De Koran

33 ٣٣

Deze Medinese soera dankt zijn naam aan de vijandelijke alliantie (genoemd in verzen 9-27) die een belegering legde rond Medina tijdens de Slag bij de Gracht in 5 A.H./627 n.Chr. Terwijl de gelovigen worden herinnerd aan Allāhs hulp tegen de vijandelijke alliantie, worden de huichelaars herhaaldelijk veroordeeld. De soera geeft sociale richtlijnen met betrekking tot adoptie, echtscheiding, bescheidenheid en de etiquette van omgang met de Profeet (ﷺ) en zijn vrouwen. Gezien Allāhs gunsten aan de gelovigen (inclusief Zijn vergeving en royale beloning aan het einde van de soera), begint de volgende soera met lofprijzingen aan Allāh.

In de naam van Allāh, de Meest Barmhartige, de Meest Genadevolle.
1. O Profeet, vrees Allāh en gehoorzaam niet de ongelovigen en de huichelaars: voorwaar, Allāh is Alwetend, Alwijs. 2. En volg wat aan jou is geopenbaard van jouw Heer. Voorwaar, Allāh, Hij is Alwetend over wat jullie doen. 3. En vertrouw op Allāh, en Allāh is voldoode als Beschermer.
يَـٰٓأَيُّهَا ٱلنَّبِىُّ ٱتَّقِ ٱللَّهَ وَلَا تُطِعِ ٱلْكَـٰفِرِينَ وَٱلْمُنَـٰفِقِينَ ۗ إِنَّ ٱللَّهَ كَانَ عَلِيمًا حَكِيمًۭا ﴿١﴾ وَٱتَّبِعْ مَا يُوحَىٰٓ إِلَيْكَ مِن رَّبِّكَ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ كَانَ بِمَا تَعْمَلُونَ خَبِيرًۭا ﴿٢﴾ وَتَوَكَّلْ عَلَى ٱللَّهِ ۚ وَكَفَىٰ بِٱللَّهِ وَكِيلًۭا ﴿٣﴾
4. Allāh heeft voor geen mens twee harten in zijn binnenste gemaakt. En Hij heeft niet jullie echtgenotes, tot wie jullie de ẓihār hebben uitgesproken, tot jullie moeders gemaakt. En Hij heeft niet jullie aangenomen zonen tot jullie (echte) zonen gemaakt. Dat zijn jullie woorden uit jullie monden. En Allāh spreekt de waarheid, en Hij leidt op de weg. 5. Roep hen met de namen van hun vaders, dat is rechtvaardiger bij Allāh. En als jullie hun vaders niet kennen, dan zijn ze jullie broeders in de godsdienst en jullie beschermelingen. En er is geen zonde voor jullie in de fouten die jullie daarmee (per ongeluk) hebben gemaakt, maar wel in wat jullie harten zich hebben voorgenomen. En Allāh is Vergevingsgezind, Meest Barmhartige.
مَّا جَعَلَ ٱللَّهُ لِرَجُلٍۢ مِّن قَلْبَيْنِ فِى جَوْفِهِۦ ۚ وَمَا جَعَلَ أَزْوَٰجَكُمُ ٱلَّـٰٓـِٔى تُظَـٰهِرُونَ مِنْهُنَّ أُمَّهَـٰتِكُمْ ۚ وَمَا جَعَلَ أَدْعِيَآءَكُمْ أَبْنَآءَكُمْ ۚ ذَٰلِكُمْ قَوْلُكُم بِأَفْوَٰهِكُمْ ۖ وَٱللَّهُ يَقُولُ ٱلْحَقَّ وَهُوَ يَهْدِى ٱلسَّبِيلَ ﴿٤﴾ ٱدْعُوهُمْ لِـَٔابَآئِهِمْ هُوَ أَقْسَطُ عِندَ ٱللَّهِ ۚ فَإِن لَّمْ تَعْلَمُوٓا۟ ءَابَآءَهُمْ فَإِخْوَٰنُكُمْ فِى ٱلدِّينِ وَمَوَٰلِيكُمْ ۚ وَلَيْسَ عَلَيْكُمْ جُنَاحٌۭ فِيمَآ أَخْطَأْتُم بِهِۦ وَلَـٰكِن مَّا تَعَمَّدَتْ قُلُوبُكُمْ ۚ وَكَانَ ٱللَّهُ غَفُورًۭا رَّحِيمًا ﴿٥﴾
6. De Profeet is de gelovigen meer nabij dan zij zichzelf. En zijn echtgenotes zijn hun moeders. En de bloedverwanten zijn meer nabij (in erfrecht) volgens het Boek van Allāh dan de gelovigen en de Moehādjirīen (de Uitgewekenen), behalve wanneer jullie voor jullie broeders (in het geloof) een goede daad willen verrichten (in het testament). Dat staat in het Boek beschreven.
ٱلنَّبِىُّ أَوْلَىٰ بِٱلْمُؤْمِنِينَ مِنْ أَنفُسِهِمْ ۖ وَأَزْوَٰجُهُۥٓ أُمَّهَـٰتُهُمْ ۗ وَأُو۟لُوا۟ ٱلْأَرْحَامِ بَعْضُهُمْ أَوْلَىٰ بِبَعْضٍۢ فِى كِتَـٰبِ ٱللَّهِ مِنَ ٱلْمُؤْمِنِينَ وَٱلْمُهَـٰجِرِينَ إِلَّآ أَن تَفْعَلُوٓا۟ إِلَىٰٓ أَوْلِيَآئِكُم مَّعْرُوفًۭا ۚ كَانَ ذَٰلِكَ فِى ٱلْكِتَـٰبِ مَسْطُورًۭا ﴿٦﴾
7. En (gedenk) toen Wij met de profeten hun verbond aangingen en met jou (o Mohammed), en met Noach en Abraham en Mozes en Jezus, de zoon van Maria. En Wij gingen met hen een plechtig verbond aan. 8. Opdat Hij de waarachtigen over hun waarachtigheid zal ondervragen. En Hij heeft voor de ongelovigen een pijnlijke bestraffing voorbereid.
وَإِذْ أَخَذْنَا مِنَ ٱلنَّبِيِّـۧنَ مِيثَـٰقَهُمْ وَمِنكَ وَمِن نُّوحٍۢ وَإِبْرَٰهِيمَ وَمُوسَىٰ وَعِيسَى ٱبْنِ مَرْيَمَ ۖ وَأَخَذْنَا مِنْهُم مِّيثَـٰقًا غَلِيظًۭا ﴿٧﴾ لِّيَسْـَٔلَ ٱلصَّـٰدِقِينَ عَن صِدْقِهِمْ ۚ وَأَعَدَّ لِلْكَـٰفِرِينَ عَذَابًا أَلِيمًۭا ﴿٨﴾
9. O jullie die geloven, gedenk de genade van Allāh aan jullie, toen een leger tot jullie was gekomen. Wij zonden toen een (verwoestende) wind tegen hen en een leger (van engelen) dat jullie niet zagen. En Allāh is Alziende over wat jullie doen. 10. Toen zij tot jullie kwamen, van boven jullie en van onder jullie en toen de ogen zich afwendden en de harten in de kelen schoten, en jullie (het slechte) over Allāh veronderstelden. 11. Daar werden de gelovigen beproefd en hevig geschokt.
يَـٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ ٱذْكُرُوا۟ نِعْمَةَ ٱللَّهِ عَلَيْكُمْ إِذْ جَآءَتْكُمْ جُنُودٌۭ فَأَرْسَلْنَا عَلَيْهِمْ رِيحًۭا وَجُنُودًۭا لَّمْ تَرَوْهَا ۚ وَكَانَ ٱللَّهُ بِمَا تَعْمَلُونَ بَصِيرًا ﴿٩﴾ إِذْ جَآءُوكُم مِّن فَوْقِكُمْ وَمِنْ أَسْفَلَ مِنكُمْ وَإِذْ زَاغَتِ ٱلْأَبْصَـٰرُ وَبَلَغَتِ ٱلْقُلُوبُ ٱلْحَنَاجِرَ وَتَظُنُّونَ بِٱللَّهِ ٱلظُّنُونَا۠ ﴿١٠﴾ هُنَالِكَ ٱبْتُلِىَ ٱلْمُؤْمِنُونَ وَزُلْزِلُوا۟ زِلْزَالًۭا شَدِيدًۭا ﴿١١﴾
12. En (gedenk) toen de huichelaars en degenen, in wier harten een ziekte is, zeiden: "Allāh en Zijn Boodschapper hebben ons slechts een misleidende belofte gedaan. 13. En (gedenk) toen een groep van hen zei: "O bewoners van Yathrib (Medina), er is geen plaats voor jullie. Ga daarom terug." En een groep onder hen vroeg (de Profeet) ontheffing, zeggend: "Voorwaar, onze huizen zijn onbeschermd," terwijl deze niet onbeschermd waren, zij wilden alleen maar vluchten. 14. En als (Medina) langs alle kanten binnengevallen zou worden, en zij gevraagd zouden worden de beproeving (te doorstaan), dan zouden zij zeker ingestemd hebben, en zij zouden slechts even hebben geaarzeld.
وَإِذْ يَقُولُ ٱلْمُنَـٰفِقُونَ وَٱلَّذِينَ فِى قُلُوبِهِم مَّرَضٌۭ مَّا وَعَدَنَا ٱللَّهُ وَرَسُولُهُۥٓ إِلَّا غُرُورًۭا ﴿١٢﴾ وَإِذْ قَالَت طَّآئِفَةٌۭ مِّنْهُمْ يَـٰٓأَهْلَ يَثْرِبَ لَا مُقَامَ لَكُمْ فَٱرْجِعُوا۟ ۚ وَيَسْتَـْٔذِنُ فَرِيقٌۭ مِّنْهُمُ ٱلنَّبِىَّ يَقُولُونَ إِنَّ بُيُوتَنَا عَوْرَةٌۭ وَمَا هِىَ بِعَوْرَةٍ ۖ إِن يُرِيدُونَ إِلَّا فِرَارًۭا ﴿١٣﴾ وَلَوْ دُخِلَتْ عَلَيْهِم مِّنْ أَقْطَارِهَا ثُمَّ سُئِلُوا۟ ٱلْفِتْنَةَ لَـَٔاتَوْهَا وَمَا تَلَبَّثُوا۟ بِهَآ إِلَّا يَسِيرًۭا ﴿١٤﴾
15. En voorzeker, zij hadden Allāh daarvoor een belofte gedaan: dat zij niet de rug zouden toekeren. En over de belofte aan Allāh zal ondervraagd worden. 16. Zeg (o Mohammed): "Vluchten zal jullie niet baten. Als jullie zouden vluchten voor de dood of het doden, dan zouden jullie slechts even genieten." 17. Zeg. "Wie is het die jullie tegen Allāh kan beschermen als Hij voor jullie de vernietiging wenst, of als Hij voor jullie genade wenst?" En zij (de huichelaars) zullen voor zichzelf naast Allāh geen beschermer en geen helper vinden.
وَلَقَدْ كَانُوا۟ عَـٰهَدُوا۟ ٱللَّهَ مِن قَبْلُ لَا يُوَلُّونَ ٱلْأَدْبَـٰرَ ۚ وَكَانَ عَهْدُ ٱللَّهِ مَسْـُٔولًۭا ﴿١٥﴾ قُل لَّن يَنفَعَكُمُ ٱلْفِرَارُ إِن فَرَرْتُم مِّنَ ٱلْمَوْتِ أَوِ ٱلْقَتْلِ وَإِذًۭا لَّا تُمَتَّعُونَ إِلَّا قَلِيلًۭا ﴿١٦﴾ قُلْ مَن ذَا ٱلَّذِى يَعْصِمُكُم مِّنَ ٱللَّهِ إِنْ أَرَادَ بِكُمْ سُوٓءًا أَوْ أَرَادَ بِكُمْ رَحْمَةًۭ ۚ وَلَا يَجِدُونَ لَهُم مِّن دُونِ ٱللَّهِ وَلِيًّۭا وَلَا نَصِيرًۭا ﴿١٧﴾
18. Waarlijk, Allāh kent degenen onder jullie die belemmeren, en die tot hun broeders zeggen: "Kom bij ons!" En zij nemen niet deel aan de strijd, behalve even. 19. Zij (de huichelaars) zijn gierig tegenover jullie. Wanneer dan de angst (voor de slag) komt, dan zie jij hen naar jou kijken, terwijl hun ogen rollen als van degene die uit doodsangst flauw valt. En als de angst is verdwenen, dan kwetsen zij jullie met scherpe tongen, terwijl zij gierig zijn met het goede. Zij zijn degenen die niet geloven, daarom deed Allāh hun daden vruchteloos worden. En dat is voor Allāh gemakkelijk.
