De Koran

41 ٤١

Deze Mekkaanse soera, die haar naam ontleent aan de beschrijving van de Koran in vers 3, berispt de polytheïsten omdat ze zich afkeren van de waarheid, de Koran misbruiken en Allāh, de enige Schepper van de hemelen en de aarde, ontkennen. De ontkenners worden gewaarschuwd dat hun eigen lichaamsdelen op de Dag des Oordeels tegen hen zullen getuigen en hen voor altijd in de Hel zullen doen belanden. Er wordt verwezen naar de vernietiging van de arrogante, ondankbare volkeren van ʿĀd en Thamōed omdat de heidense Arabieren langs hun ruïnes trokken op hun reizen naar respectievelijk Syrië en Jemen. Een diepgaande beschrijving van de rechtvaardigen wordt gegeven in verzen 30-36. De waarheid van de Koran wordt benadrukt aan het einde van deze soera en het begin van de volgende.

In de naam van Allāh, de Meest Barmhartige, de Meest Genadevolle.
1. Ḥā Mĩem. 2. (Dit is) een neerzending van de Erbarmer, de Meest Barmhartige. 3. Een Boek waarvan de Verzen duidelijk uitgelegd zijn, als een Arabische Koran, voor een volk dat weet. 4. Als een verkondiger van goed nieuws en een waarschuwer, maar de meesten van hen hebben zich er van afgewend, zij luisteren niet. 5. En zij zeiden: "Onze harten zijn verhuld voor dat waar jij (o Mohammed) ons toe oproept, en in onze oren is doofheid en tussen ons en jou is een afscheiding. Werk dan (op jouw manier), voorwaar, wij werken (op onze manier)."
حمٓ ﴿١﴾ تَنزِيلٌۭ مِّنَ ٱلرَّحْمَـٰنِ ٱلرَّحِيمِ ﴿٢﴾ كِتَـٰبٌۭ فُصِّلَتْ ءَايَـٰتُهُۥ قُرْءَانًا عَرَبِيًّۭا لِّقَوْمٍۢ يَعْلَمُونَ ﴿٣﴾ بَشِيرًۭا وَنَذِيرًۭا فَأَعْرَضَ أَكْثَرُهُمْ فَهُمْ لَا يَسْمَعُونَ ﴿٤﴾ وَقَالُوا۟ قُلُوبُنَا فِىٓ أَكِنَّةٍۢ مِّمَّا تَدْعُونَآ إِلَيْهِ وَفِىٓ ءَاذَانِنَا وَقْرٌۭ وَمِنۢ بَيْنِنَا وَبَيْنِكَ حِجَابٌۭ فَٱعْمَلْ إِنَّنَا عَـٰمِلُونَ ﴿٥﴾
6. Zeg: "Ik ben slechts een mens zoals jullie, aan mij is geopenbaard dat jullie God één God is, richt jullie daarom standvastig tot Hem, en spreek Hem om vergeving, en wee de veelgodenaanbidders." 7. (Zij zijn) degenen die de zakāh niet geven en die niet in het Hiernamaals geloven. 8. Voorwaar, degenen die geloven en die goede werken verrichten, voor hen is er een beloning zonder onderbreking.
قُلْ إِنَّمَآ أَنَا۠ بَشَرٌۭ مِّثْلُكُمْ يُوحَىٰٓ إِلَىَّ أَنَّمَآ إِلَـٰهُكُمْ إِلَـٰهٌۭ وَٰحِدٌۭ فَٱسْتَقِيمُوٓا۟ إِلَيْهِ وَٱسْتَغْفِرُوهُ ۗ وَوَيْلٌۭ لِّلْمُشْرِكِينَ ﴿٦﴾ ٱلَّذِينَ لَا يُؤْتُونَ ٱلزَّكَوٰةَ وَهُم بِٱلْـَٔاخِرَةِ هُمْ كَـٰفِرُونَ ﴿٧﴾ إِنَّ ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ وَعَمِلُوا۟ ٱلصَّـٰلِحَـٰتِ لَهُمْ أَجْرٌ غَيْرُ مَمْنُونٍۢ ﴿٨﴾
9. Zeg (o Mohammed): "Jullie geloven zeker niet in Hem, die de aarde in twee dagen (perioden) heeft geschapen? En kennen jullie Hem deelgenoten toe? Dat is de Heer der werelden!" 10. En Hij maakte bergen op haar en Hij zegende haar en Hij bepaalde de maat (van alle voorzieningen) in vier volledige dagen (perioden), voor de vragenden. 11. Daarna wendde Hij Zich tot de hemel die een nevel was en Hij zei tot haar en tot de aarde: "Kom tot Ons, gewillig of ongewillig." Zij (de hemelen en de aarde) zeiden: "Wij zijn gewillig gekomen." 12. En Hij vervolmaakte hen, de zeven hemelen, in twee dagen (perioden) en Hij openbaarde in alle hemelen hun beschikking. En Wij versierden de nabije hemel met sterren, als een bescherming (tegen de Satan). Dat is de ordening van de Almachtige, de Alwetende.
