hemelen en op de aarde is, en Hij is de Verhevene, de Geweldige. 5. Bijna scheuren de bovenkanten van de hemelen, en de engelen prijzen de Glorie van hun Heer met Zijn lofprijzing en vragen om vergeving voor degenen die op de aarde zijn. Weet: voorwaar, Allāh is de Vergevingsgezinde, de Meest Barmhartige.
حمٓ ﴿١﴾ عٓسٓقٓ ﴿٢﴾ كَذَٰلِكَ يُوحِىٓ إِلَيْكَ وَإِلَى ٱلَّذِينَ مِن قَبْلِكَ ٱللَّهُ ٱلْعَزِيزُ ٱلْحَكِيمُ ﴿٣﴾ لَهُۥ مَا فِى ٱلسَّمَـٰوَٰتِ وَمَا فِى ٱلْأَرْضِ ۖ وَهُوَ ٱلْعَلِىُّ ٱلْعَظِيمُ ﴿٤﴾ تَكَادُ ٱلسَّمَـٰوَٰتُ يَتَفَطَّرْنَ مِن فَوْقِهِنَّ ۚ وَٱلْمَلَـٰٓئِكَةُ يُسَبِّحُونَ بِحَمْدِ رَبِّهِمْ وَيَسْتَغْفِرُونَ لِمَن فِى ٱلْأَرْضِ ۗ أَلَآ إِنَّ ٱللَّهَ هُوَ ٱلْغَفُورُ ٱلرَّحِيمُ ﴿٥﴾
6. En degenen die naast Allāh beschermen nemen: Allāh is de Waker over hen en jij (o Mohammed) bent over hen geen verantwoordelijke. 7. Zó hebben Wij aan jou een Arabische Koran geopenbaard, om de bewoners van Oemmalqoerā (Mekka) en degenen die in de omgeving ervan wonen te waarshuwen. En om te waarschuwen voor de Dag der verzameling, waaraan geen twijfel is; een deel gaat naar het Paradijs en een deel gaat naar de Hel. 8. Als Allāh het had gewild, dan had Hij hen (als behorend) tot één godsdienst (Oemmah) gemaakt, maar Allāh laat tot Zijn barmhartigheid toe wie Hij wil. En voor de onrechtvaardigen is er geen beschermer en geen helper. 9. Nemen jullie naast Allāh beschermers? En Allāh is de Beschermer. En Hij doet het dode leven, en Hij is Almachtig over alle zaken.
وَٱلَّذِينَ ٱتَّخَذُوا۟ مِن دُونِهِۦٓ أَوْلِيَآءَ ٱللَّهُ حَفِيظٌ عَلَيْهِمْ وَمَآ أَنتَ عَلَيْهِم بِوَكِيلٍۢ ﴿٦﴾ وَكَذَٰلِكَ أَوْحَيْنَآ إِلَيْكَ قُرْءَانًا عَرَبِيًّۭا لِّتُنذِرَ أُمَّ ٱلْقُرَىٰ وَمَنْ حَوْلَهَا وَتُنذِرَ يَوْمَ ٱلْجَمْعِ لَا رَيْبَ فِيهِ ۚ فَرِيقٌۭ فِى ٱلْجَنَّةِ وَفَرِيقٌۭ فِى ٱلسَّعِيرِ ﴿٧﴾ وَلَوْ شَآءَ ٱللَّهُ لَجَعَلَهُمْ أُمَّةًۭ وَٰحِدَةًۭ وَلَـٰكِن يُدْخِلُ مَن يَشَآءُ فِى رَحْمَتِهِۦ ۚ وَٱلظَّـٰلِمُونَ مَا لَهُم مِّن وَلِىٍّۢ وَلَا نَصِيرٍ ﴿٨﴾ أَمِ ٱتَّخَذُوا۟ مِن دُونِهِۦٓ أَوْلِيَآءَ ۖ فَٱللَّهُ هُوَ ٱلْوَلِىُّ وَهُوَ يُحْىِ ٱلْمَوْتَىٰ وَهُوَ عَلَىٰ كُلِّ شَىْءٍۢ قَدِيرٌۭ ﴿٩﴾
10. En waar jullie ook van mening over verschillen: de beslissing daarover is aan Allāh. (Zeg:) "Dat is Allāh, mijn Heer, op Hem vertrouw ik en tot Hem keer ik weer."