قَدْ يَعْلَمُ ٱللَّهُ ٱلْمُعَوِّقِينَ مِنكُمْ وَٱلْقَآئِلِينَ لِإِخْوَٰنِهِمْ هَلُمَّ إِلَيْنَا ۖ وَلَا يَأْتُونَ ٱلْبَأْسَ إِلَّا قَلِيلًا ﴿١٨﴾ أَشِحَّةً عَلَيْكُمْ ۖ فَإِذَا جَآءَ ٱلْخَوْفُ رَأَيْتَهُمْ يَنظُرُونَ إِلَيْكَ تَدُورُ أَعْيُنُهُمْ كَٱلَّذِى يُغْشَىٰ عَلَيْهِ مِنَ ٱلْمَوْتِ ۖ فَإِذَا ذَهَبَ ٱلْخَوْفُ سَلَقُوكُم بِأَلْسِنَةٍ حِدَادٍ أَشِحَّةً عَلَى ٱلْخَيْرِ ۚ أُو۟لَـٰٓئِكَ لَمْ يُؤْمِنُوا۟ فَأَحْبَطَ ٱللَّهُ أَعْمَـٰلَهُمْ ۚ وَكَانَ ذَٰلِكَ عَلَى ٱللَّهِ يَسِيرًۭا ﴿١٩﴾
20. Zij dachten dat de bondgenoten nog niet waren weggetrokken. En als de bondgenoten zouden terugkomen, dan zouden zij wensen dat zij zich bij de bedoeïnen bevonden, vragend naar nieuws over jullie. En als zij zich onder jullie zouden bevinden, dan zouden zij niet strijden, behalve even.
يَحْسَبُونَ ٱلْأَحْزَابَ لَمْ يَذْهَبُوا۟ ۖ وَإِن يَأْتِ ٱلْأَحْزَابُ يَوَدُّوا۟ لَوْ أَنَّهُم بَادُونَ فِى ٱلْأَعْرَابِ يَسْـَٔلُونَ عَنْ أَنۢبَآئِكُمْ ۖ وَلَوْ كَانُوا۟ فِيكُم مَّا قَـٰتَلُوٓا۟ إِلَّا قَلِيلًۭا ﴿٢٠﴾
21. Voorzeker, de Boodschapper van Allāh is voor jullie een goed voorbeeld: voor wie op (de beloning van) Allāh en het Hiernamaals hoopt, en voor wie Allāh veelvuldig gedenk.
لَّقَدْ كَانَ لَكُمْ فِى رَسُولِ ٱللَّهِ أُسْوَةٌ حَسَنَةٌۭ لِّمَن كَانَ يَرْجُوا۟ ٱللَّهَ وَٱلْيَوْمَ ٱلْـَٔاخِرَ وَذَكَرَ ٱللَّهَ كَثِيرًۭا ﴿٢١﴾
22. En toen de gelovigen de bondgenoten zagen, zeiden zij: "Dit is wat Allāh en Zijn Boodschapper ons hebben beloofd," en Allāh en Zijn Boodschapper hebben gelijk. En het doet hun slechts toenemen in geloof en onderwerping. 23. Onder de gelovigen zijn er mannen die de belofte die zij aan Allāh gedaan hebben trouw blijven. Onder hen zijn er wiens wens vervuld is (omwille van Allāh gedood zijn) en anderen die (daarop) wachten. En zij hebben niets veranderd (in hun belofte). 24. Opdat Allāh de waarachtigen zal belonen voor hun waarachtigheid en Hij de huichelaars zal bestraffen, als Hij wil, of hun berouw aanvaarden. Voorwaar, Allāh is Vergevingsgezind, Meest Barmhartig.
وَلَمَّا رَءَا ٱلْمُؤْمِنُونَ ٱلْأَحْزَابَ قَالُوا۟ هَـٰذَا مَا وَعَدَنَا ٱللَّهُ وَرَسُولُهُۥ وَصَدَقَ ٱللَّهُ وَرَسُولُهُۥ ۚ وَمَا زَادَهُمْ إِلَّآ إِيمَـٰنًۭا وَتَسْلِيمًۭا ﴿٢٢﴾ مِّنَ ٱلْمُؤْمِنِينَ رِجَالٌۭ صَدَقُوا۟ مَا عَـٰهَدُوا۟ ٱللَّهَ عَلَيْهِ ۖ فَمِنْهُم مَّن قَضَىٰ نَحْبَهُۥ وَمِنْهُم مَّن يَنتَظِرُ ۖ وَمَا بَدَّلُوا۟ تَبْدِيلًۭا ﴿٢٣﴾ لِّيَجْزِىَ ٱللَّهُ ٱلصَّـٰدِقِينَ بِصِدْقِهِمْ وَيُعَذِّبَ ٱلْمُنَـٰفِقِينَ إِن شَآءَ أَوْ يَتُوبَ عَلَيْهِمْ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ كَانَ غَفُورًۭا رَّحِيمًۭا ﴿٢٤﴾
25. En Allāh dreef de ongelovigen en hun woede (over hun verlies) terug; zij verkregen niets van het goede. En Allāh hield (de ongelovigen) af van de gelovigen in de strijd. En Allāh is Sterk, Almachtig. 26. En Hij zond degenen die hen (de bondgenoten) steunden van de Lieden van de Schrift van hun forten naar beneden. En Hij wierp angst in hun harten. Jullie doodden een groep (mannen) en jullie namen een groep (vrouwen en kinderen) gevangen. 27. En Hij deed jullie hun land en hun huizen en hun bezittingen erven en een land dat jullie nog niet betreden hebben. En Allāh is Almachtig over alle zaken.
وَرَدَّ ٱللَّهُ ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ بِغَيْظِهِمْ لَمْ يَنَالُوا۟ خَيْرًۭا ۚ وَكَفَى ٱللَّهُ ٱلْمُؤْمِنِينَ ٱلْقِتَالَ ۚ وَكَانَ ٱللَّهُ قَوِيًّا عَزِيزًۭا ﴿٢٥﴾ وَأَنزَلَ ٱلَّذِينَ ظَـٰهَرُوهُم مِّنْ أَهْلِ ٱلْكِتَـٰبِ مِن صَيَاصِيهِمْ وَقَذَفَ فِى قُلُوبِهِمُ ٱلرُّعْبَ فَرِيقًۭا تَقْتُلُونَ وَتَأْسِرُونَ فَرِيقًۭا ﴿٢٦﴾ وَأَوْرَثَكُمْ أَرْضَهُمْ وَدِيَـٰرَهُمْ وَأَمْوَٰلَهُمْ وَأَرْضًۭا لَّمْ تَطَـُٔوهَا ۚ وَكَانَ ٱللَّهُ عَلَىٰ كُلِّ شَىْءٍۢ قَدِيرًۭا ﴿٢٧﴾
28. O Profeet, zeg tot jouw echtgenotes: "Als jullie het wereldse leven wensen en de versieringen ervan, kom dan, dan zal ik jullie een scheidingsgift schenken en jullie op een eervolle manier laten gaan. 29. Maar als jullie (het welbehagen van) Allāh en Zijn Boodschapper wensen, en het Huis van het Hiernamaals: voorwaar, Allāh heeft voor de weldoensters onder jullie een geweldige beloning bereid."