قُلْ أَئِنَّكُمْ لَتَكْفُرُونَ بِٱلَّذِى خَلَقَ ٱلْأَرْضَ فِى يَوْمَيْنِ وَتَجْعَلُونَ لَهُۥٓ أَندَادًۭا ۚ ذَٰلِكَ رَبُّ ٱلْعَـٰلَمِينَ ﴿٩﴾ وَجَعَلَ فِيهَا رَوَٰسِىَ مِن فَوْقِهَا وَبَـٰرَكَ فِيهَا وَقَدَّرَ فِيهَآ أَقْوَٰتَهَا فِىٓ أَرْبَعَةِ أَيَّامٍۢ سَوَآءًۭ لِّلسَّآئِلِينَ ﴿١٠﴾ ثُمَّ ٱسْتَوَىٰٓ إِلَى ٱلسَّمَآءِ وَهِىَ دُخَانٌۭ فَقَالَ لَهَا وَلِلْأَرْضِ ٱئْتِيَا طَوْعًا أَوْ كَرْهًۭا قَالَتَآ أَتَيْنَا طَآئِعِينَ ﴿١١﴾ فَقَضَىٰهُنَّ سَبْعَ سَمَـٰوَاتٍۢ فِى يَوْمَيْنِ وَأَوْحَىٰ فِى كُلِّ سَمَآءٍ أَمْرَهَا ۚ وَزَيَّنَّا ٱلسَّمَآءَ ٱلدُّنْيَا بِمَصَـٰبِيحَ وَحِفْظًۭا ۚ ذَٰلِكَ تَقْدِيرُ ٱلْعَزِيزِ ٱلْعَلِيمِ ﴿١٢﴾
13. Wanneer zij zich dan afwenden, zeg dan: "Ik heb jullie gewaarschuwd voor een bliksemslag als de bliksemslag die de ʿĀd en de Thamōed trof." 14. Toen de boodschappers vóór hen en na hen waren gekomen (en zeiden:) "Aanbid alleen Allāh," zeiden zij: "Als Allāh het had gewild, dan had Hij engelen gezonden: voorwaar, wij geloven niet in dat waar jij mee gezonden bent." 15. Wat de ʿĀd betreft: zij waren hoogmoedig op de aarde, zonder recht, en zij zeiden: "Wie is er sterker dan wij?" Zien zij niet dat Allāh, Degene die hen geschapen heeft, sterker is dan zij? En zij plachten Onze Tekenen te ontkennen. 16. Wij zonden toen een zeer koude stormwind over hen, tijdens enkele sombere dagen, om hen tijdens het wereldse leven de bestraffing van de vernedering te doen proeven. En de bestraffing van het Hiernamaals is zeker vernederender en zij worden niet geholpen. 17. En wat de Thamōed betreft: Wij hebben hun leiding geschonken, maar zij gaven de voorkeur aan blindheid boven de leiding, waarop de bliksemslag van de vernederende bestraffing hen trof, wegens wat zij plachten te verrichten. 18. En Wij redden degenen die geloofden en (Allāh) plachten te vrezen.