وَمَا ٱخْتَلَفْتُمْ فِيهِ مِن شَىْءٍۢ فَحُكْمُهُۥٓ إِلَى ٱللَّهِ ۚ ذَٰلِكُمُ ٱللَّهُ رَبِّى عَلَيْهِ تَوَكَّلْتُ وَإِلَيْهِ أُنِيبُ ﴿١٠﴾
11. De Schepper van de hemelen en de aarde, Hij heeft voor jullie van jullie zelf en van de dieren paren geschapen. Hij vermenigvuldigt jullie. Niets is aan Hem gelijk. En Hij is de Alhorende, de Alziende. 12. Aan Hem behoren de sleutels van de hemelen en de aarde, Hij verruimt de voorzieningen voor wie Hij wil en Hij beperkt. Voorwaar, Hij is Alwetend over alle zaken.
فَاطِرُ ٱلسَّمَـٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضِ ۚ جَعَلَ لَكُم مِّنْ أَنفُسِكُمْ أَزْوَٰجًۭا وَمِنَ ٱلْأَنْعَـٰمِ أَزْوَٰجًۭا ۖ يَذْرَؤُكُمْ فِيهِ ۚ لَيْسَ كَمِثْلِهِۦ شَىْءٌۭ ۖ وَهُوَ ٱلسَّمِيعُ ٱلْبَصِيرُ ﴿١١﴾ لَهُۥ مَقَالِيدُ ٱلسَّمَـٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضِ ۖ يَبْسُطُ ٱلرِّزْقَ لِمَن يَشَآءُ وَيَقْدِرُ ۚ إِنَّهُۥ بِكُلِّ شَىْءٍ عَلِيمٌۭ ﴿١٢﴾
13. Hij heeft jullie de godsdienst uitgelegd: wat Hij heeft opgedragen aan Noach, en hetgeen Wij aan jou geopenbaard hebben en wat Wij aan Abraham en Mozes en Jezus hebben opgedragen: dat jullie de godsdienst onderhouden en dat jullie daarover niet verdeeld raken. Het is een zware zaak voor de veelgodenaanbidders, waartoe jullie hen oproepen. Allāh kiest voor Zich wie Hij wil en Hij leidt naar Zich wie terugkeert. 14. Zij raakten pas verdeeld toen de kennis tot hen kwam, elkaar onrecht aandoend. En als er niet een Woord (bevel) van jouw Heer was uitgegaan, tot een bepaalde tijd, dan zouden zij al bestraft zijn. En voorwaar, degenen die de Schrift na hen erfden (de joden en de christenen), verkeren daarover zeker in vergaande twijfel.
شَرَعَ لَكُم مِّنَ ٱلدِّينِ مَا وَصَّىٰ بِهِۦ نُوحًۭا وَٱلَّذِىٓ أَوْحَيْنَآ إِلَيْكَ وَمَا وَصَّيْنَا بِهِۦٓ إِبْرَٰهِيمَ وَمُوسَىٰ وَعِيسَىٰٓ ۖ أَنْ أَقِيمُوا۟ ٱلدِّينَ وَلَا تَتَفَرَّقُوا۟ فِيهِ ۚ كَبُرَ عَلَى ٱلْمُشْرِكِينَ مَا تَدْعُوهُمْ إِلَيْهِ ۚ ٱللَّهُ يَجْتَبِىٓ إِلَيْهِ مَن يَشَآءُ وَيَهْدِىٓ إِلَيْهِ مَن يُنِيبُ ﴿١٣﴾ وَمَا تَفَرَّقُوٓا۟ إِلَّا مِنۢ بَعْدِ مَا جَآءَهُمُ ٱلْعِلْمُ بَغْيًۢا بَيْنَهُمْ ۚ وَلَوْلَا كَلِمَةٌۭ سَبَقَتْ مِن رَّبِّكَ إِلَىٰٓ أَجَلٍۢ مُّسَمًّۭى لَّقُضِىَ بَيْنَهُمْ ۚ وَإِنَّ ٱلَّذِينَ أُورِثُوا۟ ٱلْكِتَـٰبَ مِنۢ بَعْدِهِمْ لَفِى شَكٍّۢ مِّنْهُ مُرِيبٍۢ ﴿١٤﴾
15. Roep daarom (op tot de islam), en wees standvastig zoals jou is bevelen, en volg hun begeerten niet, en zeg: "Ik geloof in wat Allāh van het Boek heeft neergezonden en ik ben bevolen om onder jullie rechtvaardig te oordelen. Allāh is onze Heer en jullie Heer, voor ons zijn onze daden en voor jullie zijn jullie daden. Er is geen reden tot twist tussen ons en jullie. Allāh zal ons verzamelen. En tot Hem is de terugkeer." 16. En degenen die over Allāh redetwisten nadat de (godsdienst van Allāh) aanvaard is, hun verweer is nietig bij hun Heer. En op hen rust een grote toorn en voor hen is er een harde bestraffing.