يَـٰٓأَيُّهَا ٱلنَّبِىُّ قُل لِّأَزْوَٰجِكَ إِن كُنتُنَّ تُرِدْنَ ٱلْحَيَوٰةَ ٱلدُّنْيَا وَزِينَتَهَا فَتَعَالَيْنَ أُمَتِّعْكُنَّ وَأُسَرِّحْكُنَّ سَرَاحًۭا جَمِيلًۭا ﴿٢٨﴾ وَإِن كُنتُنَّ تُرِدْنَ ٱللَّهَ وَرَسُولَهُۥ وَٱلدَّارَ ٱلْـَٔاخِرَةَ فَإِنَّ ٱللَّهَ أَعَدَّ لِلْمُحْسِنَـٰتِ مِنكُنَّ أَجْرًا عَظِيمًۭا ﴿٢٩﴾
30. O Vrouwen van de Profeet, wie van jullie een duidelijke zedeloosheid begaat, die zal daarvoor een dubbele bestraffing ontvangen. En dat is voor Allāh gemakkelijk. 31. En wie van jullie Allāh en Zijn Booddschapper gehoorzaamt en goede werken verricht, die zullen Wij tweemaal een beloning geven. Wij hebben voor haar een edele voorziening bereid.
يَـٰنِسَآءَ ٱلنَّبِىِّ مَن يَأْتِ مِنكُنَّ بِفَـٰحِشَةٍۢ مُّبَيِّنَةٍۢ يُضَـٰعَفْ لَهَا ٱلْعَذَابُ ضِعْفَيْنِ ۚ وَكَانَ ذَٰلِكَ عَلَى ٱللَّهِ يَسِيرًۭا ﴿٣٠﴾ وَمَن يَقْنُتْ مِنكُنَّ لِلَّهِ وَرَسُولِهِۦ وَتَعْمَلْ صَـٰلِحًۭا نُّؤْتِهَآ أَجْرَهَا مَرَّتَيْنِ وَأَعْتَدْنَا لَهَا رِزْقًۭا كَرِيمًۭا ﴿٣١﴾
32. O vrouwen van de Profeet, jullie zijn zoals geen van de andere vrouwen, als jullie (Allāh) vrezen. Wees daarom niet minzaam in jullie manier van spreken waardoor degene in wiens hart een ziekte is, begeerte gaat voelen, en spreek een juist woord. 33. En blijf in jullie huizen en vertoon jullie versieringen niet zoals dat in de vroegere tijd van de onwetendheid werd gedaan. En onderhoud de ṣalāh en geef de zakāh en gehoorzaam Allāh en Zijn Boodschapper. Voorwaar, Allāh wenst slechts de onreinheid van jullie weg te nemen, O Lieden van het huis (Ahloel Bait), en jullie zo rein mogelijk te maken. 34. En herinnert jullie wat in jullie huizen wordt voorgedragen van de Verzen van Allāh en van de wijsheid. Voorwaar, Allāh is Zachtmoedig, Alwetend.
يَـٰنِسَآءَ ٱلنَّبِىِّ لَسْتُنَّ كَأَحَدٍۢ مِّنَ ٱلنِّسَآءِ ۚ إِنِ ٱتَّقَيْتُنَّ فَلَا تَخْضَعْنَ بِٱلْقَوْلِ فَيَطْمَعَ ٱلَّذِى فِى قَلْبِهِۦ مَرَضٌۭ وَقُلْنَ قَوْلًۭا مَّعْرُوفًۭا ﴿٣٢﴾ وَقَرْنَ فِى بُيُوتِكُنَّ وَلَا تَبَرَّجْنَ تَبَرُّجَ ٱلْجَـٰهِلِيَّةِ ٱلْأُولَىٰ ۖ وَأَقِمْنَ ٱلصَّلَوٰةَ وَءَاتِينَ ٱلزَّكَوٰةَ وَأَطِعْنَ ٱللَّهَ وَرَسُولَهُۥٓ ۚ إِنَّمَا يُرِيدُ ٱللَّهُ لِيُذْهِبَ عَنكُمُ ٱلرِّجْسَ أَهْلَ ٱلْبَيْتِ وَيُطَهِّرَكُمْ تَطْهِيرًۭا ﴿٣٣﴾ وَٱذْكُرْنَ مَا يُتْلَىٰ فِى بُيُوتِكُنَّ مِنْ ءَايَـٰتِ ٱللَّهِ وَٱلْحِكْمَةِ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ كَانَ لَطِيفًا خَبِيرًا ﴿٣٤﴾
35. Voorwaar, de mannen die zich hebben overgegeven (aan Allāh) en de vrouwen die zich hebben overgegeven, en de gelovige mannen en de gelovige vrouwen, en de gehoorzame mannen en de gehoorzame vrouwen, en de waarachtige mannen en de waarachtige vrouwen, en de geduldige mannen en de geduldige vrouwen, en de ootmoedige mannen en de ootmoedige vrouwen, en de bijdragen gevende mannen en de bijdragen gevende vrouwen, en de vastende mannen en de vastende vrouwen en de mannen die over hun kuisheid waken en de vrouwen die (daarover) waken, en de mannen die Allāh veelvuldig gedenken en de vrouwen die gedenken: Allāh heeft voor hen vergeving bereid en een geweldige beloning.
إِنَّ ٱلْمُسْلِمِينَ وَٱلْمُسْلِمَـٰتِ وَٱلْمُؤْمِنِينَ وَٱلْمُؤْمِنَـٰتِ وَٱلْقَـٰنِتِينَ وَٱلْقَـٰنِتَـٰتِ وَٱلصَّـٰدِقِينَ وَٱلصَّـٰدِقَـٰتِ وَٱلصَّـٰبِرِينَ وَٱلصَّـٰبِرَٰتِ وَٱلْخَـٰشِعِينَ وَٱلْخَـٰشِعَـٰتِ وَٱلْمُتَصَدِّقِينَ وَٱلْمُتَصَدِّقَـٰتِ وَٱلصَّـٰٓئِمِينَ وَٱلصَّـٰٓئِمَـٰتِ وَٱلْحَـٰفِظِينَ فُرُوجَهُمْ وَٱلْحَـٰفِظَـٰتِ وَٱلذَّٰكِرِينَ ٱللَّهَ كَثِيرًۭا وَٱلذَّٰكِرَٰتِ أَعَدَّ ٱللَّهُ لَهُم مَّغْفِرَةًۭ وَأَجْرًا عَظِيمًۭا ﴿٣٥﴾
36. En het past een gelovige man en een gelovige vrouw niet, wanneer Allāh en Zijn Boodschapper een zaak hebben besloten, om een andere keuze te maken in hun zaak. En wie Allāh en Zijn Boodschapper niet gehoorzaamt: waarlijk, hij verkeert in duidelijke dwaling.