فَإِنْ أَعْرَضُوا۟ فَقُلْ أَنذَرْتُكُمْ صَـٰعِقَةًۭ مِّثْلَ صَـٰعِقَةِ عَادٍۢ وَثَمُودَ ﴿١٣﴾ إِذْ جَآءَتْهُمُ ٱلرُّسُلُ مِنۢ بَيْنِ أَيْدِيهِمْ وَمِنْ خَلْفِهِمْ أَلَّا تَعْبُدُوٓا۟ إِلَّا ٱللَّهَ ۖ قَالُوا۟ لَوْ شَآءَ رَبُّنَا لَأَنزَلَ مَلَـٰٓئِكَةًۭ فَإِنَّا بِمَآ أُرْسِلْتُم بِهِۦ كَـٰفِرُونَ ﴿١٤﴾ فَأَمَّا عَادٌۭ فَٱسْتَكْبَرُوا۟ فِى ٱلْأَرْضِ بِغَيْرِ ٱلْحَقِّ وَقَالُوا۟ مَنْ أَشَدُّ مِنَّا قُوَّةً ۖ أَوَلَمْ يَرَوْا۟ أَنَّ ٱللَّهَ ٱلَّذِى خَلَقَهُمْ هُوَ أَشَدُّ مِنْهُمْ قُوَّةًۭ ۖ وَكَانُوا۟ بِـَٔايَـٰتِنَا يَجْحَدُونَ ﴿١٥﴾ فَأَرْسَلْنَا عَلَيْهِمْ رِيحًۭا صَرْصَرًۭا فِىٓ أَيَّامٍۢ نَّحِسَاتٍۢ لِّنُذِيقَهُمْ عَذَابَ ٱلْخِزْىِ فِى ٱلْحَيَوٰةِ ٱلدُّنْيَا ۖ وَلَعَذَابُ ٱلْـَٔاخِرَةِ أَخْزَىٰ ۖ وَهُمْ لَا يُنصَرُونَ ﴿١٦﴾ وَأَمَّا ثَمُودُ فَهَدَيْنَـٰهُمْ فَٱسْتَحَبُّوا۟ ٱلْعَمَىٰ عَلَى ٱلْهُدَىٰ فَأَخَذَتْهُمْ صَـٰعِقَةُ ٱلْعَذَابِ ٱلْهُونِ بِمَا كَانُوا۟ يَكْسِبُونَ ﴿١٧﴾ وَنَجَّيْنَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ وَكَانُوا۟ يَتَّقُونَ ﴿١٨﴾
19. En die Dag zullen de vijanden van Allāh bij de Hel verzameld worden, dan zullen zij (daarheen) gesleept worden. 20. Totdat, wanneer Zij haar (de Hel) bereiken, hun oren, en hun ogen en hun huiden tegen hen zullen getuigen, wegens wat zij plachten te doen. 21. En zij zullen tegen hun huiden zeggen: "Waarom getuigen jullie tegen ons." Zij zullen zeggen: "Allāh heeft ons doen spreken, Degene die alle dingen heeft doen spreken. En Hij heeft jullie de eerste keer geschapen en tot Hem worden jullie teruggekeerd." 22. En jullie kunnen je er niet voor verbergen dat jullie oren, en jullie ogen en jullie huiden tegen jullie zullen getuigen. Maar jullie veronderstelden dat Allāh niet veel weet over wat jullie doen. 23. En dat was jullie veronderstelling, waarmee jullie over jullie Heer veronderstelden die jullie in het ongeluk gestort heeft. Toen gingen jullie tot de verliezers behoren. 24. Als zij dan geduldig zijn (met de bestraffing): dan is de Hel een verblijfplaats voor hen. En als zij om verontschuldiging vragen, dan zullen zij niet behoren tot de verontschuldigden.