فَلِذَٰلِكَ فَٱدْعُ ۖ وَٱسْتَقِمْ كَمَآ أُمِرْتَ ۖ وَلَا تَتَّبِعْ أَهْوَآءَهُمْ ۖ وَقُلْ ءَامَنتُ بِمَآ أَنزَلَ ٱللَّهُ مِن كِتَـٰبٍۢ ۖ وَأُمِرْتُ لِأَعْدِلَ بَيْنَكُمُ ۖ ٱللَّهُ رَبُّنَا وَرَبُّكُمْ ۖ لَنَآ أَعْمَـٰلُنَا وَلَكُمْ أَعْمَـٰلُكُمْ ۖ لَا حُجَّةَ بَيْنَنَا وَبَيْنَكُمُ ۖ ٱللَّهُ يَجْمَعُ بَيْنَنَا ۖ وَإِلَيْهِ ٱلْمَصِيرُ ﴿١٥﴾ وَٱلَّذِينَ يُحَآجُّونَ فِى ٱللَّهِ مِنۢ بَعْدِ مَا ٱسْتُجِيبَ لَهُۥ حُجَّتُهُمْ دَاحِضَةٌ عِندَ رَبِّهِمْ وَعَلَيْهِمْ غَضَبٌۭ وَلَهُمْ عَذَابٌۭ شَدِيدٌ ﴿١٦﴾
17. Allāh is het Degene die het Boek (de Koran) in waarheid en met de weegschaal heeft neergezonden. En hoe kan jij dat weten? Misschien is het Uur al nabij. 18. Degenen die er niet in geloven vragen om het (Uur) te bespoedigen. En degenen die geloven zijn er bevreesd voor, en zij weten dat het de waarheid is. Weet: voorwaar, degenen die over het Uur redetwisten verkeren in vergaande dwaling.
ٱللَّهُ ٱلَّذِىٓ أَنزَلَ ٱلْكِتَـٰبَ بِٱلْحَقِّ وَٱلْمِيزَانَ ۗ وَمَا يُدْرِيكَ لَعَلَّ ٱلسَّاعَةَ قَرِيبٌۭ ﴿١٧﴾ يَسْتَعْجِلُ بِهَا ٱلَّذِينَ لَا يُؤْمِنُونَ بِهَا ۖ وَٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ مُشْفِقُونَ مِنْهَا وَيَعْلَمُونَ أَنَّهَا ٱلْحَقُّ ۗ أَلَآ إِنَّ ٱلَّذِينَ يُمَارُونَ فِى ٱلسَّاعَةِ لَفِى ضَلَـٰلٍۭ بَعِيدٍ ﴿١٨﴾
19. Allāh is Zachtmoedig voor Zijn dienaren, Hij voorziet wie Hij wil, en Hij is de Sterke, de Almachtige.
ٱللَّهُ لَطِيفٌۢ بِعِبَادِهِۦ يَرْزُقُ مَن يَشَآءُ ۖ وَهُوَ ٱلْقَوِىُّ ٱلْعَزِيزُ ﴿١٩﴾
20. Wie de beloning van het Hiernamaals wenst, voor hem vermeerderen Wij zijn beloning; en wie de beloning van het wereldse leven wenst, aan hem geven Wij daarvan, maar voor hem is er in het Hiernamaals geen aandeel.