وَمَا كَانَ لِمُؤْمِنٍۢ وَلَا مُؤْمِنَةٍ إِذَا قَضَى ٱللَّهُ وَرَسُولُهُۥٓ أَمْرًا أَن يَكُونَ لَهُمُ ٱلْخِيَرَةُ مِنْ أَمْرِهِمْ ۗ وَمَن يَعْصِ ٱللَّهَ وَرَسُولَهُۥ فَقَدْ ضَلَّ ضَلَـٰلًۭا مُّبِينًۭا ﴿٣٦﴾
37. En (gedenk) toen jij (o Mohammed) zei tot degene die door Allāh begenadigd was en aan wie jij genade had gegeven: "Hou jouw echtgenote bij jou, en vrees Allāh." Toen jij in je hart verborgen hield wat Allāh openbaar wilde maken, en jij de mensen vreesde, terwijl Allāh er meer recht op had dat je Hem vreesde. Toen Zaid geen behoefte meer aan haar had, toen hebben Wij jou met haar gehuwd, zodat er voor de gelovigen geen belemmering zou bestaan met betrekking tot de (voormalige) vrouwen van hun aangenomen kinderen, wanneer zij geen behoefte meer aan hen hebben. En het bevel van Allāh wordt uitgevoerd. 38. Er is voor de Profeet geen probleem in wat Allāh hem verplicht heeft. Dat is de handelwijze van Allāh zoals die reeds gold voor de voorafgaanden (Profeten). En het bevel van Allāh is een vaststaande beschikking. 39. (Zij waren) degenen die de Boodschappen van Allāh verkondigden en die Hem vreesden en die niemand vreesden dan Allāh. En Allāh is voldoende als Berekenaar. 40. Mohammed is niet de vader van één van jullie mannen, maar hij is de Boodschapper van Allāh en de laatste van de profeten. En Allāh is Alwetend over alle zaken.
وَإِذْ تَقُولُ لِلَّذِىٓ أَنْعَمَ ٱللَّهُ عَلَيْهِ وَأَنْعَمْتَ عَلَيْهِ أَمْسِكْ عَلَيْكَ زَوْجَكَ وَٱتَّقِ ٱللَّهَ وَتُخْفِى فِى نَفْسِكَ مَا ٱللَّهُ مُبْدِيهِ وَتَخْشَى ٱلنَّاسَ وَٱللَّهُ أَحَقُّ أَن تَخْشَىٰهُ ۖ فَلَمَّا قَضَىٰ زَيْدٌۭ مِّنْهَا وَطَرًۭا زَوَّجْنَـٰكَهَا لِكَىْ لَا يَكُونَ عَلَى ٱلْمُؤْمِنِينَ حَرَجٌۭ فِىٓ أَزْوَٰجِ أَدْعِيَآئِهِمْ إِذَا قَضَوْا۟ مِنْهُنَّ وَطَرًۭا ۚ وَكَانَ أَمْرُ ٱللَّهِ مَفْعُولًۭا ﴿٣٧﴾ مَّا كَانَ عَلَى ٱلنَّبِىِّ مِنْ حَرَجٍۢ فِيمَا فَرَضَ ٱللَّهُ لَهُۥ ۖ سُنَّةَ ٱللَّهِ فِى ٱلَّذِينَ خَلَوْا۟ مِن قَبْلُ ۚ وَكَانَ أَمْرُ ٱللَّهِ قَدَرًۭا مَّقْدُورًا ﴿٣٨﴾ ٱلَّذِينَ يُبَلِّغُونَ رِسَـٰلَـٰتِ ٱللَّهِ وَيَخْشَوْنَهُۥ وَلَا يَخْشَوْنَ أَحَدًا إِلَّا ٱللَّهَ ۗ وَكَفَىٰ بِٱللَّهِ حَسِيبًۭا ﴿٣٩﴾ مَّا كَانَ مُحَمَّدٌ أَبَآ أَحَدٍۢ مِّن رِّجَالِكُمْ وَلَـٰكِن رَّسُولَ ٱللَّهِ وَخَاتَمَ ٱلنَّبِيِّـۧنَ ۗ وَكَانَ ٱللَّهُ بِكُلِّ شَىْءٍ عَلِيمًۭا ﴿٤٠﴾
41. O jullie die geloven, gedenk Allāh veelvuldig! 42. En prijs Zijn Glorie in de ochtend en in de avond. 43. Hij is Degene die jullie barmhartigheid schenkt en Zijn engelen (smeken om vergeving voor jullie), opdat Hij jullie uit de duisternissen naar het licht zal brengen, en Hij is voor de gelovigen Meest Barmhartig. 44. Hun begroeting op de Dag van de ontmoeting met Hem is: "Salām (vrede)!". En Hij heeft voor hen een edele beloning bereid.
يَـٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ ٱذْكُرُوا۟ ٱللَّهَ ذِكْرًۭا كَثِيرًۭا ﴿٤١﴾ وَسَبِّحُوهُ بُكْرَةًۭ وَأَصِيلًا ﴿٤٢﴾ هُوَ ٱلَّذِى يُصَلِّى عَلَيْكُمْ وَمَلَـٰٓئِكَتُهُۥ لِيُخْرِجَكُم مِّنَ ٱلظُّلُمَـٰتِ إِلَى ٱلنُّورِ ۚ وَكَانَ بِٱلْمُؤْمِنِينَ رَحِيمًۭا ﴿٤٣﴾ تَحِيَّتُهُمْ يَوْمَ يَلْقَوْنَهُۥ سَلَـٰمٌۭ ۚ وَأَعَدَّ لَهُمْ أَجْرًۭا كَرِيمًۭا ﴿٤٤﴾
45. O Profeet, voorwaar, Wij hebben jou gezonden als een getuige en als een brenger van goed nieuws en als een waarschuwer. 46. En als een oproeper tot Allāh, met Zijn toestemming, en als een verlichtende lamp. 47. En verkondig de gelovigen het goede nieuws: dat er voer hen een grote gunst is van Allāh. 48. En gehoorzaam de ongelovigen en de huichelaars niet en schenk geen aandacht aan hun kwelling. En vertrouw op Allāh. En Allāh is voldoende als Beschermer.