وَيَوْمَ يُحْشَرُ أَعْدَآءُ ٱللَّهِ إِلَى ٱلنَّارِ فَهُمْ يُوزَعُونَ ﴿١٩﴾ حَتَّىٰٓ إِذَا مَا جَآءُوهَا شَهِدَ عَلَيْهِمْ سَمْعُهُمْ وَأَبْصَـٰرُهُمْ وَجُلُودُهُم بِمَا كَانُوا۟ يَعْمَلُونَ ﴿٢٠﴾ وَقَالُوا۟ لِجُلُودِهِمْ لِمَ شَهِدتُّمْ عَلَيْنَا ۖ قَالُوٓا۟ أَنطَقَنَا ٱللَّهُ ٱلَّذِىٓ أَنطَقَ كُلَّ شَىْءٍۢ وَهُوَ خَلَقَكُمْ أَوَّلَ مَرَّةٍۢ وَإِلَيْهِ تُرْجَعُونَ ﴿٢١﴾ وَمَا كُنتُمْ تَسْتَتِرُونَ أَن يَشْهَدَ عَلَيْكُمْ سَمْعُكُمْ وَلَآ أَبْصَـٰرُكُمْ وَلَا جُلُودُكُمْ وَلَـٰكِن ظَنَنتُمْ أَنَّ ٱللَّهَ لَا يَعْلَمُ كَثِيرًۭا مِّمَّا تَعْمَلُونَ ﴿٢٢﴾ وَذَٰلِكُمْ ظَنُّكُمُ ٱلَّذِى ظَنَنتُم بِرَبِّكُمْ أَرْدَىٰكُمْ فَأَصْبَحْتُم مِّنَ ٱلْخَـٰسِرِينَ ﴿٢٣﴾ فَإِن يَصْبِرُوا۟ فَٱلنَّارُ مَثْوًۭى لَّهُمْ ۖ وَإِن يَسْتَعْتِبُوا۟ فَمَا هُم مِّنَ ٱلْمُعْتَبِينَ ﴿٢٤﴾
25. En Wij zullen voor hen metgezellen aanwijzen die voor hen schoonschijnend maken wat vóór hen is en wat achter hen is. En terecht is het woord (van bestraffing) voor hen van de voorafgaande volkeren van de mensen en de djinn"s. Voorwaar, zij waren de verliezers. 26. En degenen die niet geloven zeiden: "Luister niet naar deze Koran en verstoort het. Hopelijk zullen jullie overwinnen." 27. En Wij zullen degenen die niet geloven zeker een harde bestraffing doen proeven. En Wij zullen hen zeker vergelden naar het slechtste wat zij plachten te doen. 28. Dat is de vergelding voor de vijanden van Allāh: de Hel. Voor hen is daar de eeuwige verblijfplaats, als een vergelding omdat zij Onze Tekenen plachten te ontkennen. 29. En degenen die niet geloofden zeiden: "Onze Heer, laat ons degenen van de mensen en de djinn zien die ons hebben doen dwalen, wij zullen hen onder onze voeten plaatsen, zodat zij tot de allerlaagsten zullen behoren."
وَقَيَّضْنَا لَهُمْ قُرَنَآءَ فَزَيَّنُوا۟ لَهُم مَّا بَيْنَ أَيْدِيهِمْ وَمَا خَلْفَهُمْ وَحَقَّ عَلَيْهِمُ ٱلْقَوْلُ فِىٓ أُمَمٍۢ قَدْ خَلَتْ مِن قَبْلِهِم مِّنَ ٱلْجِنِّ وَٱلْإِنسِ ۖ إِنَّهُمْ كَانُوا۟ خَـٰسِرِينَ ﴿٢٥﴾ وَقَالَ ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ لَا تَسْمَعُوا۟ لِهَـٰذَا ٱلْقُرْءَانِ وَٱلْغَوْا۟ فِيهِ لَعَلَّكُمْ تَغْلِبُونَ ﴿٢٦﴾ فَلَنُذِيقَنَّ ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ عَذَابًۭا شَدِيدًۭا وَلَنَجْزِيَنَّهُمْ أَسْوَأَ ٱلَّذِى كَانُوا۟ يَعْمَلُونَ ﴿٢٧﴾ ذَٰلِكَ جَزَآءُ أَعْدَآءِ ٱللَّهِ ٱلنَّارُ ۖ لَهُمْ فِيهَا دَارُ ٱلْخُلْدِ ۖ جَزَآءًۢ بِمَا كَانُوا۟ بِـَٔايَـٰتِنَا يَجْحَدُونَ ﴿٢٨﴾ وَقَالَ ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ رَبَّنَآ أَرِنَا ٱلَّذَيْنِ أَضَلَّانَا مِنَ ٱلْجِنِّ وَٱلْإِنسِ نَجْعَلْهُمَا تَحْتَ أَقْدَامِنَا لِيَكُونَا مِنَ ٱلْأَسْفَلِينَ ﴿٢٩﴾
30. Voorwaar, degenen die zeggen: "Onze Heer is Allāh," en die vervolgens standvastig zijn: over hen zullen de engelen neerdalen (en zeggen:) "Wees niet bevreesd en niet treurig, en wees verheugd met het Paradijs dat aan jullie is beloofd. 31. Wij zijn jullie helpers tijdens het wereldse leven en in het Hiernamaals en voor jullie is daarin wat jullie verlangen en voor jullie is daarin wat jullie vragen. 32. Als een ontvangst van de Vergevingsgezinde, de Meest Barmhartige."