مَن كَانَ يُرِيدُ حَرْثَ ٱلْـَٔاخِرَةِ نَزِدْ لَهُۥ فِى حَرْثِهِۦ ۖ وَمَن كَانَ يُرِيدُ حَرْثَ ٱلدُّنْيَا نُؤْتِهِۦ مِنْهَا وَمَا لَهُۥ فِى ٱلْـَٔاخِرَةِ مِن نَّصِيبٍ ﴿٢٠﴾
21. Hebben zij deelgenoten die hun in de godsdienst dat voorschrijven waartoe Allāh geen toestemming heeft gegeven? En als er niet een beslissend Woord (van Allāh) was, dan zouden zij reeds bestraft zijn. Voorwaar, voor de onrechtvaardigen is er een pijnlijke bestraffing. 22. Jij ziet de onrechtvaardigen bevreesd zijn voor wat zij hebben verricht en hij (de bestraffing) treft hen. Maar degenen die geloven en goede werken verrichten, zij verkeren in de Tuinen van het Paradijs. Voor hen is er bij hun Heer wat zij maar wensen. Dat is de grote gunst. 23. Dat is wat Allāh als goed nieuws aan zijn dienaren verkondigt, degenen die geloven en goede werken verrichten. Zeg (o Mohammed): "Ik vraag van jullie geen beloning, alleen liefde voor de naaste verwanten. En voor wie een goede daad verricht vermenigvuldigen Wij het goede. Voorwaar, Allāh is de Vergevingsgezinde, de Waarderende.
أَمْ لَهُمْ شُرَكَـٰٓؤُا۟ شَرَعُوا۟ لَهُم مِّنَ ٱلدِّينِ مَا لَمْ يَأْذَنۢ بِهِ ٱللَّهُ ۚ وَلَوْلَا كَلِمَةُ ٱلْفَصْلِ لَقُضِىَ بَيْنَهُمْ ۗ وَإِنَّ ٱلظَّـٰلِمِينَ لَهُمْ عَذَابٌ أَلِيمٌۭ ﴿٢١﴾ تَرَى ٱلظَّـٰلِمِينَ مُشْفِقِينَ مِمَّا كَسَبُوا۟ وَهُوَ وَاقِعٌۢ بِهِمْ ۗ وَٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ وَعَمِلُوا۟ ٱلصَّـٰلِحَـٰتِ فِى رَوْضَاتِ ٱلْجَنَّاتِ ۖ لَهُم مَّا يَشَآءُونَ عِندَ رَبِّهِمْ ۚ ذَٰلِكَ هُوَ ٱلْفَضْلُ ٱلْكَبِيرُ ﴿٢٢﴾ ذَٰلِكَ ٱلَّذِى يُبَشِّرُ ٱللَّهُ عِبَادَهُ ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ وَعَمِلُوا۟ ٱلصَّـٰلِحَـٰتِ ۗ قُل لَّآ أَسْـَٔلُكُمْ عَلَيْهِ أَجْرًا إِلَّا ٱلْمَوَدَّةَ فِى ٱلْقُرْبَىٰ ۗ وَمَن يَقْتَرِفْ حَسَنَةًۭ نَّزِدْ لَهُۥ فِيهَا حُسْنًا ۚ إِنَّ ٱللَّهَ غَفُورٌۭ شَكُورٌ ﴿٢٣﴾
24. Of zeggen zij dat hij (Mohammed) een leugen over Allāh verzonnen heeft? Als Allāh het wil, dan verzegelt Hij jouw hart. Allāh wist de valsheid uit en Hij bevestigt de waarheid met Zijn Woorden. Voorwaar, Hij is Alwetend over wat zich in de harten bevindt.
أَمْ يَقُولُونَ ٱفْتَرَىٰ عَلَى ٱللَّهِ كَذِبًۭا ۖ فَإِن يَشَإِ ٱللَّهُ يَخْتِمْ عَلَىٰ قَلْبِكَ ۗ وَيَمْحُ ٱللَّهُ ٱلْبَـٰطِلَ وَيُحِقُّ ٱلْحَقَّ بِكَلِمَـٰتِهِۦٓ ۚ إِنَّهُۥ عَلِيمٌۢ بِذَاتِ ٱلصُّدُورِ ﴿٢٤﴾
25. En Hij is Degene die het berouw van Zijn dienaren aanvaardt. En Hij vergeeft de slechte daden en Hij weet wat jullie doen. 26. Hij verhoort degenen die geloven en goede werken verrichten en vermenigvuldigt voor hen van Zijn gunst, maar voor de ongelovigen is er een harde bestraffing.
