De Koran

111 ١١١

Deze Mekkaanse soera is een waarschuwing aan Abōe Lahab (letterlijk, Vader van Vlammen), die een oom van de Profeet (ﷺ) was. Zowel Abōe Lahab als zijn vrouw Oem Djamīel misbruikten de Profeet (ﷺ) en ontkenden de Enige Ware God, die wordt beschreven in de volgende soera.

In de naam van Allāh, de Meest Barmhartige, de Meest Genadevolle.
1. Vernietigd zijn de handen van Abōe Lahab en vernietigd is hij. 2. Zijn bezit en wat hij voortbracht, baat hem niet. 3. Hij zal een vuur van vlammen (de Hel) binnengaan. 4. En ook zijn vrouw, aandraagster van brandhout. 5. Om haar nek een touw van vezels.
تَبَّتْ يَدَآ أَبِى لَهَبٍۢ وَتَبَّ ﴿١﴾ مَآ أَغْنَىٰ عَنْهُ مَالُهُۥ وَمَا كَسَبَ ﴿٢﴾ سَيَصْلَىٰ نَارًۭا ذَاتَ لَهَبٍۢ ﴿٣﴾ وَٱمْرَأَتُهُۥ حَمَّالَةَ ٱلْحَطَبِ ﴿٤﴾ فِى جِيدِهَا حَبْلٌۭ مِّن مَّسَدٍۭ ﴿٥﴾
NOTEER:

De Nederlandse vertaling van de Koran wordt slechts gezien als een beste poging om de correcte interpretatie van de betekenis over te brengen. Voor een oppervlakkig beeld is dit voldoende, maar voor een dieper begrip dient men de Koran zelf te raadplegen (d.w.z. het Arabisch).

LET OP: Vertaling bevat nog een aantal fouten! S.v.p. controleren en fouten mailen naar: info (apenstaartje) bijbelhoek.nl.

Abonneer op onze nieuwsbrief!