إِنَّ ٱلَّذِينَ قَالُوا۟ رَبُّنَا ٱللَّهُ ثُمَّ ٱسْتَقَـٰمُوا۟ تَتَنَزَّلُ عَلَيْهِمُ ٱلْمَلَـٰٓئِكَةُ أَلَّا تَخَافُوا۟ وَلَا تَحْزَنُوا۟ وَأَبْشِرُوا۟ بِٱلْجَنَّةِ ٱلَّتِى كُنتُمْ تُوعَدُونَ ﴿٣٠﴾ نَحْنُ أَوْلِيَآؤُكُمْ فِى ٱلْحَيَوٰةِ ٱلدُّنْيَا وَفِى ٱلْـَٔاخِرَةِ ۖ وَلَكُمْ فِيهَا مَا تَشْتَهِىٓ أَنفُسُكُمْ وَلَكُمْ فِيهَا مَا تَدَّعُونَ ﴿٣١﴾ نُزُلًۭا مِّنْ غَفُورٍۢ رَّحِيمٍۢ ﴿٣٢﴾
33. En wiens woord is beter dan dat van hem die oproept tot Allāh en die goede werken verricht, en die zegt: "Voorwaar, ik behoor tot de moslims." 34. En het goede en het kwade zijn niet gelijk: beantwoord (het kwade) met wat beter is, dan zal degene met wie je in vijandschap leefde als een oprechte vriend worden. 35. Maar dit wordt slechts gegeven aan degenen die geduldig zijn en dit wordt slechts gegeven aan de bezitter van een geweldig geluk. 36. En wanneer een verzoeking van de Satan jou treft, zoek dan je toevlucht bij Allāh: voorwaar, Hij is de Alhorende, de Alwetende.
وَمَنْ أَحْسَنُ قَوْلًۭا مِّمَّن دَعَآ إِلَى ٱللَّهِ وَعَمِلَ صَـٰلِحًۭا وَقَالَ إِنَّنِى مِنَ ٱلْمُسْلِمِينَ ﴿٣٣﴾ وَلَا تَسْتَوِى ٱلْحَسَنَةُ وَلَا ٱلسَّيِّئَةُ ۚ ٱدْفَعْ بِٱلَّتِى هِىَ أَحْسَنُ فَإِذَا ٱلَّذِى بَيْنَكَ وَبَيْنَهُۥ عَدَٰوَةٌۭ كَأَنَّهُۥ وَلِىٌّ حَمِيمٌۭ ﴿٣٤﴾ وَمَا يُلَقَّىٰهَآ إِلَّا ٱلَّذِينَ صَبَرُوا۟ وَمَا يُلَقَّىٰهَآ إِلَّا ذُو حَظٍّ عَظِيمٍۢ ﴿٣٥﴾ وَإِمَّا يَنزَغَنَّكَ مِنَ ٱلشَّيْطَـٰنِ نَزْغٌۭ فَٱسْتَعِذْ بِٱللَّهِ ۖ إِنَّهُۥ هُوَ ٱلسَّمِيعُ ٱلْعَلِيمُ ﴿٣٦﴾
37. En tot Zijn Tekenen behoren de nacht en de dag, en de zon en de maan. Kniel jullie niet neer voor de zon en niet voor de maan, maar kniel jullie neer voor Allāh, Degene die hen heeft geschapen, als jullie alleen Hem aanbidden. 38. Als zij dan hoogmoedig zijn: degenen die zich bij jouw Heer bevinden prijzen dag en nacht Zijn Glorie en zij versagen niet. 39. En het behoort tot Zijn Tekenen dat jij de droge aarde ziet, en als Wij er dan water op doen neerdalen, dan beweegt zij en zet zij zich uit. Voorwaar, Degene die haar doet leven, doet zeker ook de doden leven. Voorwaar, Hij is de Almachtige over alle zaken.