وَهُوَ ٱلَّذِى يَقْبَلُ ٱلتَّوْبَةَ عَنْ عِبَادِهِۦ وَيَعْفُوا۟ عَنِ ٱلسَّيِّـَٔاتِ وَيَعْلَمُ مَا تَفْعَلُونَ ﴿٢٥﴾ وَيَسْتَجِيبُ ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ وَعَمِلُوا۟ ٱلصَّـٰلِحَـٰتِ وَيَزِيدُهُم مِّن فَضْلِهِۦ ۚ وَٱلْكَـٰفِرُونَ لَهُمْ عَذَابٌۭ شَدِيدٌۭ ﴿٢٦﴾
27. En als Allāh de voorzieningen aan Zijn dienaren had verruimd, dan zouden zij zeker buitensporig hebben gehandeld op de aarde, maar Hij zendt volgens een bepaalde maat neer wat Hij wil. Voorwaar, Hij is Alwetend over Zijn dienaren, Alziend. 28. En Hij is Degene die de regen neerzendt nadat zij wanhoopten, en Hij verspreidt Zijn barmhartigheid, en Hij is de Beschermheer, de Geprezene.
وَلَوْ بَسَطَ ٱللَّهُ ٱلرِّزْقَ لِعِبَادِهِۦ لَبَغَوْا۟ فِى ٱلْأَرْضِ وَلَـٰكِن يُنَزِّلُ بِقَدَرٍۢ مَّا يَشَآءُ ۚ إِنَّهُۥ بِعِبَادِهِۦ خَبِيرٌۢ بَصِيرٌۭ ﴿٢٧﴾ وَهُوَ ٱلَّذِى يُنَزِّلُ ٱلْغَيْثَ مِنۢ بَعْدِ مَا قَنَطُوا۟ وَيَنشُرُ رَحْمَتَهُۥ ۚ وَهُوَ ٱلْوَلِىُّ ٱلْحَمِيدُ ﴿٢٨﴾
29. En tot Zijn Tekenen behoort de schepping van de hemelen en de aarde en de levende wezens die daarop rondlopen. En Hij is in staat om hen te verzamelen, wanneer Hij wil. 30. En er treft jullie geen ramp, of het is vanwege wat jullie handen hebben verricht, maar Hij vergeeft veel. 31. En jullie zullen op de aarde nooit kunnen ontkomen. En er is voor jullie naast Allāh geen beschermer en geen helper.
وَمِنْ ءَايَـٰتِهِۦ خَلْقُ ٱلسَّمَـٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضِ وَمَا بَثَّ فِيهِمَا مِن دَآبَّةٍۢ ۚ وَهُوَ عَلَىٰ جَمْعِهِمْ إِذَا يَشَآءُ قَدِيرٌۭ ﴿٢٩﴾ وَمَآ أَصَـٰبَكُم مِّن مُّصِيبَةٍۢ فَبِمَا كَسَبَتْ أَيْدِيكُمْ وَيَعْفُوا۟ عَن كَثِيرٍۢ ﴿٣٠﴾ وَمَآ أَنتُم بِمُعْجِزِينَ فِى ٱلْأَرْضِ ۖ وَمَا لَكُم مِّن دُونِ ٱللَّهِ مِن وَلِىٍّۢ وَلَا نَصِيرٍۢ ﴿٣١﴾
32. En tot Zijn Tekenen behoren de schepen zo groot als bergen die op de zee varen. 33. En als Hij wil, dan laat Hij de wind liggen, zodat de schepen stil komen te liggen op haar oppervlak. Voorwaar, daarin zijn zeker tekenen voor iedere geduldige en dankbare. 34. Of Hij vernietigt deze (schepen) wegens wat zij verichtten, maar Hij vergeeft veel. 35. En opdat zij die over Onze Tekenen redetwisten weten dat er voor hen geen uitweg is.