يَـٰٓأَيُّهَا ٱلنَّبِىُّ إِنَّآ أَرْسَلْنَـٰكَ شَـٰهِدًۭا وَمُبَشِّرًۭا وَنَذِيرًۭا ﴿٤٥﴾ وَدَاعِيًا إِلَى ٱللَّهِ بِإِذْنِهِۦ وَسِرَاجًۭا مُّنِيرًۭا ﴿٤٦﴾ وَبَشِّرِ ٱلْمُؤْمِنِينَ بِأَنَّ لَهُم مِّنَ ٱللَّهِ فَضْلًۭا كَبِيرًۭا ﴿٤٧﴾ وَلَا تُطِعِ ٱلْكَـٰفِرِينَ وَٱلْمُنَـٰفِقِينَ وَدَعْ أَذَىٰهُمْ وَتَوَكَّلْ عَلَى ٱللَّهِ ۚ وَكَفَىٰ بِٱللَّهِ وَكِيلًۭا ﴿٤٨﴾
49. O jullie die geloven, wanner jullie de gelovige vrouwen hebben gehuwd en daarna van hen scheiden, voordat jullie hen hebben aangerakt, dan is er voor jullie geen plicht om hen een wachtperiode in acht te laten nemen. Geef hun dan een geschenk en laat hen op een eervolle wijze gaan.
يَـٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوٓا۟ إِذَا نَكَحْتُمُ ٱلْمُؤْمِنَـٰتِ ثُمَّ طَلَّقْتُمُوهُنَّ مِن قَبْلِ أَن تَمَسُّوهُنَّ فَمَا لَكُمْ عَلَيْهِنَّ مِنْ عِدَّةٍۢ تَعْتَدُّونَهَا ۖ فَمَتِّعُوهُنَّ وَسَرِّحُوهُنَّ سَرَاحًۭا جَمِيلًۭا ﴿٤٩﴾
50. O Profeet, voorwaar, Wij hebben jou jouw echtgenotes die jij hun bruidschat hebt gegeven toegestaan, en de slavinnen waar jij over beschikt van wat Allāh voor jou heeft aangewezen; en de dochters van jouw oom en de dochters van jouw tantes van vaderszijde; en de dochters van jouw oom van moederszijde en de dochters van jouw tantes van moederszijde. En (ook) zij die met jou zijn uitgeweken, en de gelovige vrouw die zichzelf aan de Profeet heeft geschonken, als de Profeet haar wenst te huwen, als een uitzondering voor jouzelf, die niet geldt voor de gelovigen. Voorzeker, Wij weten wat Wij hen verplicht hebben met betrekking tot hun echtgenotes en waar hun rechterhand over beschikt, opdat er voor jou geen moeilijkheid zal zijn. En Allāh is Vergevingsgezind, Meest Barmhartig.
يَـٰٓأَيُّهَا ٱلنَّبِىُّ إِنَّآ أَحْلَلْنَا لَكَ أَزْوَٰجَكَ ٱلَّـٰتِىٓ ءَاتَيْتَ أُجُورَهُنَّ وَمَا مَلَكَتْ يَمِينُكَ مِمَّآ أَفَآءَ ٱللَّهُ عَلَيْكَ وَبَنَاتِ عَمِّكَ وَبَنَاتِ عَمَّـٰتِكَ وَبَنَاتِ خَالِكَ وَبَنَاتِ خَـٰلَـٰتِكَ ٱلَّـٰتِى هَاجَرْنَ مَعَكَ وَٱمْرَأَةًۭ مُّؤْمِنَةً إِن وَهَبَتْ نَفْسَهَا لِلنَّبِىِّ إِنْ أَرَادَ ٱلنَّبِىُّ أَن يَسْتَنكِحَهَا خَالِصَةًۭ لَّكَ مِن دُونِ ٱلْمُؤْمِنِينَ ۗ قَدْ عَلِمْنَا مَا فَرَضْنَا عَلَيْهِمْ فِىٓ أَزْوَٰجِهِمْ وَمَا مَلَكَتْ أَيْمَـٰنُهُمْ لِكَيْلَا يَكُونَ عَلَيْكَ حَرَجٌۭ ۗ وَكَانَ ٱللَّهُ غَفُورًۭا رَّحِيمًۭا ﴿٥٠﴾
51. Jij mag uitstel geven aan wie van hen jij wenst en jij mag tot jou nemen wie jij wenst. En naar wie jouw hart uitgaat van hen van wie jij afstand hebt genomen; er is voor jou geen zonde in. Dat is de verkoeling der ogen meer nabij. Laten zij dan niet treuren en laten zij tevreden zijn met wat jij hen allen hebt gegeven. En Allāh kent wat in jullie harten is. En Allāh is Alwetend, Zachtmoedig.
تُرْجِى مَن تَشَآءُ مِنْهُنَّ وَتُـْٔوِىٓ إِلَيْكَ مَن تَشَآءُ ۖ وَمَنِ ٱبْتَغَيْتَ مِمَّنْ عَزَلْتَ فَلَا جُنَاحَ عَلَيْكَ ۚ ذَٰلِكَ أَدْنَىٰٓ أَن تَقَرَّ أَعْيُنُهُنَّ وَلَا يَحْزَنَّ وَيَرْضَيْنَ بِمَآ ءَاتَيْتَهُنَّ كُلُّهُنَّ ۚ وَٱللَّهُ يَعْلَمُ مَا فِى قُلُوبِكُمْ ۚ وَكَانَ ٱللَّهُ عَلِيمًا حَلِيمًۭا ﴿٥١﴾
52. Daarna (o Mohammed), zijn de (andere) vrouwen niet toegestaan en ook niet dat jij hen vervangt door (andere) echtgenotes, ook al wordt jij aangetrokken door hun schoonheid, behalve de slavinnen waar jij over beschikt. En Allāh waakt over alle zaken.
لَّا يَحِلُّ لَكَ ٱلنِّسَآءُ مِنۢ بَعْدُ وَلَآ أَن تَبَدَّلَ بِهِنَّ مِنْ أَزْوَٰجٍۢ وَلَوْ أَعْجَبَكَ حُسْنُهُنَّ إِلَّا مَا مَلَكَتْ يَمِينُكَ ۗ وَكَانَ ٱللَّهُ عَلَىٰ كُلِّ شَىْءٍۢ رَّقِيبًۭا ﴿٥٢﴾
53. O jullie die geloven, ga de huizen van de Profeet niet binnen, behalve als jullie toestemming is gegeven om er te eten, zonder er de etenstijd af te wachten. Maar wanneer jullie worden uitgenodigd, ga er dan naar binnen, en wanneer jullie dan hebben gegeten, verspreidt jullie dan. En blijf niet met elkaar zitten praten. Dat zou lastig voor de Profeet zijn en hij zou in verlegenheid gebracht worden. Allāh schaamt zich niet voor de waarheid. En wanneer jullie hun (de vrouwen van de Profeet) om iets vragen, vraag het dan van achter de afscheiding. Dat is reiner voor jullie harten en voor hun harten. En jullie mogen de Boodschapper van Allāh niet kwetsen en jullie mogen nooit na hem één van zijn echtgenotes huwen. Voorwaar, dat is bij Allāh een grote zonde. 54. Of jullie iets openlijk doen, of het verbergen: voorwaar, Allāh is Alwetend over alle zaken. 55. Het is geen zonde voor hen (vrouwen van de Profeet) om met hun vaders, hun zonen, hun broeders, de zonen van hun broeders, de zonen van hun zusters en hun vrouwen, en met de slavinnen waar zij over beschikken (om zonder gebruikmaking van een afscherming tot anderen te spreken). En vrees Allāh. Voorwaar, Allāh is getuige over alle zaken.
يَـٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ لَا تَدْخُلُوا۟ بُيُوتَ ٱلنَّبِىِّ إِلَّآ أَن يُؤْذَنَ لَكُمْ إِلَىٰ طَعَامٍ غَيْرَ نَـٰظِرِينَ إِنَىٰهُ وَلَـٰكِنْ إِذَا دُعِيتُمْ فَٱدْخُلُوا۟ فَإِذَا طَعِمْتُمْ فَٱنتَشِرُوا۟ وَلَا مُسْتَـْٔنِسِينَ لِحَدِيثٍ ۚ إِنَّ ذَٰلِكُمْ كَانَ يُؤْذِى ٱلنَّبِىَّ فَيَسْتَحْىِۦ مِنكُمْ ۖ وَٱللَّهُ لَا يَسْتَحْىِۦ مِنَ ٱلْحَقِّ ۚ وَإِذَا سَأَلْتُمُوهُنَّ مَتَـٰعًۭا فَسْـَٔلُوهُنَّ مِن وَرَآءِ حِجَابٍۢ ۚ ذَٰلِكُمْ أَطْهَرُ لِقُلُوبِكُمْ وَقُلُوبِهِنَّ ۚ وَمَا كَانَ لَكُمْ أَن تُؤْذُوا۟ رَسُولَ ٱللَّهِ وَلَآ أَن تَنكِحُوٓا۟ أَزْوَٰجَهُۥ مِنۢ بَعْدِهِۦٓ أَبَدًا ۚ إِنَّ ذَٰلِكُمْ كَانَ عِندَ ٱللَّهِ عَظِيمًا ﴿٥٣﴾ إِن تُبْدُوا۟ شَيْـًٔا أَوْ تُخْفُوهُ فَإِنَّ ٱللَّهَ كَانَ بِكُلِّ شَىْءٍ عَلِيمًۭا ﴿٥٤﴾ لَّا جُنَاحَ عَلَيْهِنَّ فِىٓ ءَابَآئِهِنَّ وَلَآ أَبْنَآئِهِنَّ وَلَآ إِخْوَٰنِهِنَّ وَلَآ أَبْنَآءِ إِخْوَٰنِهِنَّ وَلَآ أَبْنَآءِ أَخَوَٰتِهِنَّ وَلَا نِسَآئِهِنَّ وَلَا مَا مَلَكَتْ أَيْمَـٰنُهُنَّ ۗ وَٱتَّقِينَ ٱللَّهَ ۚ إِنَّ ٱللَّهَ كَانَ عَلَىٰ كُلِّ شَىْءٍۢ شَهِيدًا ﴿٥٥﴾
56. Voorwaar, Allāh geeft barmhartigheid en Zijn engelen smeken om vergeving voor de Profeet. O jullie die geloven, spreek om genade voor hem en spreek de vredewens over hem uit.
إِنَّ ٱللَّهَ وَمَلَـٰٓئِكَتَهُۥ يُصَلُّونَ عَلَى ٱلنَّبِىِّ ۚ يَـٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ صَلُّوا۟ عَلَيْهِ وَسَلِّمُوا۟ تَسْلِيمًا ﴿٥٦﴾
57. Voorwaar, degenen die Allāh en Zijn Boodschapper beledigen: Allāh zal hen vervloeken in deze wereld en in het Hiernamaals en Hij zal voor hen een vernederende bestraffing bereiden. 58. En degenen die de gelovige mannen en de gelovige vrouwen kwetsen, zonder dat zij iets (slechts) hebben verricht: voorzeker, zij hebben laster en een duidelijke zonde op zich geladen.
إِنَّ ٱلَّذِينَ يُؤْذُونَ ٱللَّهَ وَرَسُولَهُۥ لَعَنَهُمُ ٱللَّهُ فِى ٱلدُّنْيَا وَٱلْـَٔاخِرَةِ وَأَعَدَّ لَهُمْ عَذَابًۭا مُّهِينًۭا ﴿٥٧﴾ وَٱلَّذِينَ يُؤْذُونَ ٱلْمُؤْمِنِينَ وَٱلْمُؤْمِنَـٰتِ بِغَيْرِ مَا ٱكْتَسَبُوا۟ فَقَدِ ٱحْتَمَلُوا۟ بُهْتَـٰنًۭا وَإِثْمًۭا مُّبِينًۭا ﴿٥٨﴾
59. O Profeet, zeg tot jouw echtgenotes en tot jouw dochters en tot de vrouwen van de gelovigen dat zij hun overkleden (djilbāb) over zich heen laten hangen. Op die manier is het gemakkelijker om hen te herkennen en worden zij niet lastig gevallen. En Allāh is Vergevingsgezind, Meest Barmhartig.
يَـٰٓأَيُّهَا ٱلنَّبِىُّ قُل لِّأَزْوَٰجِكَ وَبَنَاتِكَ وَنِسَآءِ ٱلْمُؤْمِنِينَ يُدْنِينَ عَلَيْهِنَّ مِن جَلَـٰبِيبِهِنَّ ۚ ذَٰلِكَ أَدْنَىٰٓ أَن يُعْرَفْنَ فَلَا يُؤْذَيْنَ ۗ وَكَانَ ٱللَّهُ غَفُورًۭا رَّحِيمًۭا ﴿٥٩﴾
60. Als de huichelaars, en degenen in wier harten een ziekte is, en de lasteraars in Medina, niet ophouden, dan zullen Wij jou tegen hen maatregelen laten nemen. Daarna zullen zij daar niet jouw buren zijn, behalve even. 61. Vervloekten zijn zij. Waar zij ook worden aangetroffen: grijp hen en dood hen. 62. Als de handelwijze van Allāh met de voorafgaanden. En jij zal in de handelwijze van Allāh nooit een verandering aantreffen.