وَمِنْ ءَايَـٰتِهِ ٱلَّيْلُ وَٱلنَّهَارُ وَٱلشَّمْسُ وَٱلْقَمَرُ ۚ لَا تَسْجُدُوا۟ لِلشَّمْسِ وَلَا لِلْقَمَرِ وَٱسْجُدُوا۟ لِلَّهِ ٱلَّذِى خَلَقَهُنَّ إِن كُنتُمْ إِيَّاهُ تَعْبُدُونَ ﴿٣٧﴾ فَإِنِ ٱسْتَكْبَرُوا۟ فَٱلَّذِينَ عِندَ رَبِّكَ يُسَبِّحُونَ لَهُۥ بِٱلَّيْلِ وَٱلنَّهَارِ وَهُمْ لَا يَسْـَٔمُونَ ۩ ﴿٣٨﴾ وَمِنْ ءَايَـٰتِهِۦٓ أَنَّكَ تَرَى ٱلْأَرْضَ خَـٰشِعَةًۭ فَإِذَآ أَنزَلْنَا عَلَيْهَا ٱلْمَآءَ ٱهْتَزَّتْ وَرَبَتْ ۚ إِنَّ ٱلَّذِىٓ أَحْيَاهَا لَمُحْىِ ٱلْمَوْتَىٰٓ ۚ إِنَّهُۥ عَلَىٰ كُلِّ شَىْءٍۢ قَدِيرٌ ﴿٣٩﴾
40. Voorwaar, degenen die Onze Verzen verdraaien zijn niet voor Ons verborgen. Is dan wie in het Vuur geworpen wordt beter, of wie veilig aankomt op de Dag der Opstanding? Doe wat jullie willen: voorwaar, Hij is Alziende over wat jullie doen. 41. Voorwaar, degenen die niet in de Vermaning (de Koran) geloven nadat deze tot hen was gekomen (zullen gestraft worden). Voorwaar, het is een verheven Boek. 42. De valsheid raakt hem (de Koran) niet, niet van voren en niet van achteren. (Het is) een neerzending van de Alwijze, de Geprezene. 43. Er wordt jou niets gezegd wat waarlijk niet tot de boodschappers vóór jou is gezegd. Voorwaar, jouw Heer is zeker de Bezitter van vergeving en de Bezitter van een pijnlijke bestraffing.
إِنَّ ٱلَّذِينَ يُلْحِدُونَ فِىٓ ءَايَـٰتِنَا لَا يَخْفَوْنَ عَلَيْنَآ ۗ أَفَمَن يُلْقَىٰ فِى ٱلنَّارِ خَيْرٌ أَم مَّن يَأْتِىٓ ءَامِنًۭا يَوْمَ ٱلْقِيَـٰمَةِ ۚ ٱعْمَلُوا۟ مَا شِئْتُمْ ۖ إِنَّهُۥ بِمَا تَعْمَلُونَ بَصِيرٌ ﴿٤٠﴾ إِنَّ ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ بِٱلذِّكْرِ لَمَّا جَآءَهُمْ ۖ وَإِنَّهُۥ لَكِتَـٰبٌ عَزِيزٌۭ ﴿٤١﴾ لَّا يَأْتِيهِ ٱلْبَـٰطِلُ مِنۢ بَيْنِ يَدَيْهِ وَلَا مِنْ خَلْفِهِۦ ۖ تَنزِيلٌۭ مِّنْ حَكِيمٍ حَمِيدٍۢ ﴿٤٢﴾ مَّا يُقَالُ لَكَ إِلَّا مَا قَدْ قِيلَ لِلرُّسُلِ مِن قَبْلِكَ ۚ إِنَّ رَبَّكَ لَذُو مَغْفِرَةٍۢ وَذُو عِقَابٍ أَلِيمٍۢ ﴿٤٣﴾
44. En als Wij hem als een Koran in een vreemde taal hadden geopenbaard, dan hadden zij zeker gezegd: "Waren zijn Verzen maar duidelijk (in onze taal) uitgelegd!" (Hij is) in een vreemde taal, terwijl (de Profeet) een Arabier is! Zeg: "Hij is voor degenen die geloven leiding en genezing. En degenen die niet geloven, in hun oren is doofheid, die bij hen blindheid (van hart) veroorzaakt. Zij zijn degenen die vanaf een verre plaats worden geroepen.