وَمِنْ ءَايَـٰتِهِ ٱلْجَوَارِ فِى ٱلْبَحْرِ كَٱلْأَعْلَـٰمِ ﴿٣٢﴾ إِن يَشَأْ يُسْكِنِ ٱلرِّيحَ فَيَظْلَلْنَ رَوَاكِدَ عَلَىٰ ظَهْرِهِۦٓ ۚ إِنَّ فِى ذَٰلِكَ لَـَٔايَـٰتٍۢ لِّكُلِّ صَبَّارٍۢ شَكُورٍ ﴿٣٣﴾ أَوْ يُوبِقْهُنَّ بِمَا كَسَبُوا۟ وَيَعْفُ عَن كَثِيرٍۢ ﴿٣٤﴾ وَيَعْلَمَ ٱلَّذِينَ يُجَـٰدِلُونَ فِىٓ ءَايَـٰتِنَا مَا لَهُم مِّن مَّحِيصٍۢ ﴿٣٥﴾
36. En wat jullie gegeven is, is slechts een vergankelijke genieting van het wereldse leven. Maar wat zich bij Allāh bevindt is beter en blijvender voor hen die geloven en die op hun Heer vertrouwen. 37. En (zij zijn) degenen die de grote zonden en de verdorvenheid mijden. En als zij boos zijn, dan vergeven zij. 38. En (zij zijn) degenen die gehoor geven aan hun Heer en de ṣalāh onderhouden, en hun zaken in onderling overleg (shōerā) beslissen, en zij geven uit van waar Wij hun mee voorzien hebben. 39. En (zij zijn) degenen die, als onrecht hen treft, zich verdedigen. 40. En de vergelding voor een slechte daad is dezelfde slechte daad, maar voor wie vergeeft en verzoent: zijn beloning is bij Allāh. Voorwaar, Hij houdt niet van de onrechtplegers. 41. En wie zich verdedigt nadat hem onrecht is aangedaan: zij zijn degenen tegen wie er geen weg (tot bestraffing) is. 42. Er is wel een weg (tot bestraffing) tegen degenen die de mensen onrecht aandeden en die zonder recht buitensporig op aarde handelden. Zij zijn degenen voor wie er een pijnlijke bestraffing is. 43. Maar wie geduldig was en vergaf voorwaar, dat behoort zeker tot de aanbevolen daden.
فَمَآ أُوتِيتُم مِّن شَىْءٍۢ فَمَتَـٰعُ ٱلْحَيَوٰةِ ٱلدُّنْيَا ۖ وَمَا عِندَ ٱللَّهِ خَيْرٌۭ وَأَبْقَىٰ لِلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ وَعَلَىٰ رَبِّهِمْ يَتَوَكَّلُونَ ﴿٣٦﴾ وَٱلَّذِينَ يَجْتَنِبُونَ كَبَـٰٓئِرَ ٱلْإِثْمِ وَٱلْفَوَٰحِشَ وَإِذَا مَا غَضِبُوا۟ هُمْ يَغْفِرُونَ ﴿٣٧﴾ وَٱلَّذِينَ ٱسْتَجَابُوا۟ لِرَبِّهِمْ وَأَقَامُوا۟ ٱلصَّلَوٰةَ وَأَمْرُهُمْ شُورَىٰ بَيْنَهُمْ وَمِمَّا رَزَقْنَـٰهُمْ يُنفِقُونَ ﴿٣٨﴾ وَٱلَّذِينَ إِذَآ أَصَابَهُمُ ٱلْبَغْىُ هُمْ يَنتَصِرُونَ ﴿٣٩﴾ وَجَزَٰٓؤُا۟ سَيِّئَةٍۢ سَيِّئَةٌۭ مِّثْلُهَا ۖ فَمَنْ عَفَا وَأَصْلَحَ فَأَجْرُهُۥ عَلَى ٱللَّهِ ۚ إِنَّهُۥ لَا يُحِبُّ ٱلظَّـٰلِمِينَ ﴿٤٠﴾ وَلَمَنِ ٱنتَصَرَ بَعْدَ ظُلْمِهِۦ فَأُو۟لَـٰٓئِكَ مَا عَلَيْهِم مِّن سَبِيلٍ ﴿٤١﴾ إِنَّمَا ٱلسَّبِيلُ عَلَى ٱلَّذِينَ يَظْلِمُونَ ٱلنَّاسَ وَيَبْغُونَ فِى ٱلْأَرْضِ بِغَيْرِ ٱلْحَقِّ ۚ أُو۟لَـٰٓئِكَ لَهُمْ عَذَابٌ أَلِيمٌۭ ﴿٤٢﴾ وَلَمَن صَبَرَ وَغَفَرَ إِنَّ ذَٰلِكَ لَمِنْ عَزْمِ ٱلْأُمُورِ ﴿٤٣﴾