لَّئِن لَّمْ يَنتَهِ ٱلْمُنَـٰفِقُونَ وَٱلَّذِينَ فِى قُلُوبِهِم مَّرَضٌۭ وَٱلْمُرْجِفُونَ فِى ٱلْمَدِينَةِ لَنُغْرِيَنَّكَ بِهِمْ ثُمَّ لَا يُجَاوِرُونَكَ فِيهَآ إِلَّا قَلِيلًۭا ﴿٦٠﴾ مَّلْعُونِينَ ۖ أَيْنَمَا ثُقِفُوٓا۟ أُخِذُوا۟ وَقُتِّلُوا۟ تَقْتِيلًۭا ﴿٦١﴾ سُنَّةَ ٱللَّهِ فِى ٱلَّذِينَ خَلَوْا۟ مِن قَبْلُ ۖ وَلَن تَجِدَ لِسُنَّةِ ٱللَّهِ تَبْدِيلًۭا ﴿٦٢﴾
63. De mensen vragen jou over het Uur. Zeg: "Voorwaar, kennis daarover berust slechts bij Allāh." En hoe kan jij dat weten? Misschien is het Uur al nabij.
يَسْـَٔلُكَ ٱلنَّاسُ عَنِ ٱلسَّاعَةِ ۖ قُلْ إِنَّمَا عِلْمُهَا عِندَ ٱللَّهِ ۚ وَمَا يُدْرِيكَ لَعَلَّ ٱلسَّاعَةَ تَكُونُ قَرِيبًا ﴿٦٣﴾
64. Voorwaar, Allāh heeft de ongelovigen vervloekt en voor hen een laaiend vuur bereid. 65. Eeuwig levenden zijn zij daarin voor altijd. Zij zullen geen beschermers en geen helpers vinden. 66. Op de Dag waarop hun gezichten zullen worden rondgedraaid in de Hel zeggen zij: "Hadden wij Allāh maar gehoorzaamd en hadden wij de Boodschapper maar gehoorzaamd." 67. En zij zeggen: "Onze Heer, voorwaar, wij gehoorzaamden onze leiders en onze vooraanstaanden, waarop zij ons van de weg deden afdwalen. 68. Onze Heer, tref hen met het dubbele van de bestraffing en vervloek hen met een grote vervloeking."
إِنَّ ٱللَّهَ لَعَنَ ٱلْكَـٰفِرِينَ وَأَعَدَّ لَهُمْ سَعِيرًا ﴿٦٤﴾ خَـٰلِدِينَ فِيهَآ أَبَدًۭا ۖ لَّا يَجِدُونَ وَلِيًّۭا وَلَا نَصِيرًۭا ﴿٦٥﴾ يَوْمَ تُقَلَّبُ وُجُوهُهُمْ فِى ٱلنَّارِ يَقُولُونَ يَـٰلَيْتَنَآ أَطَعْنَا ٱللَّهَ وَأَطَعْنَا ٱلرَّسُولَا۠ ﴿٦٦﴾ وَقَالُوا۟ رَبَّنَآ إِنَّآ أَطَعْنَا سَادَتَنَا وَكُبَرَآءَنَا فَأَضَلُّونَا ٱلسَّبِيلَا۠ ﴿٦٧﴾ رَبَّنَآ ءَاتِهِمْ ضِعْفَيْنِ مِنَ ٱلْعَذَابِ وَٱلْعَنْهُمْ لَعْنًۭا كَبِيرًۭا ﴿٦٨﴾
69. O jullie die geloven, wees niet zoals degenen die Mozes kwetsten. Allāh verklaarde hem onschuldig aan wat zij zeiden. En hij staat bij Allāh in hoog aanzien. 70. O jullie die geloven, vrees Allāh en spreek het ware woord. 71. Hij (Allāh) zal jullie goede daden aanvaarden en jullie je zonden vergeven. En wie Allāh en Zijn Boodschapper gehoorzaamt: waarlijk, die heeft een geweldige triomf behaald.
يَـٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ لَا تَكُونُوا۟ كَٱلَّذِينَ ءَاذَوْا۟ مُوسَىٰ فَبَرَّأَهُ ٱللَّهُ مِمَّا قَالُوا۟ ۚ وَكَانَ عِندَ ٱللَّهِ وَجِيهًۭا ﴿٦٩﴾ يَـٰٓأَيُّهَا ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ ٱتَّقُوا۟ ٱللَّهَ وَقُولُوا۟ قَوْلًۭا سَدِيدًۭا ﴿٧٠﴾ يُصْلِحْ لَكُمْ أَعْمَـٰلَكُمْ وَيَغْفِرْ لَكُمْ ذُنُوبَكُمْ ۗ وَمَن يُطِعِ ٱللَّهَ وَرَسُولَهُۥ فَقَدْ فَازَ فَوْزًا عَظِيمًا ﴿٧١﴾
72. Voorwaar, Wij hebben de amānah (godsdienstige plichten) aan de hemelen en de aarde en de bergen aangeboden, maar zij weigerden deze te dragen en zij waren er beducht voor, maar de mens nam deze op zich. Voorwaar, hij is onrechtvaardig en onwetend. 73. (De amānah werd hen aangeboden) opdat Allāh de huichelaars en de huichelaarsters en de veelgodenaanbidders en de veelgodenaanbidsters zal bestraffen. En Allāh aanvaardt het berouw van de gelovige mannen en de gelovige vrouwen. En Allāh is Vergevingsgezind en Meest Barmhartig.
إِنَّا عَرَضْنَا ٱلْأَمَانَةَ عَلَى ٱلسَّمَـٰوَٰتِ وَٱلْأَرْضِ وَٱلْجِبَالِ فَأَبَيْنَ أَن يَحْمِلْنَهَا وَأَشْفَقْنَ مِنْهَا وَحَمَلَهَا ٱلْإِنسَـٰنُ ۖ إِنَّهُۥ كَانَ ظَلُومًۭا جَهُولًۭا ﴿٧٢﴾ لِّيُعَذِّبَ ٱللَّهُ ٱلْمُنَـٰفِقِينَ وَٱلْمُنَـٰفِقَـٰتِ وَٱلْمُشْرِكِينَ وَٱلْمُشْرِكَـٰتِ وَيَتُوبَ ٱللَّهُ عَلَى ٱلْمُؤْمِنِينَ وَٱلْمُؤْمِنَـٰتِ ۗ وَكَانَ ٱللَّهُ غَفُورًۭا رَّحِيمًۢا ﴿٧٣﴾
NOTEER:

De Nederlandse vertaling van de Koran wordt slechts gezien als een beste poging om de correcte interpretatie van de betekenis over te brengen. Voor een oppervlakkig beeld is dit voldoende, maar voor een dieper begrip dient men de Koran zelf te raadplegen (d.w.z. het Arabisch).

LET OP: Vertaling bevat nog een aantal fouten! S.v.p. controleren en fouten mailen naar: info (apenstaartje) bijbelhoek.nl.

Abonneer op onze nieuwsbrief!