وَلَوْ جَعَلْنَـٰهُ قُرْءَانًا أَعْجَمِيًّۭا لَّقَالُوا۟ لَوْلَا فُصِّلَتْ ءَايَـٰتُهُۥٓ ۖ ءَا۬عْجَمِىٌّۭ وَعَرَبِىٌّۭ ۗ قُلْ هُوَ لِلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ هُدًۭى وَشِفَآءٌۭ ۖ وَٱلَّذِينَ لَا يُؤْمِنُونَ فِىٓ ءَاذَانِهِمْ وَقْرٌۭ وَهُوَ عَلَيْهِمْ عَمًى ۚ أُو۟لَـٰٓئِكَ يُنَادَوْنَ مِن مَّكَانٍۭ بَعِيدٍۢ ﴿٤٤﴾
45. En voorzeker, Wij hebben Mozes de Schrift (de Thora) gegeven, maar er werd over geredetwist. En als er geen woord (van uitsel) van jouw Heer was vooruitgegaan, dan was de zaak tussen hen zeker bepaald. En voorwaar, zij verkeren over hem (de Koran) zeker in vergaande twijfel.
وَلَقَدْ ءَاتَيْنَا مُوسَى ٱلْكِتَـٰبَ فَٱخْتُلِفَ فِيهِ ۗ وَلَوْلَا كَلِمَةٌۭ سَبَقَتْ مِن رَّبِّكَ لَقُضِىَ بَيْنَهُمْ ۚ وَإِنَّهُمْ لَفِى شَكٍّۢ مِّنْهُ مُرِيبٍۢ ﴿٤٥﴾
46. Wie goede werken heeft verricht, het is voor hemzelf; en wie kwade werken verricht, hij is er verantwoordelijk voor. En jouw Heer is niet onrechtvaardig tegenover de dienaren.
مَّنْ عَمِلَ صَـٰلِحًۭا فَلِنَفْسِهِۦ ۖ وَمَنْ أَسَآءَ فَعَلَيْهَا ۗ وَمَا رَبُّكَ بِظَلَّـٰمٍۢ لِّلْعَبِيدِ ﴿٤٦﴾
47. Tot Hem wordt de kennis over het Uur teruggebracht. En er komen geen vruchten uit hun kolven; en er is geen vrouw die een kind draagt of het baart, zonder dat het met Zijn Kennis gebeurt. Op de Dag waarop Hij tot hen roept: "Waar zij mijn deelgenoten?", zeggen zij: "Wij vertellen U dat niemand van ons daarvan getuigt." 48. En wat zij voorheen plachten aan te roepen is van hen weggedwaald, en zij zijn ervan overtuigd dat er voor hen geen uitweg is.
إِلَيْهِ يُرَدُّ عِلْمُ ٱلسَّاعَةِ ۚ وَمَا تَخْرُجُ مِن ثَمَرَٰتٍۢ مِّنْ أَكْمَامِهَا وَمَا تَحْمِلُ مِنْ أُنثَىٰ وَلَا تَضَعُ إِلَّا بِعِلْمِهِۦ ۚ وَيَوْمَ يُنَادِيهِمْ أَيْنَ شُرَكَآءِى قَالُوٓا۟ ءَاذَنَّـٰكَ مَا مِنَّا مِن شَهِيدٍۢ ﴿٤٧﴾ وَضَلَّ عَنْهُم مَّا كَانُوا۟ يَدْعُونَ مِن قَبْلُ ۖ وَظَنُّوا۟ مَا لَهُم مِّن مَّحِيصٍۢ ﴿٤٨﴾
49. De mens versaagt niet om het goede te smeken; maar wanneer hem het slechte treft, dan is hij zonder hoop, wanhopig. 50. En als Wij hem barmhartigheid van Ons doen proeven nadat tegenspoed hem trof, dan zal hij zeker zeggen: "Het komt mij toe, en ik denk niet dat het Uur zal komen, en als ik tot mijn Heer teruggekeerd zou worden, dan zou er zeker voor mij aan Zijn Zijde het goede zijn." En Wij zullen zeker aan degenen die niet geloofden mededelen wat zij hebben gedaan. En Wij zullen hen zeker een zware bestraffing doen proeven. 51. En als Wij de mens gunsten schenken, dan wendt hij zich af en verwijdert hij zich; maar als tegenspoed hem treft, dan richt hij vele smeekbeden (tot Allāh).