44. En wie door Allāh tot dwaling gebracht wordt: voor hem is er daarna geen helper. En jij zult zien dat wanneer de onrechtplegers de straf zien, zij zullen zeggen: "Is er voor ons nog een weg om (naar de aarde) terug, te keren?" 45. En jij zult zien hoe zij naar haar (de Hel) worden gesleept, vrezend door de vernedering. Zij kijken met een zwakke blik. En degenen die geloven zeggen: "Voorwaar, de verliezers zijn degenen die zichzelf en hun families verlies hebben toegebracht op de Dag der Opstanding." Weet dat de onrechtvaardigen in een eeuwige bestraffing zullen verken." 46. En er is voor hen naast Allāh geen beschermer die hen kan helpen. En wie door Allāh tot dwaling gebracht wordt, voor hem is er geen weg (om nog leiding te vinden).
وَمَن يُضْلِلِ ٱللَّهُ فَمَا لَهُۥ مِن وَلِىٍّۢ مِّنۢ بَعْدِهِۦ ۗ وَتَرَى ٱلظَّـٰلِمِينَ لَمَّا رَأَوُا۟ ٱلْعَذَابَ يَقُولُونَ هَلْ إِلَىٰ مَرَدٍّۢ مِّن سَبِيلٍۢ ﴿٤٤﴾ وَتَرَىٰهُمْ يُعْرَضُونَ عَلَيْهَا خَـٰشِعِينَ مِنَ ٱلذُّلِّ يَنظُرُونَ مِن طَرْفٍ خَفِىٍّۢ ۗ وَقَالَ ٱلَّذِينَ ءَامَنُوٓا۟ إِنَّ ٱلْخَـٰسِرِينَ ٱلَّذِينَ خَسِرُوٓا۟ أَنفُسَهُمْ وَأَهْلِيهِمْ يَوْمَ ٱلْقِيَـٰمَةِ ۗ أَلَآ إِنَّ ٱلظَّـٰلِمِينَ فِى عَذَابٍۢ مُّقِيمٍۢ ﴿٤٥﴾ وَمَا كَانَ لَهُم مِّنْ أَوْلِيَآءَ يَنصُرُونَهُم مِّن دُونِ ٱللَّهِ ۗ وَمَن يُضْلِلِ ٱللَّهُ فَمَا لَهُۥ مِن سَبِيلٍ ﴿٤٦﴾
47. Geef gehoor aan jullie Heer, voordat er een Dag komt van Allāh die onafwendbaar is. Er zal voor jullie geen toevluchtsoord zijn en er is geen ontkenning voor jullie (van jullie zonden). 48. En als zij zich dan afwenden: Wij hebben jou niet als waker over hen gezonden, jij bent niets dan een verkondiger. En voorwaar, wanneer Wij de mens een genieting van Ons laten proeven, dan is hij er blij mee. Maar als een tegenslag hem treft wegens wat zijn handen hebben voortgebracht: voorwaar, de mens is zeer ondankbaar.
ٱسْتَجِيبُوا۟ لِرَبِّكُم مِّن قَبْلِ أَن يَأْتِىَ يَوْمٌۭ لَّا مَرَدَّ لَهُۥ مِنَ ٱللَّهِ ۚ مَا لَكُم مِّن مَّلْجَإٍۢ يَوْمَئِذٍۢ وَمَا لَكُم مِّن نَّكِيرٍۢ ﴿٤٧﴾ فَإِنْ أَعْرَضُوا۟ فَمَآ أَرْسَلْنَـٰكَ عَلَيْهِمْ حَفِيظًا ۖ إِنْ عَلَيْكَ إِلَّا ٱلْبَلَـٰغُ ۗ وَإِنَّآ إِذَآ أَذَقْنَا ٱلْإِنسَـٰنَ مِنَّا رَحْمَةًۭ فَرِحَ بِهَا ۖ وَإِن تُصِبْهُمْ سَيِّئَةٌۢ بِمَا قَدَّمَتْ أَيْدِيهِمْ فَإِنَّ ٱلْإِنسَـٰنَ كَفُورٌۭ ﴿٤٨﴾
49. Aan Allāh behoort de heerschappij van de hemelen en de aarde. Hij schept wat Hij wil en hij schenkt meisjes aan wie Hij wil en Hij schenkt jongens aan wie Hij wil. 50. Of Hij schenkt hun jongens en meisjes. En Hij maakt onvruchtbaar wie Hij wil. Voorwaar, Hij is Alwetend, Almachtig.
لِّلَّهِ مُلْكُ ٱلسَّمَـٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضِ ۚ يَخْلُقُ مَا يَشَآءُ ۚ يَهَبُ لِمَن يَشَآءُ إِنَـٰثًۭا وَيَهَبُ لِمَن يَشَآءُ ٱلذُّكُورَ ﴿٤٩﴾ أَوْ يُزَوِّجُهُمْ ذُكْرَانًۭا وَإِنَـٰثًۭا ۖ وَيَجْعَلُ مَن يَشَآءُ عَقِيمًا ۚ إِنَّهُۥ عَلِيمٌۭ قَدِيرٌۭ ﴿٥٠﴾
51. Het past de mens niet dat Allāh tot hem spreekt, behalve door middel van een openbaring of van achter een scherm of door het zenden van een gezant (de engel Gabriël), die het dan openbaart met Zijn toestemming, zoals Hij wil. Voorwaar, Hij is Verheven, Alwijs.
وَمَا كَانَ لِبَشَرٍ أَن يُكَلِّمَهُ ٱللَّهُ إِلَّا وَحْيًا أَوْ مِن وَرَآئِ حِجَابٍ أَوْ يُرْسِلَ رَسُولًۭا فَيُوحِىَ بِإِذْنِهِۦ مَا يَشَآءُ ۚ إِنَّهُۥ عَلِىٌّ حَكِيمٌۭ ﴿٥١﴾
52. Zó hebben Wij aan jou een openbaring neergezonden, een zaak van Ons. Jij wist toen niet wat het Boek (de Koran) was en wat het geloof was, maar Wij hebben hem tot een licht gemaakt waarmee Wij van Onze dienaren leiden wie Wij willen. En voorwaar, jij leidt zeker naar een recht pad. 53. Het is de weg van Allāh, Degene aan Wie alles wat in de hemelen en op de aarde is toebehoort. Weet: alle zaken keren tot Allāh terug.
وَكَذَٰلِكَ أَوْحَيْنَآ إِلَيْكَ رُوحًۭا مِّنْ أَمْرِنَا ۚ مَا كُنتَ تَدْرِى مَا ٱلْكِتَـٰبُ وَلَا ٱلْإِيمَـٰنُ وَلَـٰكِن جَعَلْنَـٰهُ نُورًۭا نَّهْدِى بِهِۦ مَن نَّشَآءُ مِنْ عِبَادِنَا ۚ وَإِنَّكَ لَتَهْدِىٓ إِلَىٰ صِرَٰطٍۢ مُّسْتَقِيمٍۢ ﴿٥٢﴾ صِرَٰطِ ٱللَّهِ ٱلَّذِى لَهُۥ مَا فِى ٱلسَّمَـٰوَٰتِ وَمَا فِى ٱلْأَرْضِ ۗ أَلَآ إِلَى ٱللَّهِ تَصِيرُ ٱلْأُمُورُ ﴿٥٣﴾
NOTEER:

De Nederlandse vertaling van de Koran wordt slechts gezien als een beste poging om de correcte interpretatie van de betekenis over te brengen. Voor een oppervlakkig beeld is dit voldoende, maar voor een dieper begrip dient men de Koran zelf te raadplegen (d.w.z. het Arabisch).

LET OP: Vertaling bevat nog een aantal fouten! S.v.p. controleren en fouten mailen naar: info (apenstaartje) bijbelhoek.nl.

Abonneer op onze nieuwsbrief!