لَّا يَسْـَٔمُ ٱلْإِنسَـٰنُ مِن دُعَآءِ ٱلْخَيْرِ وَإِن مَّسَّهُ ٱلشَّرُّ فَيَـُٔوسٌۭ قَنُوطٌۭ ﴿٤٩﴾ وَلَئِنْ أَذَقْنَـٰهُ رَحْمَةًۭ مِّنَّا مِنۢ بَعْدِ ضَرَّآءَ مَسَّتْهُ لَيَقُولَنَّ هَـٰذَا لِى وَمَآ أَظُنُّ ٱلسَّاعَةَ قَآئِمَةًۭ وَلَئِن رُّجِعْتُ إِلَىٰ رَبِّىٓ إِنَّ لِى عِندَهُۥ لَلْحُسْنَىٰ ۚ فَلَنُنَبِّئَنَّ ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ بِمَا عَمِلُوا۟ وَلَنُذِيقَنَّهُم مِّنْ عَذَابٍ غَلِيظٍۢ ﴿٥٠﴾ وَإِذَآ أَنْعَمْنَا عَلَى ٱلْإِنسَـٰنِ أَعْرَضَ وَنَـَٔا بِجَانِبِهِۦ وَإِذَا مَسَّهُ ٱلشَّرُّ فَذُو دُعَآءٍ عَرِيضٍۢ ﴿٥١﴾
52. Zeg: "Wat dachten jullie: als (deze Koran) van Allāh afkomstig is, en jullie deze dan verwerpen; wie is er dan verder afgedwaald dan wie in vergaande twijfel verkeert?"
قُلْ أَرَءَيْتُمْ إِن كَانَ مِنْ عِندِ ٱللَّهِ ثُمَّ كَفَرْتُم بِهِۦ مَنْ أَضَلُّ مِمَّنْ هُوَ فِى شِقَاقٍۭ بَعِيدٍۢ ﴿٥٢﴾
53. Wij zullen hun Onze Tekenen laten zien, aan de horizonten en in jullie zelf, tot het jullie duidelijk zal zijn dat bij (de Koran) de waarheid is. Is het niet voldoende dat jouw Heer getuige over alle zaken is? 54. Weet: voorwaar, zij verkeren in twijfel over de ontmoeting met hun Heer. Weet: voorwaar, Hij omvat alle zaken.
سَنُرِيهِمْ ءَايَـٰتِنَا فِى ٱلْـَٔافَاقِ وَفِىٓ أَنفُسِهِمْ حَتَّىٰ يَتَبَيَّنَ لَهُمْ أَنَّهُ ٱلْحَقُّ ۗ أَوَلَمْ يَكْفِ بِرَبِّكَ أَنَّهُۥ عَلَىٰ كُلِّ شَىْءٍۢ شَهِيدٌ ﴿٥٣﴾ أَلَآ إِنَّهُمْ فِى مِرْيَةٍۢ مِّن لِّقَآءِ رَبِّهِمْ ۗ أَلَآ إِنَّهُۥ بِكُلِّ شَىْءٍۢ مُّحِيطٌۢ ﴿٥٤﴾
NOTEER:

De Nederlandse vertaling van de Koran wordt slechts gezien als een beste poging om de correcte interpretatie van de betekenis over te brengen. Voor een oppervlakkig beeld is dit voldoende, maar voor een dieper begrip dient men de Koran zelf te raadplegen (d.w.z. het Arabisch).

LET OP: Vertaling bevat nog een aantal fouten! S.v.p. controleren en fouten mailen naar: info (apenstaartje) bijbelhoek.nl.

Abonneer op onze nieuwsbrief!